ECLI:NL:RBAMS:2022:5871

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
C/13/722360 / KG ZA 22-772
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot buiten beschouwing laten van e-mails uit bewijsbeslag in verband met vertrouwelijkheid mediation afgewezen

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de geheimhouding van e-mails die onder bewijsbeslag waren gelegd. Eisers, waaronder [eiser sub 1] en de besloten vennootschap Dutch Solar Systems B.V., vorderden dat de gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], zouden worden verboden om deze e-mails te gebruiken in een lopende bodemprocedure. De eisers stelden dat het gebruik van deze e-mails in strijd was met de geheimhoudingsverplichtingen die voortvloeien uit een mediationovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de e-mails niet onder de geheimhouding vielen, omdat deze al eerder in andere procedures waren gebruikt en de gedaagden aannemelijk maakten dat zij de e-mails ook zonder de mediation hadden kunnen verkrijgen. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die op € 15.000,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het recht op verdediging in juridische procedures, zelfs wanneer er geheimhoudingsbedingen zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/722360 / KG ZA 22-772 HH/MB
Vonnis in kort geding van 13 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] , gemeente Leudal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH SOLAR SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Goor, gemeente Hof van Twente,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente Meierijstad,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO ALLROUND SOLUTION B.V.,
gevestigd te Veghel,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO ALLROUND SOLUTION HOLDING B.V.,
gevestigd te Veghel,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMOSOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Veghel,
7.
[eiser sub 7],
wonende te [woonplaats 3] , gemeente Hof van Twente
8. de naamloze vennootschap
STRUKTON GROEP NV,
gevestigd te Utrecht,
eisers bij dagvaarding van 21 september 2022 en akte wijziging van eis,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 4] ,
2.
[gedaagde sub 2],
werkzaam op het kantoor van Simmons & Simmons LLP, te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. P.L. Tjiam te Amsterdam.
Eisers 1 en 2 worden afzonderlijk ook aangeduid als [eiser sub 1] en DSS, en gezamenlijk als [eisers sub 1 en 2] , eisers sub 3 tot en met 6 worden afzonderlijk ook [eiser sub 3] en MaMoMo (eiseressen sub 4 tot en met 6) genoemd en gezamenlijk [eisers sub 4 tot en met 6] , eiser sub 7 wordt afzonderlijk [eiser sub 7] genoemd en eiseres sub 8 Strukton. Gedaagden worden hierna afzonderlijk ook [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd en gezamenlijk [gedaagden 1 en 2] .

1.De procedure

Ter zitting van 29 september 2022 hebben eisers de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte wijziging van eis toegelicht. [gedaagden 1 en 2] . hebben, mede aan de hand van een tevoren ingezonden conclusie van antwoord, verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eisers in de proceskosten, waaronder de volledige advocaatkosten van € 41.097,54 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Beide partijen hebben – een enorme hoeveelheid aan – schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
- aan de kant van eisers: mr. Van Tilborg, mr. P.B.A. Acda, advocaat te Roermond, [naam 1] , adviseur;
- aan de kant van gedaagden: mr. Tjiam en zijn kantoorgenoot mr. E.R. van der Velde.
Eisers hebben hun aanvankelijk ingediende verzoek om de zaak met gesloten deuren te behandelen (om praktische redenen) ingetrokken.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is een zakenman en bestuurder/enig aandeelhouder van DSS Beheer BV, die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van DSS. De activiteiten van DSS bestaan onder meer uit de aan- en verkoop, im- en export van zonnecollectoren en zonneboilers. [eiser sub 1] is tevens eigenaar en bestuurder van onder meer Centric, een IT-leverancier met ongeveer 3700 werknemers en een jaaromzet van € 422 miljoen, en van Strukton, een bouwbedrijf met ongeveer 4300 werknemers en een omzet van 1,3 miljard.
2.2.
[gedaagde sub 1] is de ex-partner van [eiser sub 1] , was werkzaam in loondienst bij Centric en als directeur van DSS in de periode van 2003 tot en met mei 2019. Ook was zij statutair bestuurder van DSS Beheer. [eiser sub 1] (althans Centric) heeft [gedaagde sub 1] in mei 2019 uit haar functies ontslagen. De kantonrechter oordeelde destijds dat werkgever
enwerknemer ernstig verwijtbaar hadden gehandeld. Bij beschikking van 1 maart 2021 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Centric in hoger beroep veroordeeld tot betaling aan [gedaagde sub 1] van een billijke vergoeding van
€ 100.000,-.
2.3.
[eiser sub 3] , zich in elk geval in het recente verleden onder meer presenterend als cyberdeskundige, is – sinds 2019 – de nieuwe vriendin van [eiser sub 1] . MaMoMo c.s. zijn vennootschappen van [eiser sub 3] . MaMoMo staat voor “Make More Money”. [eiser sub 7] was tot en met augustus 2021 de [functie] van Centric.
2.4.
[eiser sub 1] verdenkt [gedaagde sub 1] ervan zich schuldig te hebben gemaakt aan fraude binnen zijn ondernemingen. Daarnaar is op initiatief van [eiser sub 1] onderzoek gedaan, waarin tot dusver geen onregelmatigheden zijn geconstateerd.
2.5.
Partijen, althans [eiser sub 1] , [eiser sub 3] en [gedaagde sub 1] , zijn al jarenlang verwikkeld in tal van juridische procedures – inmiddels meer dan 30 –
veelal betrekking hebbend op door [eiser sub 1] en/of [eiser sub 3] jegens [gedaagde sub 1] geuite beschuldigingen. Mr. Tjiam staat [gedaagde sub 1] in die zaken bij als advocaat.
2.6.
[gedaagde sub 1] heeft, na daartoe verkregen verlof, op 21 december 2020 en
20 januari 2021 ten laste van [eiser sub 1] bewijsbeslagen (hierna ook: de [eiser sub 1] beslagen) gelegd op gegevensdragers (e-mails) van [eiser sub 1] . [gedaagde sub 1] had destijds ook verlof gevraagd om beslag te leggen te laste van [eiser sub 3] , maar dat is toen afgewezen.
2.7.
Op 2 februari 2021 heeft [gedaagde sub 1] een dagvaarding uitgebracht, waarbij in vervolg op de [eiser sub 1] beslagen in kort geding op basis van artikel 843a van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) inzage en afschrift gevorderd van de onder het bewijsbeslag vallende e-mails van [eiser sub 1] . De zitting was bepaald op 3 maart 2021.
2.8.
In het kader van een hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam heeft
mr. H. Doeleman zich op 22 februari 2021 bereid verklaard op te treden als mediator tussen [eiser sub 1] en DSS, bijgestaan door mr. Acda, enerzijds en [gedaagde sub 1] , bijgestaan door mr. Tjiam, anderzijds.
2.9.
In een e-mail van 23 februari 2021 hebben Acda en Tjiam aan de mediator meegedeeld dat het doel van de mediation tevens was:
- een onafhankelijk onderzoek naar het (beweerdelijk) frauduleus handelen van [gedaagde sub 1] ;
- een onafhankelijk onderzoek naar de mailbox van [eiser sub 1] , op basis van de [eiser sub 1] -beslagen.
2.10.
Op 23 en 24 februari 2021 hebben [eiser sub 1] , [gedaagde sub 1] , Mr. Acda en
mr. Tjiam een schriftelijke mediationovereenkomst ondertekend, waarin onder meer, onder het kopje “geheimhouding” het volgende staat:
“4.1 De Mediators en de Partijen verplichten zich zonder enig voorbehoud tot geheimhouding zoals omschreven in het Reglement in artikel 7 (…), tenzij de Mediator en Partijen daarover schriftelijk andere afspraken maken (…) Deze geheimhouding geldt ten opzichte van elke derde, ook bijvoorbeeld ten opzichte van rechters of arbiters.
(…)
4.3
Deze overeenkomst geldt in samenhang met het Reglement als een bewijsovereenkomst in de zin van de wet (…)
10.1 (..)
Beëindiging van de Mediation laat de geheimhoudings- en betalingsverplichtingen van de Partijen onverlet.”
2.11.
In artikel 12 van de mediationovereenkomst is een forumkeuzebeding opgenomen, waarbij deze rechtbank aangewezen is voor het beslechten van geschillen.
2.12.
Artikel 7 van het MfN Mediation Reglement luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“7.1 De partijen doen aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – geen mededelingen omtrent het verloop van de mediation, de daar door de bij de mediation betrokken personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen of de daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirect verstrekte informatie.
7.2
De partijen verbinden zich om geen stukken aan derden - onder wie begrepen rechters of arbiters – bekend te maken, te citeren, aan te halen, te parafraseren, of zich daarop anderszins te beroepen, indien deze stukken door een bij de mediation betrokkene tijdens of in verband met de mediation zijn geopenbaard, getoond, of anderszins bekend gemaakt,. Deze verplichting geldt niet voor zover de desbetreffende betrokkene onafhankelijk van de mediation reeds over deze informatie beschikte of had kunnen beschikken.
(…)
7.4
De partijen doen hiermee afstand van het recht om, in rechte of anderszins, hetgeen tijdens de mediation is verstrekt en/of naar voren is gekomen als bewijs jegens elkaar aan te voeren (…). De partijen worden geacht daartoe een bewijsovereenkomst te hebben gesloten.”
2.13.
Het onder 2.7 genoemde kort geding heeft [gedaagde sub 1] vóór de zitting van
3 maart 2021, ingetrokken.
2.14.
[eisers sub 1 en 2] en [gedaagden 1 en 2] . hebben de e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen overgedragen aan de onderzoeker Fox-IT. Partijen hebben afgesproken dat de e-mails zouden worden gefilterd en klaargezet zouden worden in een digitale omgeving Zylab. De advocaten van beide partijen kregen toegang daartoe. Het ging om e-mails uit de periode van 1 april 2019 tot en met 20 januari 2021, waarin de woorden ‘ [naam 2] ’ of ‘ [gedaagde sub 1] ’ voorkwamen, waarbij e-mailcorrespondentie tussen (uitsluitend) [eiser sub 1] en (uitsluitend) zijn advocaat eruit gefilterd was, evenals bedrijfsvertrouwelijke informatie.
2.15.
In een e-mail van 23 juli 2021 heeft Tjiam aan Acda onder meer het volgende meegedeeld:
“Het doel van het onderzoek is om inzicht te verkrijgen wat de aard en omvang is van de beschuldigingen en schadelijke handelingen door [eiser sub 1] naar derden (…)”
De advocaten hadden vanaf 23 juli 2021 allen via Zylab inzage in de e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen. Zij hebben toen een geheimhoudingsverklaring getekend met de volgende inhoud:
“Ondergetekenden zullen de inhoud van Bedrijfsvertrouwelijke Informatie en Buiten Scope Informatie die in verband met het E-mailonderzoek bij (één van) hen bekend wordt aan geen enkele derde (onder wie begrepen [gedaagde sub 1] ) openbaar maken, (in of buiten rechte) gebruiken, verspreiden of delen.” Deze afspraak is in oktober 2021 herhaald.
2.16.
Hangende de mediation hebben partijen een executie kort geding gevoerd bij de rechtbank Den Haag over de verschuldigdheid van dwangsommen. In deze procedure hebben [gedaagde sub 1] en [eiser sub 1] tientallen e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen gebruikt, om hun standpunt te onderbouwen. Bij vonnis van 25 november 2021 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [eiser sub 1] een bedrag van € 1.960.000,- aan dwangsommen had verbeurd, wegens uitlatingen over [gedaagde sub 1] .
2.17.
[gedaagde sub 1] heeft de mediation beëindigd op 29 november 2021, omdat [eiser sub 1] de dwangsommen niet wilde voldoen.
2.18.
Bij e-mail van 1 december 2021 heeft mr. Doeleman aan de advocaten van partijen geschreven dat (ook) wat hem betreft de mediation geëindigd was. In deze e-mail staat ook:
“Ik wijs erop dat alles wat in de mediation (nieuw) gedeeld is vertrouwelijk blijft.”
2.19.
Bij dagvaarding 15 december 2021 heeft [gedaagde sub 1] (onder anderen) [eisers sub 4 tot en met 6] en [eiser sub 7] gedagvaard in een bodemprocedure bij de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, en in de hoofdzaak onder meer schadevergoeding (op te maken bij staat) gevorderd en een verbod voor [eisers sub 4 tot en met 6] om – onder meer per e-mail – beschuldigingen te uiten over [gedaagde sub 1] die haar goede naam en reputatie aantasten en om onderzoek te doen naar haar handelen. In de dagvaarding zijn tal van e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen geciteerd, veelal verzonden aan journalisten, ambtenaren, politici, en zakelijke relaties van [eiser sub 1] en [eiser sub 3] , met beschuldigingen aan het adres van [gedaagde sub 1] . Bij wijze van incidentele vordering heeft [gedaagde sub 1] gevorderd dat het [eiser sub 3] onmiddellijk wordt verboden om haar te beschuldigen van een aantal in de dagvaarding specifiek genoemde aantijgingen, waaronder de beschuldiging van fraude, het omkopen van journalisten en betrokkenheid bij (andere) (drugs)misdrijven.
2.20.
Eind 2021 heeft [gedaagde sub 1] opnieuw verlof gevraagd om bewijsbeslag te leggen ten laste van [eiser sub 3] . Nadat daarvoor op 17 december 2021 verlof is verleend, heeft [gedaagde sub 1] op 21 december 2021 bewijsbeslag gelegd op de gegevensdragers van [eiser sub 3] .
2.21.
[gedaagde sub 1] heeft [eiser sub 3] gedagvaard in een bodemprocedure en ex artikel 843a Rv inzage in de in beslag genomen bescheiden gevorderd. In deze procedure zal op 10 februari 2023 een mondelinge behandeling plaatsvinden.
In verband met dezelfde kwestie heeft [gedaagde sub 1] een kort geding aangespannen bij de rechtbank Oost Brabant. Daarvan is de behandeling gepland op 1 november 2022.
2.22.
In 2022 verschenen regelmatig artikelen met beschuldigingen aan het adres van [gedaagde sub 1] en mr. Tjiam op de website [naam website] .
2.23.
In een e-mail van 1 april 2022 heeft Tjiam aan (onder anderen) Acda geschreven:
“Hierbij wil ik u informeren dat wij maandag Fox-IT zullen vragen om Zylab te heropenen voor een periode van (ten minste) 1 maand. Indien u ten behoeve van de heer [eiser sub 1] eveneens toegang wenst, stel ik voor dat de kosten voor het heropenen van Zylab tussen partijen worden gedeeld. Indien [eiser sub 1] geen toegang wenst, zal [gedaagde sub 1] zelf de kosten dragen voor het heropenen van Zylab. Kunt u mij uiterlijk maandag 15.00 uur laten weten? Bij geen bericht ga ik ervan uit dat [eiser sub 1] geen toegang wenst.
Op 4 april 2022 schreef Tjiam aan Acda:
“Dank voor uw bericht. Ik zal Fox-IT berichten dat – voor nu - [gedaagde sub 1] toegang wenst tot Zylab en dat [eiser sub 1] – voor nu geen eigen toegang wenst tot Zylab. Akkoord?”
waarop Acda in een e-mail van 5 april 2022 reageerde met:
“Excuses dat ik niet eerder gereageerd heb maar ik benodigde nog een reactie van cliënt. De door u voorgestelde opzet is akkoord. Indien [eiser sub 1] toch nog toegang wenst, zullen wij u dit berichten.”
Hierna kregen de advocaten van [gedaagde sub 1] weer toegang tot de (gefilterde) e-mails.
2.24.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 28 juni 2022 in conventie de beheerder van de website [naam website] ( [naam beheerder website] ) veroordeeld tot het verwijderen van de onder 2.22 genoemde artikelen en [eiser sub 1] en [eiser sub 3] verboden om derden opdracht te geven negatieve artikelen over [gedaagde sub 1] te publiceren. De voorzieningenrechter overwoog onder meer:
“3.3. Vanaf eind mei 2022 plaatst [naam beheerder website] bijna dagelijks artikelen en columns over [gedaagde sub 1] op zijn websites. Deze publicaties zien vooral op de vete/juridische strijd die in de afgelopen jaren tussen [gedaagde sub 1] en [eiser sub 1] (/ [eiser sub 3] ) is ontstaan.
(…)
5.12
[gedaagde sub 1] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 3] de opdrachtgever van [naam beheerder website] zijn en dat zij hem met informatie en documenten hebben gevoed.”
In ditzelfde vonnis is het [gedaagde sub 1] in reconventie verboden om te zeggen dat [eiser sub 3] haar beschuldigt van een moordaanslag en is [gedaagde sub 1] , bij wijze van ordemaatregel, verboden om [eiser sub 3] een “charlatan”, “cybercharlatan”, “notoire leugenaar”, “fantast” en “bedriegster” te noemen.
2.25.
Bij vonnis van 3 augustus 2022, (vanwege een foute verwijzing verbeterd bij herstelvonnis van 26 augustus 2022) heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, in het onder 2.19 genoemde incident, de vordering van [gedaagde sub 1] toegewezen. Dit vonnis bevat onder meer de volgende overwegingen:
“4.11 Vaststaat dat meerdere rechterlijke instanties (in eerste aanleg en in hoger beroep) [eiser sub 1] op straffe van verbeurte van dwangsommen hebben verboden om [gedaagde sub 1] (nog langer) te beschuldigen van fraude, diefstal, het veroorzaken van de FIOD-inval, het plaatsen van terabytes aan porno, betrokkenheid in de porno-industrie en het hacken van twitteraccounts om de boekpresentatie van [eiser sub 3] zwart te maken. In al die uitspraken hebben de rechterlijke instanties geoordeeld dat het recht van [gedaagde sub 1] op eerbiediging van haar goede naam en reputatie zwaarder weegt dan het recht van [eiser sub 1] om zijn mening vrij te uiten, mede en vooral ook omdat [eiser sub 1] (hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld) (tot op heden) geen bewijs heeft geleverd van de juistheid van deze ernstige beschuldigingen.
4.12.
Niet in discussie tussen partijen is dat het in deze procedure feitelijk gaat over dezelfde e-mails.
4.13.
Er zijn in deze procedure voorts geen (andere) feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan - in het kader van de beoordeling van de onderhavige provisionele vordering - moet worden aangenomen dat de inhoud van de door [gedaagde sub 1] aangehaalde e-mails niet onrechtmatig is.
4.14.
De rechtbank gaat voor de verdere beoordeling van dit geschil in het incident dan ook uit van de onrechtmatigheid van de door [gedaagde sub 1] in deze procedure aangehaalde
e-mails. Dat dit leidt tot schade bij [gedaagde sub 1] ligt voor de hand. De uitlatingen in de e-mails leveren immers een grove schending op van de reputatie van [gedaagde sub 1] .
(…)
4.16.
Dat [eiser sub 1] strafrechtelijk is vrijgesproken van smaad en laster, dat er (nog) geen verboden liggen voor [eiser sub 3] , dat de e-mails die verzonden zijn niet alle in de openbaarheid zijn gebracht en dat nergens uit volgt dat alle e-mails zijn gelezen dan wel dat daarop is gereageerd, zoals [eiser sub 3] aanvoert, maakt het voorgaande niet anders.
(…)
E-mails niet afkomstig van [eiser sub 3] ?
4.18.
[gedaagde sub 1] heeft naar het oordeel van de rechtbank – mede gelet op de summiere betwisting van [eiser sub 3] – vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser sub 3] de e-mails uit naam van en met instemming van [eiser sub 1] heeft geschreven en verstuurd en dat deze afkomstig zijn van haar IP-adres. Dat volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de volgende feiten en omstandigheden waarnaar [gedaagde sub 1] onder overlegging van (de vele) producties verwijst en die [eiser sub 3] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken: (…)
4.20.
Het verweer van [eiser sub 3] dat het enkele feit dat een e-mail afkomstig is van het IP-adres van [eiser sub 3] niet hoeft te betekenen dat [eiser sub 3] de inhoud van de e-mail bedacht, getypt en/of verzonden heeft is op zichzelf juist. Echter, de feiten en omstandigheden zoals hiervoor (…) genoemd en in onderlinge samenhang bezien, maakt dat vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat (ook) [eiser sub 3] de door [gedaagde sub 1] gestelde beschuldigingen heeft geuit aan het adres van [gedaagde sub 1] dan wel heeft gefaciliteerd (voor [eiser sub 1] ). Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van (andere) concrete feiten of omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat een ander dan [eiser sub 3] (en [eiser sub 1] ) degene(n) zijn geweest die de beschuldigingen heeft (hebben) geuit. Zo heeft de rechtbank bijvoorbeeld niet kunnen vaststellen dat een ander dan [eiser sub 3] en [eiser sub 1] toegang zou hebben (gehad) tot de e-mailaccounts [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] van welke accounts de beschuldigingen richting [gedaagde sub 1] zijn geuit.
4.21.
Dat [eiser sub 3] geen inhoudelijke betrokkenheid heeft gehad bij de e-mails en dat alle e-mails ofwel:
-1) door [eiser sub 1] zijn bedacht en uitgedragen/uitgesproken en feitelijk verzonden
ofwel
-2) door [eiser sub 1] zijn bedacht en uitgedragen/uitgesproken en gedicteerd aan
[eiser sub 3] en door [eiser sub 3] getypt en vervolgens in opdracht van [eiser sub 1] door [eiser sub 3] verzonden, zoals [eiser sub 3] betoogt, ontslaat [eiser sub 3] bovendien niet van haar eigen verantwoordelijkheid om daaraan iedere medewerking te onthouden.”
2.26.
In de onder 2.19 genoemde procedure bij de rechtbank Overijssel zal op 31 oktober 2022 een (meervoudige) mondelinge behandeling plaatsvinden.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, na wijziging van eis, op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagden 1 en 2] . in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover:
I. gedaagden te verbieden mededelingen te doen aan welke derden dan ook - onder wie begrepen rechters of arbiters - omtrent de inhoud en/ of het verloop van de mediation, de door de bij de mediation betrokken personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en de daarbij, direct of indirect, verstrekte informatie;
II. gedaagden te verbieden stukken aan derden - onder wie begrepen rechters of arbiters - bekend te maken; op welke wijze dan ook, te citeren, aan te halen, te parafraseren, of zich daarop anderszins beroepen, indien deze stukken door een bij de mediation betrokkene tijdens of in verband met de mediation zijn geopenbaard, getoond, of anderszins bekend gemaakt;
III gedaagden te gebieden om binnen zes uren na betekening van het te wijzen vonnis aan de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, bij deurwaardersexploot mede te delen en een akte in te dienen:
(i) dat alle mails - alsook alle bijlagen die afkomstig zijn uit deze mails - die zich in alle processtukken, producties en op USB sticks bevinden in de procedure met kenmerk C/08/276541 en (oorspronkelijk) ingediend zijn namens [gedaagde sub 1] , behalve de mails die opgenomen zijn in het overzicht in productie 34 van eisers in dit kort geding, buiten beschouwing moeten worden gelaten en door [gedaagde sub 1] moeten worden teruggetrokken uit de procedure;
(ii) dat gedaagden de rechtbank verzoeken alle mails - alsook alle bijlagen die afkomstig zijn uit deze mails - die zich in alle processtukken, producties en op USB sticks bevinden in de procedure met kenmerk C/08/276541 en (oorspronkelijk) ingediend zijn namens [gedaagde sub 1] , behalve de mails die opgenomen zijn in het overzicht in productie 34 van eisers in dit kort geding , te vernietigen en vernietigd te houden;
met toezending van een kopie van het betekende exploot en de ingediende akte aan eisers binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis;
IV. dan wel enige andere beslissing te nemen die de voorzieningenrechter geraden acht.
3.2.
Eisers hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagden 1 en 2] . de e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen niet mogen gebruiken omdat zij en mr. Tjiam , door dat wel te doen, hun geheimhoudingsplichten uit de mediationovereenkomst schenden. Jegens [eisers sub 1 en 2] plegen zij daardoor wanprestatie en tevens handelen zij onrechtmatig, ook tegenover de andere eisers die bij de mediation geen partij waren, aldus eisers. Eisers stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vorderingen, omdat op 31 oktober 2022 de – openbare – behandeling van de onder 2.19 genoemde procedure zal plaatsvinden.
3.3.
[gedaagden 1 en 2] . voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn verwikkeld in tal van procedures, waarbij door [eiser sub 1] en [eiser sub 3] geuite beschuldigingen aan het adres van [gedaagde sub 1] , veelal opgenomen in aan derden verzonden e-mails, vanuit (bedrijfs-)e-mailadressen van [eiser sub 1] centraal staan. Deze e-mails maken deel uit van de [eiser sub 1] -beslagen en zijn deels ook aan de orde geweest in het onder 2.16 genoemde executiegeschil.
4.2.
De aanleiding voor dit kort geding is de onder 2.19 genoemde bodemprocedure die [gedaagde sub 1] tegen (onder anderen) [eisers sub 4 tot en met 6] en [eiser sub 7] heeft aangespannen, waarin binnenkort, op 31 oktober 2022, een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
In de dagvaarding die deze bodemprocedure inleidt, van 15 december 2021, hebben [gedaagden 1 en 2] . talloze e-mails uit de [eiser sub 1] beslagen geciteerd of integraal weergegeven. Op 3 augustus 2022 heeft de rechtbank Overijssel in die procedure op de incidentele vordering van [gedaagde sub 1] , ook op basis van deze e-mails een beslissing genomen en [eiser sub 3] een uitingsverbod opgelegd.
4.3.
Vóórdat [eisers sub 1 en 2] en [gedaagden 1 en 2] ., op aandrang van het Gerechtshof Amsterdam, hun geschillen eind februari 2021 aan een mediator hadden voorgelegd, had [gedaagde sub 1] onder [eiser sub 1] al bewijsbeslag gelegd, op (het leeuwendeel van) de gewraakte e-mails. [gedaagde sub 1] had toen ook een procedure aanhangig gemaakt om inzage in/afschrift van de e-mails te verkrijgen, maar die heeft zij, na de aanvang van de mediation, voor de zitting, ingetrokken. [gedaagde sub 1] en haar advocaten hebben vervolgens in 2021 inzage in die e-mails gehad en, nadat de mediation mislukt was, wederom vanaf 5 april 2022 tot heden. De e-mails zijn gefilterd, in die zin dat zij zijn beperkt tot e-mails waarin de termen ‘Brigitte’ en ‘ [gedaagde sub 1] ’ voorkomen en dat bedrijfsvertrouwelijke informatie, alsook correspondentie van [eiser sub 1] met zijn advocaat, eruit is gefilterd.
4.4.
De vordering van eisers in dit kort geding komt erop neer dat de e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen niet meer in de bodemprocedure tegen [eisers sub 4 tot en met 6] en [eiser sub 7] mogen worden gebruikt en, sterker nog, dat zij moeten worden vernietigd. Dat laatste zou onomkeerbare gevolgen hebben en voert veel te ver om in kort geding te worden toegewezen. Alleen al daarom is dat onderdeel van de vordering (III, onder ii) niet toewijsbaar.
Met betrekking tot de overige vorderingen wordt het volgende overwogen.
4.5.
De vorderingen van eisers zijn uitsluitend gebaseerd op de geheimhoudingsverplichtingen die [gedaagden 1 en 2] . hebben op basis van de mediationovereenkomst. [gedaagden 1 en 2] . erkennen dat zij dergelijke verplichtingen hebben. Volgens hen vallen de gefilterde e-mails daar echter niet onder. [gedaagden 1 en 2] . stellen dat zij de e-mails, alle daterend uit de periode van april 2019 tot januari 2021, ook los van de mediation zouden hebben gekregen, als de (eerste) artikel 843a procedure (zie 2.7 en 2.13) zou zijn doorgezet. Zij hebben die procedure echter ingetrokken, naar hun zeggen omdat hangende de mediation er geen procedures zouden moeten lopen en omdat [eisers sub 1 en 2] ook wist dat inzage gegeven moest worden in de beslagen [eiser sub 1] mails, en door de mediation die inzage ook werd geëffectueerd.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat vertrouwelijkheid uitgangspunt is bij een mediation. Wel heeft de mediation in deze zaak een bijzonder karakter, nu de daarbij betrokken partijen het er ook over eens zijn dat weliswaar aanvankelijk de bedoeling was om een algehele oplossing voor hun geschillen te bereiken, maar ook dat binnen de mediation nog een nader, aanvullend, onderzoek naar de vermeende fraude door [gedaagde sub 1] zou moeten plaatsvinden, alsook een nader onderzoek naar de e-mails.
Ook was bijzonder dat er tijdens de mediation nog een executiegeschil tussen (een deel van) partijen werd uitgevochten over het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen. Het verbaast dan ook niet dat de mediation is mislukt. Ook worden de geheimhoudingsbedingen door deze bijzonderheden nader ingekleurd.
4.7.
De achtergrond van de vertrouwelijkheid bij mediation is dat betrokkenen zich niet of minder vrij voelen om te praten en tot een oplossing te komen als zij het risico lopen naderhand, in of buiten rechte, hun in de mediation ingenomen standpunten tegengeworpen te krijgen. De vertrouwelijkheid en de daaruit voortvloeiende geheimhoudingsplichten brengen echter niet mee dat al bestaande stukken, doordat zij worden ingebracht in de mediation, ineens vertrouwelijk worden. In artikel 7.2 van het MfN-Mediationreglement. is op dit punt ook bepaald dat onder de geheimhouding niet valt informatie die onafhankelijk van de mediation al bekend was of had kunnen of moeten zijn. Informatie kan niet ‘geheim gemaakt’ worden doordat een mediationovereenkomst wordt aangegaan.
4.8.
Hoewel het niet met zekerheid te zeggen valt, is het goed mogelijk dat de door [gedaagden 1 en 2] . aanvankelijk ex artikel 843a Rv aangespannen procedure
inzage in of afgifte van de e-mails, of een groot deel daarvan, zou hebben opgeleverd. Zij hebben, tegen de achtergrond van de chronologie van de gebeurtenissen en het bijzondere karakter van de mediation, voldoende aannemelijk gemaakt, dat zij die procedure hebben ingetrokken omdat [eisers sub 1 en 2] vrijwillig, met de in 2.14 genoemde beperkingen, die inzage hebben verstrekt. Dit was weliswaar
tijdensde mediationprocedure, maar dat neemt niet weg dat de inzage zonder de mediation vermoedelijk ook zou zijn gegeven. Het betrof immers veelal aan derden verzonden e-mails uit de periode van 1 april 2019 tot en met 20 januari 2021 die – onrechtmatige – beschuldigingen bevatten aan het adres van [gedaagde sub 1] , bij de inzage en/of afgifte waarvan zij een rechtmatig belang had.
4.9.
Verder valt op dat een groot deel van de e-mails al aan de orde is geweest tijdens het Haagse executiegeschil uit november 2021 en dat de dagvaarding waarin ze nu zijn opgenomen dateert van 10 december 2021, zonder dat eisers (of hun advocaat) toen aan [gedaagde sub 1] kenbaar heeft gemaakt dat deze e-mails volgens hen vielen onder de geheimhoudingsbedingen. Ook als eisers toen nog niet konden overzien voor hoeveel e-mails dat zou gelden, zoals zij nu stellen, had het op hun weg gelegen om daar in elk geval in het algemeen een opmerking over te maken. Dat zij dat hebben nagelaten valt moeilijk te rijmen met hun huidige stellingname. Ook de omstandigheid dat [eiser sub 1] in april 2022, lang nadat de mediation mislukt was, opnieuw akkoord ging met inzage van (de advocaten van) [gedaagde sub 1] in de e-mails verhoudt zich slecht tot zijn huidige standpunt dat deze vielen onder de vertrouwelijkheid van de mediation. Dat het toestaan van
inzageniet tevens ook toestemming voor het
gebruikinhield, zoals eisers thans betogen, lijkt een kunstmatig onderscheid en ligt niet voor de hand, te minder nu gebruikmaking van de e-mails, niet alleen door [gedaagden 1 en 2] ., maar ook door [eisers sub 1 en 2] in het executiegeschil zich al had voorgedaan.
4.10.
Tot slot is daar nog het incident in de bodemprocedure bij de rechtbank Overijssel. Ook daarin zijn de e-mails uitvoerig aan de orde geweest. Tijdens de zitting in die procedure is, zo blijkt uit de als productie 18 door [gedaagden 1 en 2] . overgelegde pleitnota van de advocaat van eisers, ook ter sprake gekomen of de mails al dan niet onder de geheimhouding in het kader van de mediation vielen. [eisers sub 4 tot en met 6] en [eiser sub 7] hebben er, haaks op hun huidige stellingname, toen nog voor gepleit om de volledige inhoud van de mediation kenbaar te maken. De rechtbank Overijssel heeft van eventuele geheimhouding geen punt gemaakt, de e-mails in die procedure toelaatbaar geacht, betrokken bij haar beoordeling en, sterker nog, ten grondslag gelegd aan haar beslissing.
4.11.
Op basis van het voorgaande wordt geoordeeld dat de uitleg die [gedaagden 1 en 2] . aan de geheimhoudingsbedingen voortvloeiend uit de mediation heeft gegeven, inhoudend dat de – gefilterde – e-mails uit de [eiser sub 1] -beslagen daar niet onder vielen, in dit geval het meest plausibel is. Daar komt bij dat het (spoedeisend) belang van eisers om de e-mails alsnog buiten de bodemprocedure te houden twijfelachtig is, aangezien de e-mails daarin en in eerdere procedures al ruimschoots aan de orde zijn geweest. Het lijkt er dan ook op dat dit kort geding een ultieme poging is van [eiser sub 1] en [eiser sub 3] om te voorkomen dat de e-mails in een procedure gebruikt worden, nu de rechtbank Overijssel in het incident geen aanleiding zag de e-mails buiten beschouwing te laten.
4.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat ook de overige vorderingen van eisers worden afgewezen, met veroordeling van eisers, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten. [gedaagden 1 en 2] . hebben verzocht om eisers te veroordelen in de
volledigeproceskosten, stellend dat eisers misbruik van recht hebben gemaakt door een bij voorbaat kansloze procedure aan te spannen en essentiële informatie achter te houden. Het had inderdaad op de weg van eisers gelegen om in dit kort geding ten minste melding te maken van de procedure ex artikel 843a Rv., die [gedaagden 1 en 2] . nog voor de mediation had aangespannen en vervolgens ingetrokken, en ook van de incidentele vordering in de bodemprocedure en de beslissing daarop van 3 augustus 2022. Door dat na te laten hebben eisers gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv, op grond waarvan zij de rechter correct en volledig moeten voorlichten. Daarin wordt aanleiding gezien om eisers te veroordelen in de reële kosten van dit kort geding. Het bedrag van € 41.097,54 dat [gedaagden 1 en 2] . hebben opgevoerd aan advocatenkosten komt echter buitensporig voor. Een bedrag van € 15.000,- wordt in dit verband redelijk en evenredig geacht. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:
– € 314,- € 314,- aan griffierecht en
– € 314,- € 15.000,- aan salaris advocaat,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien eisers deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis hebben voldaan,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MB