In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Amsterdam, beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het kalenderjaar 2020. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de WOZ-waarde vastgesteld op € 558.000,-, maar na bezwaar van eiser werd deze verlaagd naar € 200.000,-. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 15 juni 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over een nieuwe WOZ-waarde van € 185.000,-, waardoor het procesbelang in deze procedure verviel. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft daarnaast verzocht om een schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. De heffingsambtenaar heeft zich niet verzet tegen dit verzoek, en de rechtbank heeft besloten om dit verzoek toe te kennen. Eiser heeft ook om een proceskostenvergoeding gevraagd, die door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor het indienen van het beroepschrift en € 379,50 voor het verzoekschrift, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.138,50. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,- aan eiser.
De uitspraak is gedaan door rechter C.F. de Lemos Benvindo en is openbaar uitgesproken op 7 september 2022. Eiser en de heffingsambtenaar zijn op de hoogte gesteld van de beslissing, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.