Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 5 juli 2022 en betreft een vrijheidsstraf van drie jaar en zes maanden, waarvan nog één jaar, elf maanden en elf dagen resteert. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1979, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zittingen op 8 september en 13 oktober 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn recht op aanwezigheid werd besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat hij vertegenwoordigd werd door een advocaat.
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 22 september 2022 vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de reikwijdte van het hoger beroep. De antwoorden op deze vragen bevestigden dat de opgeëiste persoon in het verleden op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een advocaat had gemachtigd. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen, zoals artikel 2, 5 en 7 OLW, zijn toegepast. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.