Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft een EAB dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Tiergarten in Duitsland op 23 augustus 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1965, is in Nederland ingeschreven en heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de vordering behandeld op een openbare zitting op 23 juni 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de ne bis in idem problematiek aan de orde gesteld. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon in Turkije is vrijgesproken voor hetzelfde feit dat aan het EAB ten grondslag ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vragen zijn over de authenticiteit van het Turkse vonnis van 11 november 1986 en of de Duitse autoriteiten op de hoogte waren van dit vonnis ten tijde van het uitvaardigen van het EAB. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit en/of Turkse autoriteiten.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Turkse taal te bevelen voor een nader te bepalen datum. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak volgens artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.