Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 november 2021 met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 1 juni 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 september 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“zoals ik heb uitgelegd rekent [naam bedrijf] zijn uren a’27/uur excl btw, alle materialen worden I-op I afgerekend zonder opslagen…. Alle specialisten kunnen we dan zelf inschakelen en bepalen…. Waarbij wij geen opslagen betalen. Ik, heb inmiddels een eerste ruwe schatting van [offertenaam 3] ontvangen in uren ca. 3500 x 27= € 94.500 en ca. € 50.000 (dit is dan excl. Aankoop van alle overige toeleveranciers zoals gevelkozijnen/Tudor/enz…..).”.Daarbij geldt dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat [offertenaam 3] uiteindelijk de enige beschikbare aannemer bleek te zijn, omdat de andere twee aannemers niet meer beschikbaar waren. [gedaagde] heeft bovendien betwist dat zij heeft geadviseerd voor [offertenaam 3] te kiezen en dat is in ieder geval uit de schriftelijke stukken ook niet op te maken, maar kan ook in het midden blijven, nu niet in geschil is dat de andere twee benaderde aannemers waren afgevallen en evenmin in geschil is dat het de bedoeling van [eisers] was dat de opdracht aan [offertenaam 3] zou worden gegeven. Dit betekent dat de primaire vordering van [eisers] zal worden afgewezen.
“Maken van een totaal budget overzicht en dit gedurende het proces up to date houden en sturen. Bewaken van budgetten, controleren van de planning en bijsturen waar nodig”.Ondanks haar contractuele verplichting heeft [gedaagde] op geen enkel moment gerapporteerd over de budgettering en blijkt uit geen van de stukken dat [gedaagde] heeft gewezen dat de in eerste instantie door [offertenaam 3] begrote 4.000 uur aan werkzaamheden op was geraakt dan wel dat [gedaagde] heeft gewaarschuwd op tijdsconsequenties van (bepaald meer)werk. Van duidelijke afspraken is niet gebleken. [gedaagde] heeft immers niet concreet aangegeven welke consequenties bepaalde opdrachten met zich meebrachten. Schriftelijke afspraken ontbreken eveneens.
Het is bij elke meerwerkpost de vraag of [eisers] bij een juiste informatievoorziening over budget en tijdsverloop anders zou hebben besloten over dat meerwerk. Dat kan achteraf niet worden bepaald. In ieder geval kan wel worden gezegd dat [eisers] de kans is ontnomen om telkens als zij meerwerk overwogen de gevolgen daarvan te kunnen overzien wat tijd en kosten betreft. Overigens zijn partijen het ook oneens over de vraag wat precies de omvang van het meerwerk is.
[eisers] is de kans ontnomen om telkens als zij meerwerk overwogen de gevolgen daarvan te kunnen overzien wat tijd en kosten betreft. Aannemelijk is dat als zij van alle consequenties van het voorgenomen meerwerk op de hoogte zouden zijn, zij dit voor een deel niet zouden hebben opgedragen en dat dat enerzijds tot minder kosten zou hebben geleid, anderzijds zou de waarde van de woning dan minder zijn toegenomen. Het verschil daartussen is de schade. Deze kan niet nauwkeurig worden bepaald en moet dus op grond van artikel 6:97 BW worden geschat. Gelet op alle omstandigheden schat de rechtbank dit bedrag op € 30.000,00.
€ 1.442,00 +(1,0 punten × tarief III € 721,00)