ECLI:NL:RBAMS:2022:6216

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/166200-22 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel aan Polen

Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 5 juli 2022 en betreft een vrijheidsstraf van drie jaar en zes maanden, waarvan nog één jaar, elf maanden en elf dagen resteert. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1979, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zittingen op 8 september en 13 oktober 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn recht op aanwezigheid werd besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat hij vertegenwoordigd werd door een advocaat.

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 22 september 2022 vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de reikwijdte van het hoger beroep. De antwoorden op deze vragen bevestigden dat de opgeëiste persoon in het verleden op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een advocaat had gemachtigd. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen, zoals artikel 2, 5 en 7 OLW, zijn toegepast. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/166200-22 (EAB II)
RK nummer: 22/3395
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juli 2019 door
the Regional Court in Rzeszów(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Verder is de gevangenneming bevolen.
De rechtbank heeft op 22 september 2022 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst voor bepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de in de tussenuitspraak genoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 13 oktober 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Zijn gemachtigd raadsman mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam, is wel verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentvan
the District Court in Rzeszów(Polen) van 4 mei 2015 (file no. X K 742/13).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en elf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In de tussenuitspraak van 22 september 2022 zijn door de rechtbank vragen in verband met artikel 12 OLW vragen gesteld over de reikwijdte van het hoger beroep. In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 oktober 2022 zijn deze vragen beantwoord. De rechtbank leidt hieruit af dat de beslissing in hoger beroep van 1 juni 2016 van
the District Court in Rzeszówde laatste instantie is geweest die over de schuldvraag en strafoplegging heeft geoordeeld, na een beoordeling in feite en in rechte. De rechtbank zal dan ook alleen het verloop van dit proces toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest van 1 juni 2016 (II Ka 391/15) terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar dat de omstandigheid van artikel 12, sub b, OLW zich heeft voorgedaan. Uit de aanvullende informatie van 3 augustus 2022 en 3 oktober 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een advocaat heeft gemachtigd die hem tijdens het gehele proces heeft vertegenwoordigd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarmee niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Rzeszów(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.