ECLI:NL:RBAMS:2022:5911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
15 oktober 2022
Zaaknummer
13-020656-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cocaïnewasserij en gevangenisstraf voor betrokkenheid bij drugshandel

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976, die betrokken was bij een cocaïnewasserij. De zaak kwam voort uit een politieonderzoek dat begon na een melding van een inbraak op 23 januari 2022. Bij aankomst van de politie werden twee mannen, medeverdachten, op het dak aangetroffen, die bij hun vlucht verwondingen opliepen. De politie ontdekte een cocaïnewasserij in een garage die door de verdachte werd gehuurd. In de wasserij werden diverse materialen en chemicaliën aangetroffen die gebruikt werden voor de productie van cocaïne. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het DNA van hem en de medeverdachten werd op verschillende voorwerpen in de wasserij aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van veertig maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de productie van cocaïne en dat hij zich bewust was van de activiteiten in de garage. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van veertig maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel zwaar mee in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-020656-22
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P.H. van Esser, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13-020066-22) en [medeverdachte 2] (13-019946-22). In deze zaken wordt vandaag ook uitspraak gedaan.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 samen met anderen opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan
het bereiden, verwerken en/of bewerken van cocaïne subsidiair het voorhanden hebben van cocaïne;
de voorbereiding of bevordering van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
De tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.
Waardering van het bewijs
Inleiding
In de vroege ochtend van 23 januari 2022 kreeg de politie een melding dat er zou worden ingebroken op de [straat/adres] . Toen politieagenten poolshoogte gingen nemen, zagen zij twee mannen over het dak rennen. Beide mannen zijn van het dak gesprongen waarbij beiden een been braken. De politie heeft deze mannen aangehouden. Het bleek te gaan om de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Al snel werd duidelijk dat het niet om een inbraak ging, maar dat de mannen door een dakraam waren gekomen dat toegang tot een garage gaf. Uit dat raam kwam een sterke chemische geur. De politie ging op onderzoek uit en ontdekte daar een zogenoemde cocaïnewasserij waar cocaïnebase naar cocaïne-hydrochloride (hierna: cocaïne-HCl) wordt omgezet en uiteindelijk blokken cocaïne worden geperst. In de garage is ook een aantal blokken cocaïne aangetroffen. De verdachte [verdachte] is de huurder van het pand waar de wasserij is aangetroffen.
De politie heeft onderzoek gedaan en daaruit is naar voren gekomen dat er DNA-materiaal van de verdachten in de wasserij is aangetroffen. Het DNA van [medeverdachte 1] werd op een rol groene tape aangetroffen. De politie heeft opgemerkt dat alle stukken groene tape die op in en bij de wasserij aanwezige blauwe jerrycans zaten qua kleur en formaat met die rol overeenkomen. Zijn DNA werd ook op een blikje Red Bull aangetroffen. Het DNA van de verdachte [verdachte] werd op de binnenzijde van een handschoen aangetroffen. Deze handschoen lag middenin de wasserij boven een halfgelaatsmasker met filters. Het DNA van [medeverdachte 2] werd op een fles/pak drinken aangetroffen. De politie heeft in de iPhone van [medeverdachte 2] foto’s aangetroffen die met die iPhone zijn gemaakt. Een van de foto’s betreft een foto die op 15 januari 2022 in de cocaïnewasserij is gemaakt van een wit blok met opdruk “540” dat dat lijkt op de blokken cocaïne die in de wasserij zijn aangetroffen.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij ene [naam] , een oude klant van hem, de sleutel van zijn garage had gegeven. [naam] zou hem daar wat geld voor geven. [naam] zou hebben gezegd dat hij de garage alleen ’s avonds nodig had. Dit zou zijn geweest op de vrijdag voordat het laboratorium ontdekt werd. [naam] zou hebben gezegd dat hij zijn twee bussen zou gaan schoonmaken. De verdachte heeft verder verklaard dat hij op vrijdagavond 21 januari 2022 voor het laatst bij de garage is geweest. Hij zou toen samen met [naam] zijn geweest. Zij hebben toen niets gedaan. Er zijn geen afspraken gemaakt met betrekking tot het gebruik van het pand. [naam] zou het pand een week hebben mogen gebruiken. Alleen [naam] en de verdachte hadden toen een sleutel van het pand. Voor die vrijdag was nog geen sprake van een cocaïnewasserij in de garage, aldus de verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij de loods die hij huurde op enig moment, enkele dagen voor 23 januari 2022, heeft onderverhuurd. Er zijn geen althans onvoldoende aanwijzingen dat de garage van de verdachte vóór 15 januari 2022 al gebruikt werd voor het wassen van cocaïne. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte na de overdracht van de sleutel nog in de loods is geweest. Hij was op 23 januari 2022 niet in de loods aanwezig. Zelfs als de – door de verdachte betwiste - verklaring van de broer van de verdachte dat hij de verdachte op zaterdag 22 januari 2022 nog bij het hek van zijn garage heeft gezien, wordt gevolgd, dan zegt dat nog niets over de eventuele wetenschap bij de verdachte van wat er zich in de loods afspeelde. Het bevreemdt niet dat in de garage een handschoen is aangetroffen met daarop het DNA van de verdachte. Hij gebruikt in zijn bedrijf handschoenen voor het spuiten van auto’s. Er zijn bovendien DNA-sporen van twee andere personen op die handschoen aangetroffen. Het DNA van de verdachte op de handschoen zegt dus niets over de betrokkenheid van de verdachte bij het verwerken van cocaïne. Er is geen enkele relatie aangetoond tussen de verdachte en de bestelbussen waarin chemicaliën zaten. Uit onderzoek naar de telefoons van de verdachte en medeverdachten is niet gebleken dat zij contact met elkaar hebben gehad. De verdachte beschikte niet over grote sommen contant geld en leefde niet boven zijn stand. Zijn gedrag nadat de cocaïnewasserij was ontdekt, duidt niet op gedrag van iemand die tot over zijn oren in de drugshandel zit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er op 23 januari 2022 in de garage van de verdachte op het adres [straat/adres] een cocaïnewasserij is aangetroffen. In deze wasserij waren jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal (ballonnen), plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne-HCl, substanties, chemicaliën en grondstoffen aanwezig. In dit drugslaboratorium werd cocaïnebase naar cocaïne-HCl omgezet die vervolgens in een mal werd geperst, met behulp van magnetrons werd gedroogd en in ballonnen en plastic tape werd verpakt. Er werden veertien geperste blokken cocaïne-HCL, met een nettogewicht van circa één kg per blok, aangetroffen. Gezien de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van het LFO van 22 april 2022 (genummerd PL1300-2022014606) is aannemelijk dat er minimaal honderdvijf kg aan cocaïne-HCl is verwerkt. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om de juistheid van dat rapport en de daarin opgenomen berekeningen in twijfel te trekken. De wasserij is vermoedelijk op 13 januari 2022 gestart.
De vraag is of de verdachte deze voorwerpen en stoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad en ook of hij zich opzettelijk heeft beziggehouden met het omzetten van de cocaïnebase naar uiteindelijk cocaïne.
De verdachte was al jaren huurder en gebruiker van de ruimte waar de cocaïnewasserij was gevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij de sleutel van zijn garage aan ene [naam] heeft gegeven en zelf van de prins geen kwaad weet, ongeloofwaardig is. De verdachte heeft geen enkele verifieerbare informatie verstrekt. Hij heeft alleen verklaard dat de man die zijn garage gebruikte ‘ [naam] ’ heet en een klant van hem was en dat hij verder geen nadere gegevens (geen telefoonnummer of adres) van deze man had. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte [medeverdachte 2] op 12 januari 2022 vanuit [land 1] via [land 2] naar Nederland is gekomen. In diens telefoon is een foto aangetroffen die op 15 januari 2022, dus een week voordat de cocaïnewasserij werd ontdekt, in de cocaïnewasserij is gemaakt en waaruit kan worden afgeleid dat er in ieder geval die dag of de dagen daarvoor al een kilo cocaïne was geproduceerd. De Mercedes Vito die op 23 januari 2022 bij de garage van de verdachte is aangetroffen en waarin vaten en dozen stonden die gerelateerd kunnen worden aan de cocaïnewasserij, is op 13 januari 2022 gehuurd. Deze bestelbus is op de dag dat hij werd gehuurd bij de garage van de verdachte geparkeerd en stond er op de dag dat de cocaïnewasserij is ontdekt nog steeds. Er is in die periode drie keer tweehonderd meter mee gereden. De broer van de verdachte heeft verklaard dat hij de verdachte in de week voorafgaand aan de ontdekking van het laboratorium in de Mercedes Vito heeft zien rijden en dat hij de verdachte op zaterdag 22 januari 2022 rond 18.00 uur nog heeft gezien bij het hek van het terrein waarop de garage van de verdachte is gevestigd. De verdachte is op zondagochtend, enkele uren nadat de cocaïnewasserij was ontdekt, volgens zijn huisgenoot op stel en sprong met de noorderzon vertrokken. In de cocaïnewasserij is een handschoen aangetroffen waarop aan de binnenzijde DNA van de verdachte is aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen, stoffen en cocaïne die in de tenlastelegging worden genoemd, in de periode van 13 tot en met 23 januari 2022 onder het gemakkelijke bereik en/of tot de feitelijke beschikking van verdachte stonden en dat hij zich daar ook bewust van was. Hij heeft deze voorwerpen en stoffen toen dus voorhanden gehad.
Bij gebrek aan een (geloofwaardige) verklaring moet het er voorts voor worden gehouden dat de verdachte nauw en bewust met de andere verdachten heeft samengewerkt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijk groot drugslaboratorium waar meer dan honderd kilo cocaïne is geproduceerd, niet door iemand alleen draaiende kan worden gehouden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte – tezamen met de medeverdachten – zich schuldig heeft gemaakt aan het omzetten van de cocaïnebase naar cocaïne en de voorbereidingshandelingen daartoe.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat:
1. hij van 13 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid, verwerkt en/of bewerkt een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
2. hij in de periode van 13 januari 2021 tot en met 23 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of verwerken en/of bewerken van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende de verdachte en zijn mededaders voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om vermoeden dat die voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van dat feit. De verdachte en zijn mededaders hebben immers jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal (ballonnen), plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne-HCl, (meer dan 100 kg) substanties en chemicaliën en grondstoffen voorhanden gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen staan in bijlage II die onderdeel uitmaakt van dit vonnis.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8.
Motivering van de straf
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft haar eis als volgt toegelicht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid cocaïne in een professioneel opgezet en ingericht laboratorium. Op het moment van aanhouding was reeds ruim 100 kilo cocaïne geproduceerd. De verdachte heeft bijgedragen aan een georganiseerde vorm van drugscriminaliteit die de laatste jaren in ons land grote vormen heeft aangenomen en die gepaard gaat met zware, vaak gewelddadige criminaliteit en zwartgeldstromen waardoor de Nederlandse economie wordt ondermijnd. De verdachte is een schakel in een groter geheel, maar wel een onmisbare schakel in de productie en verkoop van cocaïne.
Het pleidooi van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de navolgende feiten en omstandigheden. De reclassering concludeert dat de verdachte slechts wat hulp voor praktische zaken op vrijwillige basis kan gebruiken en zij schat de kans op recidive in als laag. De verdachte heeft geen relevant strafblad. Hij heeft een dochter die hij graag regelmatig ziet en een hond die hij verzorgt. Het valt hem zwaar dat hij zijn dochter, die hij voorheen dagelijks zag, nu niet kan ontmoeten. De verdachte wil graag zijn leven weer oppakken en heeft geregeld dat hij na zijn invrijheidstelling kan verblijven in de woning van een vriend. Hij kan via een vriend direct aan de slag in de bouw / met de sloop van woningen. Het verzoek is om bij een eventueel op te leggen gevangenisstraf het onvoorwaardelijk strafdeel te beperken tot de tijd die de verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht (zes maanden) en voor het overige een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De verdachte is daarbij bereid zich aan alle eventueel wenselijk geachte bijzondere voorwaarden te houden. De verdachte is tevens bereid en in staat een taakstraf te verrichten. De raadsvrouw heeft ten slotte verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft in een loods, die hij huurde en waarin hij een garage had, een cocaïnewasserij gehad waarin meer dan honderd kilo cocaïne is geproduceerd. Zijn rol is daarmee naar het zich laat aanzien groter dan die van zijn medeverdachten.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers van deze middelen en dat de productie en verkoop van verdovende middelen gepaard gaan met ernstige vormen van criminaliteit. De handel in harddrugs door de georganiseerde criminaliteit vormt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Met de handel in harddrugs worden hoge criminele winsten behaald. Naast het gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving schuilt in de productie van dergelijke harddrugs ook direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in veelal afgelegen (natuur)gebieden. Het opruimen van dergelijk afval gaat gepaard met hoge kosten. Daarnaast wijst de rechtbank op het ontploffings- en brandgevaar dat kan optreden bij het ondeskundig opslaan en bewerken van chemicaliën in een drugslaboratorium.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het gaat in deze strafzaak om grote hoeveelheden cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 18 mei 2022; de verdachte heeft alleen een paar verkeersovertredingen op zijn naam staan. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 23 mei 2022. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door de verdediging naar voren zijn gebracht, ziet de rechtbank geen reden om anders over de strafoplegging te oordelen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertig maanden, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde door een lagere gevangenisstraf miskend zou worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsvrouw heeft verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen. Gelet op deze straf wordt het verzoek afgewezen.

9.De lijst met in beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft een lijst met in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen aan het dossier toegevoegd. De rechtbank stelt vast de voorwerpen (omschreven als verdovende middelen) niet bij de verdachte, maar bij de medeverdachte [medeverdachte 2] in beslag zijn genomen. Zij zal daarom in de zaak tegen de verdachte geen beslissing over deze voorwerpen nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
2. medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2022.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]