In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een geschil tussen Energyhouse B.V. en twee gedaagden, die vennoten zijn van een besloten vennootschap. Energyhouse vorderde betaling van een bedrag van € 31.035,58, bestaande uit een eindafrekening en een opzegvergoeding, op basis van een energiecontract dat volgens hen was gesloten met de Vof, waarvan de gedaagden vennoten zijn. De gedaagden betwisten echter dat er een overeenkomst is gesloten en voeren aan dat zij nooit akkoord zijn gegaan met de productvoorwaarden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Energyhouse niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden de overeenkomst hebben gesloten. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Energyhouse niet toewijsbaar is, omdat niet vaststaat dat de gedaagden akkoord zijn gegaan met het energiecontract. Bovendien heeft Energyhouse onvoldoende onderbouwd dat de gevorderde opzegvergoeding verschuldigd is, aangezien de productvoorwaarden niet duidelijk zijn gepresenteerd en de gedaagden hebben betwist dat deze voorwaarden onderdeel uitmaakten van de overeenkomst.
De rechtbank wijst de vorderingen van Energyhouse af en veroordeelt hen in de proceskosten aan de zijde van de gedaagden, die tot op heden zijn begroot op € 3.342,00. De rechtbank compenseert de proceskosten in reconventie, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en bewijsvoering bij de totstandkoming van overeenkomsten in het civiele recht.