ECLI:NL:RBAMS:2022:6056

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3080
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Amsterdam, beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het kalenderjaar 2020. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de WOZ-waarde vastgesteld op € 558.000,-, maar na bezwaar van eiser werd deze verlaagd naar € 200.000,-. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 15 juni 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over een nieuwe WOZ-waarde van € 185.000,-, waardoor het procesbelang in deze procedure verviel. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft daarnaast verzocht om een schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. De heffingsambtenaar heeft zich niet verzet tegen dit verzoek, en de rechtbank heeft besloten om dit verzoek toe te kennen. Eiser heeft ook om een proceskostenvergoeding gevraagd, die door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor het indienen van het beroepschrift en € 379,50 voor het verzoekschrift, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.138,50. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,- aan eiser.

De uitspraak is gedaan door rechter C.F. de Lemos Benvindo en is openbaar uitgesproken op 7 september 2022. Eiser en de heffingsambtenaar zijn op de hoogte gesteld van de beslissing, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3080

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: G. Veldhuisen),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 29 februari 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te Amsterdam (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 558.000,-. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2020 bekendgemaakt.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 23 april 2021 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde verlaagd naar € 200.000,- en de aanslag in verband met de verlaging verminderd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 juni 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. N.M. Kell, bijgestaan door taxateur [de persoon] .

Overwegingen

1. De heffingsambtenaar en eiser hebben in beroep overeenstemming bereikt over de WOZ‑waarde van de woning voor het kalenderjaar 2020. Deze heeft de heffingsambtenaar in zijn mailbericht van 2 juni 2022 nader vastgesteld op € 185.000,-. De heffingsambtenaar heeft toegezegd de aanslag onroerende zaakbelasting dienovereenkomstig te zullen aanpassen. Hiermee is het procesbelang in deze procedure komen te vervallen. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Eiser heeft bij mailbericht van 3 juni 2022 verzocht de heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. Blijkens zijn mail aan eiser van 9 juni 2022 en de toelichting ter zitting, verzet de heffingsambtenaar zich hier niet tegen. De rechtbank ziet grond om dit verzoek toe te kennen.
3. Eiser heeft in hetzelfde mailbericht ook verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding en om vergoeding van het griffierecht. Het verzoek om een proceskostenvergoeding ziet op het indienen van een beroepschrift en het indienen van een verzoek om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn (hierna: het verzoekschrift).
4. Ten aanzien van de proceskosten heeft de heffingsambtenaar in zijn mail van
9 juni 2022 hierover een standpunt ingenomen. De heffingsambtenaar heeft zich niet verzet tegen het toekennen van een proceskostenvergoeding voor het indienen van een beroepschrift
(1 punt). Dat ligt anders ten aanzien van het verzoekschrift. Volgens de heffingsambtenaar biedt het Besluit proceskosten bestuursrecht daarvoor geen ruimte.
5. De rechtbank ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van eiser ter zake van het indienen van een beroepschrift. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
6. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar niet in het standpunt dat het Besluit proceskosten bestuursrecht geen grondslag biedt voor een veroordeling in de proceskosten ter zake van het verzoekschrift. In de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (onder A1 en onder 21) wordt het verzoekschrift als bedoeld in artikel 8:90, eerste lid en artikel 8:91 van de Algemene wet bestuursrecht genoemd. De rechtbank ziet niet in waarom het verzoekschrift van eiser niet kwalificeert als een verzoekschrift als daar bedoeld. De rechtbank zal daarom de heffingsambtenaar ook veroordelen tot het betalen van een proceskostenvergoeding ter zake van het verzoekschrift en stelt het bedrag vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, waarde per punt van € 759,- met wegingsfactor 0,5).
7. Uit de Awb vloeit, tot slot, voort dat de heffingsambtenaar onder de gegeven omstandigheden het verschuldigde griffierecht aan eiser vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet ontvankelijk;
veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.138,50,-;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht ter hoogte van € 49,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.