ECLI:NL:RBAMS:2022:6207

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/208613-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Noorwegen op basis van Europese regelgeving

Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Noorwegen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een aanhoudingsbevel dat op 17 augustus 2022 door de Noorse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Syrië in 1992, had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en was op dat moment gedetineerd.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 13 oktober 2022. De officier van justitie, mr. M. Westerman, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J. van Appia. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering.

In de uitspraak is vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Noorwegen. De rechtbank heeft geen weigeringsgronden gevonden die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon was eerder in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden, maar was niet aanwezig bij de zitting in hoger beroep omdat hij was gevlucht. De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden toegestaan, aangezien de opgeëiste persoon is opgeroepen voor de procedure en de strafbare feiten voldoen aan de voorwaarden van de Overeenkomst.

De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en de beslissing is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/208613-22
RK nummer: 22/3984
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3, eerste lid, van de Wet houdende uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Uitvoeringswet) jo. artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 22 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 17 augustus 2022 door
the Public Prosecutor in Møre and Romsdal(Noorwegen). Het aanhoudingsbevel strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. van Appia, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Arabisch Syrische taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het aanhoudingsbevel

In het aanhoudingsbevel wordt melding gemaakt van een
court order for arrest from Møre and Romsdal District Court of 17.08.2022, case no. 22-11661ENE-TMOR/TMOL.
In het AB staat in onderdeel c) onder 2) dat aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf van vijf jaar is opgelegd. Naar aanleiding hiervan zijn door het Internationaal Rechtshulp Centrum nadere vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
In de e-mail van 19 september 2022 van de uitvaardigende justitiële autoriteit staat dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de procedure in eerste aanleg bij
the District court in Møre and Romsdal.Daarna is hij tegen de uitspraak in eerste aanleg in appel gegaan. De opgeëiste persoon was niet bij het proces in hoger beroep aanwezig, omdat hij was gevlucht. Wel is hij in persoon opgeroepen en was zijn advocaat aanwezig bij het proces in hoger beroep. In de bijlage bij het aanvullende e-mailbericht van 26 september 2022 is onderdeel d) van het AB voor het proces in hoger beroep ingevuld en hieruit blijkt dat de opgeëiste persoon op 27 juni 2022 in persoon is opgeroepen voor dit proces. Uit verdere correspondentie met de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat het hoger beroep bij
Frostating lagmannsrett Appeal courtis behandeld en er een straf van vijf jaar en zes maanden is opgelegd bij arrest van 31 augustus 2022. Deze beslissing is nog niet voor tenuitvoerlegging vatbaar en zal aan de opgeëiste persoon worden betekend bij aankomst in Noorwegen. Hij heeft dan twee weken de tijd om deze beslissing aan te vechten bij de
Supreme Court, maar alleen ten aanzien van de straf en rechtsvragen. De
Appeal courtis de laatste instantie geweest die over de schuldvraag heeft beslist. Tevens is bevestigd dat de
court order for arrest from Møre and Romsdal District Court of 17.08.2022nog steeds de grondslag voor het AB is en de beslissing van de
Frostating lagmannsrett Appeal courtnog niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Voor zover de beslissing van
Frostating lagmannsrett Appeal courtal aan artikel 12 OLW moet worden getoetst als zijnde de laatste instantie die zich over de schuldvraag heeft beslist, na een behandeling in feite en in rechte, stelt de rechtbank vast dat dit arrest is gewezen terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. De opgeëiste persoon is echter in persoon opgeroepen voor dit proces, zodat de omstandigheid van artikel 12, onder a, OLW zich voordoet. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.
Het feit is omschreven in onderdeel e) van het aanhoudingsbevel.
4.
Strafbaarheid; feit vermeld op de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst [1]
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst, te weten:
verkrachting.
Volgens de in rubriek c) van het aanhoudingsbevel vermelde gegevens is op dit feit naar Noors recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de in de Overeenkomst en Uitvoeringswet gestelde vereisten en ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en de e artikelen 3, 4, 5 en 11 van de Overeenkomst.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecutor in Møre and Romsdal(Noorwegen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het aanhoudingsbevel.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Het gaat hier om de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.