ECLI:NL:RBAMS:2022:5814

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
AMS 22/2407
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) voor taxichauffeur op basis van strafbare feiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) voor de functie van taxichauffeur behandeld. De minister voor Rechtsbescherming heeft op 18 november 2021 de aanvraag afgewezen, omdat eiser binnen de terugkijktermijn van vijf jaar meerdere keren met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 behandeld en komt tot de conclusie dat de afwijzing van de VOG terecht is. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag om afgifte van de VOG mocht weigeren, gezien de strafbare feiten die eiser heeft gepleegd, waaronder drugshandel en rijden onder invloed. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich positief heeft ontwikkeld en dat het tijdsverloop sinds zijn laatste strafbare feit in zijn voordeel moet worden meegewogen. Echter, de rechtbank stelt vast dat eiser slechts een korte periode in volledige vrijheid heeft doorgebracht na zijn veroordeling en dat het aantal gepleegde strafbare feiten niet gering is. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiser is uitgevallen en dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de VOG te weigeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/2407

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. K. Cras)
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Spekreijse).

Inleiding

1. In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) voor de functie van taxichauffeur.
1.1
Verweerder heeft met zijn besluit van 18 november 2021 de aanvraag afgewezen omdat na onderzoek is gebleken dat eiser binnen de terugkijktermijn van vijf jaar verschillende keren met justitie in aanraking is gekomen wegens meerdere delicten en dat deze strafbare feiten een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om toch over te gaan tot afgifte van de gevraagde VOG.
1.2
In het besluit van 18 maart 2022 op het bezwaar van eiser, heeft verweerder de afwijzing van zijn aanvraag gehandhaafd.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Op zitting is [de persoon] verschenen als waarnemer van de gemachtigde van eiser. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft de aanvraag om afgifte van een VOG mogen weigeren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) blijkt dat over eiser verschillende strafbare feiten zijn vermeld. Het gaat om:
- Drugshandel, meerdere malen gepleegd. Eiser is hiervoor op 8 februari 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden op 23 februari 2019. Op 9 juli 2020 is eiser voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van 365 dagen. Deze proeftijd is geëindigd op 23 augustus 2021;
- Het rijden onder invloed. Eiser is hiervoor op 17 mei 2018 in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 425,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Deze proeftijd is geëindigd op 24 januari 2021. Deze uitspraak is op 24 januari 2019 onherroepelijk geworden. Aan eiser was bij strafbeschikking van 27 maart 2017 al eerder een werkstraf opgelegd voor de duur van 50 uren wegens rijden onder invloed; en
- Het niet voldoen aan de rijbewijsplicht. Eiser is hiervoor op 4 oktober 2016 in eerste aanleg en op 16 juni 2017 in hoger beroep veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, en een voorwaardelijke hechtenis van 4 weken met een proeftijd van twee jaren. Deze proeftijd is geëindigd op 1 juli 2017. Deze uitspraak is op 1 juli 2017 onherroepelijk geworden. Op 13 juni 2017 is eiser opnieuw voor het niet voldoen aan de rijbewijsplicht met de politie in aanraking gekomen. Deze zaak staat nog open.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat voldaan is aan het objectieve criterium. De justitiële gegevens die zijn aangetroffen in het JDS vormen immers, als deze worden herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur. Tussen partijen is enkel in geschil of verweerder een juiste beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van het subjectieve criterium. Het subjectieve criterium betreft de beoordeling of de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat toch een VOG moet worden afgegeven. [1] Heeft verweerder ten onrechte de belangenafweging onder het subjectieve criterium in het nadeel van eiser laten uitvallen?
6.
Eiser voert aan dat verweerder, gelet op alle omstandigheden onder het subjectieve criterium, ten onrechte de belangenafweging niet in het voordeel van eiser heeft laten uitvallen. Er is namelijk sprake van een beperkt recidive risico en het tijdsverloop sinds het laatst gepleegde strafbare feit moet volgens eiser in zijn voordeel meewegen. Deze bedraagt namelijk twee jaar en sinds de pleegdatum is de verstreken tijd nog langer. Ten aanzien van het drugsfeit is buiten de terugkijktermijn geen sprake van recidive. Er heeft ook geen recidive plaatsgevonden sinds de pleegdatum van het laatste verkeersdelict. Eiser heeft zich positief ontwikkeld en gebruikt al twee en een half jaar geen alcohol meer. Hij heeft sinds augustus 2020 weer de beschikking gekregen over zijn rijbewijs. Eiser vindt bovendien dat zijn persoonlijke belangen bij afgifte van een VOG onvoldoende zijn meegenomen door verweerder. Eiser kan geen zwaar werk meer verrichten en zijn kansen om werkzaam te zijn in een andere functie dan die van taxichauffeur zijn zeer beperkt. Eiser is al 54 jaar oud en voor andere (chauffeurs)functies is ook een VOG vereist. Met de verzochte VOG kan hij direct bij Uber aan de slag en kan hij uit de bijstand.
6.1
Ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium, kan verweerder toch overgaan tot verstrekking van de VOG als het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het vastgestelde risico voor de samenleving. [2] Verweerder heeft hierbij beoordelingsruimte en de rechtbank toetst het besluit van verweerder dan ook terughoudend. In de belangenafweging wordt in ieder geval rekening gehouden met de manier van afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
6.2
Verweerder heeft in dit geval minder gewicht mogen toekennen aan het belang dat eiser heeft bij het verstrekken van de VOG dan aan het risico voor de samenleving dat bij de beoordeling van het objectieve criterium is vastgesteld. Verweerder heeft groot belang mogen hechten aan het feit dat eiser een groot deel van de tijd na zijn veroordeling niet in (volledige) vrijheid heeft doorgebracht. Eiser heeft van 23 februari 2019 tot 23 augustus 2020 in detentie gezeten en sindsdien tot het bestreden besluit op 18 maart 2022 is nog maar een korte periode verstreken. Daardoor heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser nog niet voor een langere periode heeft kunnen laten zien dat hij niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, en weer naar behoren heeft kunnen deelnemen aan de samenleving. [3] Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat, ook gelet op de proeftijd die van kracht was tot 23 augustus 2021, het tijdsverloop nog te kort is - en bovendien niet in volledige vrijheid is doorgebracht - om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Eiser heeft na zijn veroordeling namelijk slechts zeven maanden in volledige vrijheid doorgebracht. Ook heeft verweerder in het nadeel van eiser mogen laten wegen dat het aantal gepleegde strafbare feiten niet gering is en slecht te verenigen is met de door eiser beoogde functie van taxichauffeur. Bovendien zijn de strafbare feiten niet licht afgedaan. Zo is eiser bijvoorbeeld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden voor een drugsdelict.
6.3
Eisers betoog dat hij tijdens zijn detentie en daarna een positieve ontwikkeling heeft laten zien, al geruime tijd geen alcohol meer drinkt en weer de beschikking heeft gekregen over zijn rijbewijs, maken het voorgaande niet anders. Verweerder heeft deze omstandigheden in het kader van de belangenafweging in zijn afweging betrokken en ook eisers persoonlijke belangen bij afgifte van een VOG meegewogen, waaronder dat hij door de weigering van afgifte van een VOG de door hem gewenste functie nog niet kan uitoefenen. Verweerder heeft desondanks in redelijkheid van eiser kunnen verlangen dat hij over een langere periode, juist ook na volledig in vrijheid te zijn gesteld, laat zien dat hij zich onthoudt van strafbare gedragingen voordat hij in aanmerking komt voor een VOG. [4] Eisers stelling dat het voor hem lastig is een andere functie uit te oefenen dan die van taxichauffeur, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat taxichauffeur het enige beroep is waarmee hij een inkomen kan genereren. Bovendien heeft eiser nooit eerder als taxichauffeur gewerkt. Hoewel de rechtbank begrijpt dat voor andere functies ook een VOG kan zijn vereist, wil dat niet zeggen dat eiser daar bij voorbaat niet voor in aanmerking zal kunnen komen.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante omstandigheden bij de belangenafweging betrokken. Dat verweerder een ander gewicht aan deze omstandigheden toekent, betekent niet dat de belangenafweging onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt en dat de weigering van de VOG niet evident disproportioneel is. De door verweerder gemaakte belangenafweging betekent niet dat eiser nooit meer in aanmerking kan komen voor een VOG voor de functie van taxichauffeur. Bij een eventuele nieuwe aanvraag moeten alle feiten en omstandigheden meegewogen worden, waaronder het verdere tijdsverloop.
Conclusie
7. Verweerder heeft de gevraagde VOG mogen weigeren. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (Beleidsregels).
2.Zie paragraaf 3.3 van de Beleidsregels, Stcrt. 2017, 68620.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1601.
4.Zie noot 3.