ECLI:NL:RBAMS:2022:5833

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
AMS 22/757
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de redelijke termijn voor het aanschaffen van parkeerrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 31 december 2021 was opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat eiseres haar auto had geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen. Eiseres stelde dat zij na het parkeren naar haar werk was gelopen en daar een dagkaart had aangeschaft, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet binnen een redelijke termijn had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat een parkeerder een redelijke termijn moet krijgen om de parkeermeter te gebruiken of een parkeerrecht aan te schaffen, maar dat eiseres niet continu bezig was met uitvoeringshandelingen gericht op het betalen van het parkeergeld. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Zwolle, eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam (de heffingsambtenaar),

gemachtigde: G.M. Plukker-Klein Meuleman.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 februari 2022. Met deze uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 31 december 2021 ongegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag aan eiseres opgelegd omdat een parkeercontroleur op 31 december 2021 heeft vastgesteld dat de auto van eiseres met kenteken [kenteken] om [tijdstip 1] uur geparkeerd stond op het [locatie] ter hoogte van nummer [nummer] zonder dat daarvoor parkeerbelasting was betaald.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

1. Niet in geschil is dat de auto van eiseres op de in de naheffingsaanslag vermelde datum, tijdstip en locatie geparkeerd stond.
2. Eiseres voert aan dat zij na het parkeren naar haar werk is gelopen en daar met haar computer een dagkaart heeft aangeschaft. Ze kon geen dagkaart bestellen en betalen via haar mobiele telefoon. Ze heeft dat meerdere keren geprobeerd, maar het werkte simpelweg niet op haar telefoon. Uit het feit dat zij een dagkaart heeft aangeschaft, blijkt wel dat geen sprake was van onwil.
3. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat eiseres pas om [tijdstip 2] uur, 19 minuten nadat de naheffingsaanslag is opgelegd, een dagkaart heeft aangeschaft, terwijl de loopafstand tussen de parkeerplek en haar werk slechts 5 minuten is. Volgens de heffingsambtenaar valt dat niet meer onder een uitvoeringshandeling.
4. De rechtbank overweegt als volgt. De parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren. [1] Volgens vaste rechtspraak moet een parkeerder een redelijke termijn worden gegund die nodig is om de parkeerapparatuur in werking te stellen of een parkeerrecht aan te schaffen. [2] Tijdens die termijn moet de parkeerder steeds bezig zijn met uitvoeringshandelingen die zijn gericht op het betalen van het parkeergeld.
5. Vast staat dat eiseres haar dagkaart heeft aangeschaft om [tijdstip 2] uur. Dat is 19 minuten nadat de parkeercontroleur had geconstateerd dat de auto van eiseres stond geparkeerd op het [locatie] ter hoogte van nummer [locatie] . Op de zitting heeft eiseres verklaard dat zij na het parkeren van haar auto naar haar werk is gelopen, haar jas heeft uitgedaan, even naar het toilet is geweest, koffie heeft ingeschonken, haar computer heeft opgestart en daarna de dagkaart heeft aangeschaft. Uit deze gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres niet steeds bezig is geweest met uitvoeringshandelingen die waren gericht op het betalen van parkeergeld. Eiseres heeft de dagkaart dan ook niet aangeschaft binnen een redelijke termijn na het parkeren. Dat geen sprake was van onwil, maakt dat niet anders. Eiseres had overigens ook een dagkaart kunnen aanschaffen bij een parkeerautomaat.
6. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
7. Op de zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij niet is gehoord. De heffingsambtenaar heeft er echter terecht op gewezen dat in belastingzaken in bezwaar alleen wordt gehoord op verzoek van degene die bezwaar maakt. [3] Aangezien eiseres in bezwaar niet heeft verzocht om te worden gehoord, was de heffingsambtenaar dus niet verplicht om eiseres te horen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat zij het griffierecht niet terugkrijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2022
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9379
3.Zie artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Deze wet is van overeenkomstige toepassing verklaard op gemeentelijke belastingen. Dit volgt uit artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 230, aanhef en onder a, van de Gemeentewet.