ECLI:NL:RBAMS:2022:5910

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2022
Publicatiedatum
15 oktober 2022
Zaaknummer
13-020066-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cocaïnewasserij met aanzienlijke hoeveelheden cocaïne in Amsterdam

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die betrokken was bij een cocaïnewasserij. De zaak kwam aan het licht na een politieactie op 23 januari 2022, waarbij de verdachte en een medeverdachte werden aangehouden na een melding van een inbraak. Bij het onderzoek bleek dat de mannen niet inbraken, maar toegang hadden gekregen tot een garage waar een cocaïnewasserij was gevestigd. De politie vond daar aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en bewijs dat de verdachte betrokken was bij de productie ervan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had bijgedragen aan het omzetten van cocaïnebase naar cocaïne-HCl en dat hij samen met anderen handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij zich bewust was van zijn rol in de criminele activiteiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-020066-22
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. S.C. van Klaveren, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13-020656-22) en [medeverdachte 2] (13-019946-22). In deze zaken wordt vandaag ook uitspraak gedaan.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 samen met anderen opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan
het bereiden, verwerken en/of bewerken van cocaïne subsidiair het voorhanden hebben van cocaïne;
de voorbereiding of bevordering van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
De tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.
Waardering van het bewijs
Inleiding
In de vroege ochtend van 23 januari 2022 kreeg de politie een melding dat er zou worden ingebroken op de [straat/adres] . Toen politieagenten poolshoogte gingen nemen, zagen zij twee mannen over het dak rennen. Beide mannen zijn van het dak gesprongen waarbij beiden een van hun benen braken. De politie heeft deze mannen aangehouden. Het bleek te gaan om de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] . Al snel werd duidelijk dat het niet om een inbraak ging, maar dat de mannen door een dakraam waren gekomen dat toegang tot een garage gaf. Uit dat raam kwam een sterke chemische geur. De politie ging op onderzoek uit en ontdekte daar een zogenoemde cocaïnewasserij waar cocaïnebase naar cocaïne-hydrochloride (hierna: cocaïne-HCl) wordt omgezet en uiteindelijk blokken cocaïne worden geperst. In de garage is ook een aantal blokken cocaïne aangetroffen. De verdachte [medeverdachte 1] is de huurder van het pand waar de wasserij is aangetroffen.
De politie heeft onderzoek gedaan en daaruit is naar voren gekomen dat er DNA-materiaal van de verdachten in de wasserij is aangetroffen. Het DNA van [verdachte] werd op een rol groene tape aangetroffen. De politie heeft opgemerkt dat alle stukken groene tape die op in en bij de wasserij aanwezige blauwe jerrycans zaten qua kleur en formaat met die rol overeenkomen. Zijn DNA werd ook op een blikje Red Bull aangetroffen. Het DNA van de verdachte [medeverdachte 1] werd op de binnenzijde van een handschoen aangetroffen. Deze handschoen lag middenin de wasserij boven een halfgelaatsmasker met filters. Het DNA van [medeverdachte 2] werd op een fles/pak drinken aangetroffen. De politie heeft in de iPhone van [medeverdachte 2] foto’s aangetroffen die met die iPhone zijn gemaakt. Een van de foto’s betreft een foto die op 15 januari 2022 in de cocaïnewasserij is gemaakt van een wit blok met opdruk “540” dat lijkt op de blokken cocaïne die in de wasserij zijn aangetroffen.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de periode van 13 tot en met 23 januari 2022 een aantal maal in de garage is geweest. Hij was gevraagd om daar op te ruimen en zou daar € 500,- voor krijgen. Op de 23ste was de verdachte daar om spullen in de Mercedes Vito te stoppen en die spullen elders te dumpen. Hij begreep ook wel dat wat hij daar deed niet in de haak was, maar hij zou zich niet hebben schuldig gemaakt aan het be- of verwerken van cocaïne.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Het standpunt van de verdachte is samengevat: “Ik zou afval wegbrengen, dat is er de eerste keer niet van gekomen. Ik heb wel schoongemaakt (opgeruimd). De dag van de aanhouding zou ik afval dumpen, maar toen werden we aangehouden.” Er zijn aanwijzingen dat niet de verdachte, maar anderen zich bezighielden met het omzetten van cocaïnebase naar cocaïne. De verdachte weet niet hoe dat moet en er is ook geen DNA van hem aangetroffen op goederen die rechtstreeks verband houden met het omzetten. Er zijn ook geen gegevens in zijn telefoon aangetroffen die wijzen op kennis daarover. De verdachte leverde geen intellectuele bijdrage en evenmin een materiële bijdrage van voldoende gewicht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er op 23 januari 2022 in de loods op het adres [straat/adres] , waaruit de verdachte wegrende toen de politie kwam kijken, een cocaïnewasserij is aangetroffen. In deze wasserij waren jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal (ballonnen), plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne-HCl, substanties, chemicaliën en grondstoffen aanwezig. In dit drugslaboratorium werd cocaïnebase naar cocaïne-HCl omgezet die vervolgens in een mal werd geperst, met behulp van magnetrons werd gedroogd en in ballonnen en plastic tape werd verpakt. Er werden veertien geperste blokken cocaïne-HCL, met een nettogewicht van circa één kg per blok, aangetroffen. Gezien de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van het LFO van 22 april 2022 (genummerd PL1300-2022014606) is aannemelijk dat er minimaal honderdvijf kg aan cocaïne-HCl is verwerkt. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om de juistheid van dat rapport en de daarin opgenomen berekeningen in twijfel te trekken. De wasserij is vermoedelijk op 13 januari 2022 gestart.
De vraag is of de verdachte deze voorwerpen en stoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad en ook of hij zich opzettelijk heeft beziggehouden met het omzetten van de cocaïnebase naar uiteindelijk cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig is en lijkt te zijn afgestemd op de bevindingen die in het dossier staan. De verdachte is op 23 januari 2022 van het dak van de garage gesprongen en heeft zo aan de politie trachten te ontsnappen. Hij heeft tot aan de zitting geen verklaring willen afleggen. Pas op de zitting heeft de verdachte een vage, op diverse punten wisselende verklaring afgelegd over wat hij in de loods kwam doen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de cocaïnewasserij vermoedelijk vanaf 13 januari 2022 is opgestart. De verdachte was op de avond van die dag in de wasserij. Op 15 januari 2022 was in elk geval al een blok cocaïne geperst. Hij was op 23 januari 2022 weer in de wasserij aanwezig. Daar is toen een rol tape gevonden met het DNA van de verdachte erop. Hetzelfde soort tape zat op de vaten die in de cocaïnewasserij zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen, stoffen en de cocaïne die in de tenlastelegging worden genoemd, in de periode van 13 tot en met 23 januari 2022 onder het gemakkelijke bereik en/of tot de feitelijke beschikking van verdachte stonden en dat hij zich daar ook van bewust was. Hij heeft deze voorwerpen en stoffen toen dus voorhanden gehad.
Bij gebrek aan een (geloofwaardige) verklaring moet het er voorts voor gehouden worden dat de verdachte (binnen de wasserij) nauw en bewust met de andere verdachten heeft samengewerkt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijk groot drugslaboratorium waar meer dan honderd kilo cocaïne is geproduceerd, niet door iemand alleen draaiende kan worden gehouden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte – tezamen met de medeverdachten – zich schuldig heeft gemaakt aan het omzetten van de cocaïnebase naar cocaïne en de voorbereidingshandelingen daartoe.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat:
1. hij van 13 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid, verwerkt en/of bewerkt een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
2. hij in de periode van 13 januari 2021 tot en met 23 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, verwerken en/of bewerken van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende de verdachte en zijn mededaders voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om vermoeden dat die voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van dat feit. De verdachte en zijn mededaders hebben immers jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal (ballonnen), plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne-HCl, (meer dan 100 kg) substanties en chemicaliën en grondstoffen voorhanden gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen staan in bijlage II die onderdeel uitmaakt van dit vonnis.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft haar eis als volgt toegelicht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid cocaïne in een professioneel opgezet en ingericht laboratorium. Op het moment van aanhouding was reeds ruim 100 kilo cocaïne geproduceerd zo blijkt uit het rapport van het LFO. De verdachte heeft bijgedragen aan een georganiseerde vorm van drugscriminaliteit die de laatste jaren in ons land grote vormen heeft aangenomen en die gepaard gaat met zware, vaak gewelddadige criminaliteit en zwarte geldstromen waardoor de Nederlandse economie wordt ondermijnd. De verdachte is een schakel in een groter geheel, maar wel een onmisbare schakel in de productie en verkoop van cocaïne.
Het pleidooi van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte slechts een paar keer heeft opgeruimd in de loods en verder van plan was afval te dumpen en dat dit weliswaar niet fraai is, maar uiteindelijk niet is gebeurd. De verdachte heeft zijn rol niet geminimaliseerd. Hij heeft een leeg strafblad. De verdachte is na zijn vrijlating direct aan de slag gegaan met zijn taxipas. Hoewel hij op dit moment slechts nog verdachte is en hoewel hij jaren op de taxi reed, is zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag helaas afgewezen. Hij kon wel terecht bij [werkgever] . De reclassering ziet geen delictpatroon, heeft geen zorgen over de verdachte en schat het recidiverisico als laag in. De verdachte heeft een meewerkende houding, is vriendelijk en heeft geen procriminele houding. De verdachte beseft dat hij iets heeft gedaan wat niet mag. Hij heeft daarvoor ook al drie maanden binnengezeten (met een gebroken been, in een rolstoel). Hij heeft kinderen en heeft ervaren dat alle lasten op de schouders van zijn vriendin kwamen en dat is een grote motivatie om nooit meer in detentie te komen. Hij is medeverantwoordelijk voor zijn gezin. De financiële situatie lag ten grondslag aan het ten laste gelegde, maar die is veranderd nu die stabiel is. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest, een voorwaardelijk deel en een forse taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich beziggehouden met het produceren van cocaïne. In de cocaïnewasserij waar de verdachte heeft gewerkt, is meer dan honderd kilo cocaïne geproduceerd.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers van deze middelen en dat de productie en verkoop van verdovende middelen gepaard gaan met ernstige vormen van criminaliteit. De handel in harddrugs door de georganiseerde criminaliteit vormt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Met de handel in harddrugs worden hoge criminele winsten behaald. Naast het gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving schuilt in de productie van dergelijke harddrugs ook direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in veelal afgelegen (natuur)gebieden. Het opruimen van dergelijk afval gaat gepaard met hoge kosten. Daarnaast wijst de rechtbank op het ontploffings- en brandgevaar dat kan optreden bij het ondeskundig opslaan en bewerken van chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het gaat in deze strafzaak om grote hoeveelheden cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op strafblad van de verdachte van 18 mei 2022. Verdachte heeft een strafblad (een veroordeling voor witwassen in 2012), maar geen veroordelingen voor de Opiumwet. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport over de verdachte van 7 september 2022. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die in het reclasseringsrapport worden benoemd en door de verdediging naar voren zijn gebracht, ziet de rechtbank geen reden om anders over de strafoplegging te oordelen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zesendertig maanden, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde door een lagere gevangenisstraf miskend zou worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Uitgangspunt is dat het ondergaan van een straf pas aan de orde is als de veroordeling onherroepelijk is. Verdachte heeft zich gehouden aan de voorwaarden die de rechtbank heeft gesteld toen de voorlopige hechtenis van verdachte werd geschorst. De rechtbank ziet in de enkele veroordeling van verdachte onvoldoende aanleiding om deze schorsing op te heffen.

9.De in beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende niet teruggegeven voorwerpen in beslag genomen:
1. € 647,70;
2. Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ;
3. witte Google-telefoon;
4. zwarte iPhone;
5. zwarte iPhone;
6. rosé iPhone;
7. zwarte BQ Aquaris X;
8. zwarte BQ Aquaris;
9. MIB2 Preh infotainmentsysteem (o.a. navigatie).
De officier van justitie heeft gevorderd het geld, de Volkswagen Golf en de iPhones aan de verdachte terug te geven en de twee smartphones (BQ Aquaris) en Google-telefoon aan het verkeer te onttrekken, omdat deze telefoons als PGP-telefoon zijn of kunnen worden gebruikt.
De raadsman heeft verzocht het geldbedrag, de Volkswagen Golf en de drie iPhones aan de verdachte terug te geven.
De rechtbank zal gelasten dat alle in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer; er is geen verband (aangetoond) tussen de voorwerpen en de strafbare feiten. Uit het dossier blijkt niet dat de telefoons als PGP-telefoon zijn gebruikt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
2. medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. € 647,70;
2. Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ;
3. witte Google-telefoon;
4. zwarte iPhone;
5. zwarte iPhone;
6. rosé iPhone;
7. zwarte BQ Aquaris X;
8. zwarte BQ Aquaris;
9. MIB2 Preh infotainmentsysteem (o.a. navigatie).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2022.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.