ECLI:NL:RBAMS:2022:6221

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/010714-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne met rechtmatigheid van opsporingsmethoden

Op 4 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van 75,71 kilogram cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 21 juli 2022, waar de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, de vordering indiende. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.G. Koopman, betoogde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege vermeende onrechtmatigheden in het opsporingsonderzoek. De rechtbank oordeelde dat de opsporingsmiddelen rechtmatig waren ingezet en verwierp het verweer van de verdediging. De rechtbank concludeerde dat er geen onherstelbare vormverzuimen waren en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig had, medeplegen met anderen, en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op. De rechtbank overwoog dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne en beschikkingsmacht over de goederen in de woning. De uitspraak benadrukt de rechtmatigheid van de gebruikte opsporingsmethoden en de ernst van het delict, waarbij de volksgezondheid in het geding is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/010714-22
Datum uitspraak: 4 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag verdachte] 1971,
geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kurniawan-Ayre en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H.G. Koopman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich, samen met anderen, op 13 januari 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 75,71 kilogram cocaïne.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen als
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Volgens de raadsman is de opname van het kenteken van de Citroën DS5 in het ANPR-bestand en de daarop volgende staande houding, het onderzoek in de telefoon van verdachte en de doorzoeking van de woning van verdachte onrechtmatig. Er is daarom sprake van meerdere onherstelbare vormverzuimen. Door de onrechtmatige inzet van deze (buitenwettelijke) opsporingsmiddelen en -methoden in het voorbereidend onderzoek is er sprake van een schending van artikel 5, 8 en 6 van het Europees Verdrag voor Rechten van de Mens (EVRM) en is het recht van verdachte op een eerlijk proces geschonden. De behandeling van de zaak voldoet daarom niet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde als bedoeld in artikel 359a, eerste lid onder c Wetboek van Strafvordering (Sv).
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Er zijn in haar visie geen onrechtmatige opsporingsmiddelen of –methoden ingezet en er is geen sprake van enig onherstelbaar vormverzuim.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte en verwerpt het verweer ter zake.
De rechtmatigheidsverweren ten aanzien van de door de politie ingezette opsporingsmiddelen en -methoden zullen hieronder afzonderlijk worden besproken.
3.3.1.
Opname kenteken in ANPR-systeem
Feiten
De politie heeft op 10 januari 2022 het kenteken gecontroleerd van een auto die geparkeerd stond aan de openbare weg te Amsterdam. Het betrof een Citroën DS5. De auto bleek op naam van een vrouw te staan die woonachtig is in Den Haag. Omdat de auto in zes maanden tijd vier keer op een andere naam was gezet had de politie het vermoeden dat de geregistreerde eigenaar van de auto niet de daadwerkelijke gebruiker was en dat er sprake zou kunnen zijn van een zogenaamde ‘katvangerconstructie’. Om de daadwerkelijke gebruiker van de auto te achterhalen is de officier van justitie gevraagd om toestemming om het kenteken van de auto op te nemen in het ANPR-systeem voor 7 dagen. De officier van justitie heeft mondeling toestemming verleend voor de registratie.
Beoordeling
Anders dan de raadsman heeft gesteld is voor de registratie van een kenteken in het ANPR-systeem geen verdenking in de zin van artikel 27 Sv noodzakelijk. In deze zaak gaat het om gebruik van ANPR-gegevens op grond van ‘hits’; de computer geeft een ‘hit’ als het geregistreerde voertuig wordt gescand. Dit stelt de politie in de gelegenheid om de locatie van het voertuig te achterhalen. Voor het gebruik van het ANPR-systeem op deze manier, bestaat geen specifieke wettelijke grondslag. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat dergelijke, niet specifiek in de wet geregelde, opsporingsmethodes gebaseerd kunnen worden op artikel 3 Politiewet 2012, mits die methode slechts een beperkte inbreuk maakt op de grondrechten van burgers en niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. Voornoemde opsporingsmethode met betrekking tot het gebruik van ANPR ‘hits’ voldoet aan deze eisen, omdat het niet direct herleidbaar is tot een persoon en de registratie in het ANPR-systeem slechts van geringe duur is. Dit maakt dat de inzet van het ANPR-systeem gebaseerd kon worden op de algemene politietaak en rechtmatig was.
3.3.2.
Onrechtmatige staande houding auto, vordering legitimatiebewijs en onderzoek aan telefoon
Feiten
Nadat de politie een melding kreeg van een ANPR-‘hit’ op het kenteken van de Citroën DS5 werd deze aangetroffen op de A2 ter hoogte van Vianen, rijdend in de richting van Amsterdam. De politie gaf de auto een stopteken ter controle van de naleving van de verkeersvoorschriften. De bestuurder van de auto werd gevraagd naar zijn rij- en kentekenbewijs. De bestuurder overhandigde een rijbewijs uit de Verenigde Staten. De bestuurder bleek [naam 1] , geboren [geboortedag ] 1979 te [geboorteplaats] te zijn. Tevens verklaarde de bestuurder in het Engels dat hij uit [plaatsnaam] komt en dat hij samen met zijn vrienden was gaan ‘shoppen’ in België en zij daar net vandaan kwamen. De verbalisant vroeg vervolgens of de bestuurder een paspoort bij zich had. De bestuurder verklaarde dat zijn paspoort in het huis van een vriend lag.
De ANPR-registratie van het kenteken was volgens de politie erop gericht om de daadwerkelijke gebruiker/eigenaar van de auto te achterhalen. Hierop heeft de politie de bestuurder van de auto gevraagd van wie de betreffende Citroën DS5 is. De bestuurder van de auto verklaarde in korte tijd wisselend; de auto zou van een vriend zijn, waarna werd verklaard dat de auto van de bijrijder was en na een verzoek om verduidelijking van de verbalisant verklaarde de bestuurder dat de auto van een vriendin zou zijn. Hierop kreeg de verbalisant het vermoeden dat de bestuurder een leugenachtig verhaal vertelde en heeft die op grond van artikel 8 Politiewet 2012 het legitimatiebewijs van de drie overige inzittenden van de auto gevraagd. De bijrijder blijkt [verdachte] , geboren [geboortedag verdachte] 1971 te zijn, de passagier achter de bestuurder [naam 2] , geboren [geboortedag 2] 1998 en de passagier achter de bijrijder [naam 3] , geboren [geboortedag 3] 1992. De bestuurder werd vervolgens door de verbalisant gevraagd waar hij precies in Nederland verbleef. Voordat de bestuurder antwoord kon geven hoorden de verbalisanten dat de bijrijder, verdachte, in het Engels riep: “
Bijlmer, I live in Bijlmer Amsterdam Arena, I live by [straatnaam] .” Voor de verbalisanten was het verblijfadres van verdachte onvoldoende duidelijk, waarna desgevraagd werd geantwoord: “
Amsterdam Bijlmer, it’s with my friend in Bijlmer” en “
It’s [naam 4] . [naam 4] . Look, I can show you.” Verdachte pakte hierop zijn telefoon en opende WhatsApp en begon te zoeken op de naam “ [naam 4] ”. De verbalisanten zagen dat er een gesprek werd geopend met “ [naam 4] ,” maar verdachte wist niet te vertellen of deze persoon een adres in Amsterdam had. De verbalisanten vroegen vervolgens aan verdachte of zij in zijn telefoon mochten zoeken naar een adres. Hierop antwoordde verdachte met: “
Yes”. De ontgrendelde telefoon werd aan de verbalisanten overhandigd, waarna aan verdachte werd gevraagd of zij de hele inhoud van de telefoon mochten bekijken. Verdachte antwoordde in het Engels: “
Yes, of course, that’s no problem.” Verbalisanten bekeken vervolgens de fotogalerij van de telefoon en zagen foto’s staan van rechthoekige blokken, die ambtshalve werden herkend als blokken cocaïne. Verdachte werd hiermee geconfronteerd en verklaarde in het Engels: “
That’s nothing, everybody can get those pictures from the internet.” De verbalisanten troffen meerdere foto’s in de fotogalerij aan die betrekking leken te hebben op verdovende middelen, te weten onder meer foto’s van blokken cocaïne, een verborgen ruimte in de laadvloer van een roodkleurig voertuig, een video van een hennepplantage en losse henneptoppen. Vervolgens is aan [naam 1] gevraagd of zij de auto mochten doorzoeken, waarop vervolgens toestemming is gegeven. De verbalisanten troffen geen bijzonderheden aan in de auto.
Beoordeling
a.
a) Staande houding auto
Ten behoeve van de controle van de naleving van de verkeersvoorschriften is de politie bevoegd om op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet motorrijtuigen te doen stilhouden en van de bestuurder een rij- en kentekenbewijs te vorderen. De rechtbank is van oordeel dat deze controlebevoegdheid rechtmatig is ingezet doordat aan de vereisten van deze bevoegdheid is voldaan, immers blijkt uit het proces-verbaal van de politie dat na de staande houding het rij- en kentekenbewijs van de bestuurder is gevorderd en het rijbewijs is gecontroleerd.
b) Vorderen legitimatiebewijzen
De rechtbank leidt uit het dossier af dat na de staande houding en controle van de bestuurder er door de politie nog geen redelijk vermoeden van betrokkenheid aan enig strafbaar feit was geconstateerd. Desalniettemin is de politie, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak, bevoegd om de inzage van een legitimatiebewijs te vorderen. Op basis van de wisselende verklaring van de bestuurder van de auto over de eigenaar van de auto waren de verbalisanten ter uitvoering van de politietaak gerechtigd om de legitimatie van verdachte en de andere inzittenden te vorderen. De rechtbank is van oordeel dat de daarop volgende vragen over het verblijfadres van verdachte niet zien op het vermoeden van het plegen van enig strafbaar feit, maar worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van de politietaak. De vordering is daarmee rechtmatig.
c) Doorzoeken telefoon van verdachte
De rechtbank constateert dat in deze fase van het onderzoek de verbalisanten nog geen concreet vermoeden van een strafbaar feit hadden en het hen vrij stond om vragen te stellen met betrekking tot het bekijken van de inhoud van de telefoon. Daartegenover stond het verdachte vrij om de verzoeken van de politie te weigeren.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen toestemming heeft gegeven aan de verbalisanten voor de doorzoeking van zijn telefoon. De rechtbank constateert dat de wijze waarop de verbalisanten toegang hebben gekregen tot de telefoon van verdachte is gerelateerd in een door twee verbalisanten ondertekend en op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Bovendien heeft verdachte tijdens het politieverhoor van 15 januari 2022 bevestigd dat de verbalisanten met zijn toestemming in zijn telefoon hebben mogen kijken. De rechtbank gaat uit van dit proces-verbaal en de bevestiging van verdachte tijdens het politieverhoor en ziet geen aanknopingspunten in het dossier voor de stelling dat de politie zonder toestemming de telefoon van verdachte heeft doorzocht.
3.3.3.
Onrechtmatige doorzoeking woning aan de [adres] te Amsterdam
Feiten
Na de staande houding keerde de auto om en reed in de richting van België. De volgende dag op 12 januari 2022 bleek uit ANPR-gegevens dat de auto weer richting Nederland reed. De auto werd gevolgd en geobserveerd om te achterhalen waar de inzittenden van de auto zouden verblijven en bij welke woning zij naar binnen zouden gaan. Nadat de auto is geparkeerd werd er gezien dat er twee mannen en een vrouw uit de auto stappen, een minuut later stapt er nog een man uit. De verbalisant herkende deze personen van de dag ervoor ten tijde van de staande houding. Er werd gezien dat verdachte als eerste de toegangsdeur van de [naam flat] binnen liep. [naam 2] werd gezien met een gevulde zwartkleurige weekendtas. Vervolgens werd gezien dat [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] bij de woning op nummer [nummer] van de [adres] naar binnen gaan. Uit de politiesystemen blijkt dat op dit adres één persoon staat ingeschreven, te weten [naam 5] , niet zijnde een van de inzittenden van de auto. De verbalisanten hebben vervolgens de officier van justitie verzocht om toestemming tot binnentreden in de woning. Na toestemming van de officier van justitie werd er door een hulpofficier van justitie een machtiging tot binnentreden verleend. Op 13 januari 2022 werd vervolgens de woning aan de [adres] te Amsterdam binnengetreden ter inbeslagname van verdovende middelen.
Beoordeling
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder b Opiumwet hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang tot plaatsen waar een overtreding van de Opiumwet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden dat zodanige overtreding gepleegd wordt. Krachtens het derde lid van hetzelfde artikel bestaat de bevoegdheid tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat de politie op basis van hetgeen zij hebben geconstateerd over het kenteken van de Citroën DS5, de wisselende verklaringen van [naam 1] over de eigenaar van de auto, de foto’s op de telefoon van verdachte, de reisbewegingen van de auto, de gevulde tas die door [naam 2] de woning binnen werd gedragen en het feit dat geen van de vier personen die de woning binnen gingen staat ingeschreven op de [adres] te Amsterdam, redelijkerwijs vermoed kon worden dat er in de woning een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. De officier van justitie heeft rechtmatig toestemming gegeven en de hulpofficier van justitie was bevoegd tot het verlenen van een machtiging op grond van artikel 2, eerst lid jo artikel 3, eerste lid onder c Algemene wet op het binnentreden.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] waarin wordt gerelateerd dat de in de woning aanwezige voorraadkast B op een kier stond en de in die kast aanwezige goederen zichtbaar waren. Het standpunt van de raadsman dat voorraadkast B op slot zou zijn en dat de politie met een sleutel de kast zou hebben geopend vindt de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van voornoemd op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal.
3.3.4.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat voornoemde opsporingsmiddelen en -methoden rechtmatig zijn ingezet in het voorbereidend onderzoek en dat van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid Sv niet is gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Zoals hierboven bij de bespreking van de ontvankelijkheid al aangegeven stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er geen onrechtmatige opsporingsmiddelen of –methoden zijn ingezet en dat er geen sprake is van enig onherstelbaar vormverzuim.
De officier van justitie vindt daarnaast dat het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 70 kilogram cocaïne kan worden bewezen, omdat de cocaïne in de woning van verdachte is gevonden en verdachte ter zitting van 21 juli 2022 heeft verklaard dat hij de cocaïne in de woning heeft bewaard. Voor een bewoner, dus ook voor verdachte, geldt dat hij in beginsel wetenschap heeft van en beschikkingsmacht heeft over de goederen die zich in die woning bevinden. Verdachte wist dus van de cocaïne en heeft daarover beschikkingsmacht gehad. Verdachte heeft dit feit samen met medeverdachten [naam 1] en [naam 6] gepleegd. Zij waren namelijk medebewoners en trokken actief met elkaar op.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is, dan stelt de raadsman subsidiair dat de hiervoor onder de ontvankelijkheid van de officier van justitie besproken gebruikte opsporingsmiddelen en -methoden zodanig onherstelbare vormverzuimen opleveren dat de doorzoeking en inbeslagneming onrechtmatig zijn geweest waardoor de resultaten daarvan uitgesloten dienen te worden van het bewijs en verdachte dient te worden vrijgesproken.
Daarnaast vindt de raadsman dat verdachte moet worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van de twee losse blokken cocaïne, omdat verdachte niet weet hoe die blokken in de kast terecht zijn gekomen. Daardoor heeft hij ook geen beschikkingsmacht over deze blokken gehad. Verder moet verdachte worden vrijgesproken van de cocaïne die is gevonden in de zwarte rolkoffer met daaraan een sticker op naam van [naam 1] , omdat verdachte niet wist dat er cocaïne in die koffer zat. [naam 1] is de eigenaar van de rolkoffer waardoor de cocaïne zich niet in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor al overwogen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek zodat artikel 359a Sv niet van toepassing is.
4.3.1.
Het opzettelijk aanwezig hebben van drugs
De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage II, bewezen dat verdachte de aangetroffen cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de cocaïne in de woning lag en dat hij de sleutel had van de kast waarin de cocaïne is gevonden. De rechtbank gelooft verdachte niet in zijn verklaring dat hij niet wist dat er drugs zaten in de zwarte koffer met het label van [naam 1] . Naar zijn eigen verklaring is het verdachte zelf geweest die de sleutel van de kast aan medeverdachte [naam 1] heeft gegeven zodat hij ook spullen in de kast kon opbergen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de totale hoeveelheid in de woning aangetroffen cocaïne en kon hij hier ook over beschikken.
Verder vindt de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen doordat verdachte de cocaïne samen met [naam 1] aanwezig heeft gehad. Verdachte woonde samen met [naam 1] in de woning. Naast verdachte had ook [naam 1] toegang tot de kast waarin de cocaïne is gevonden. Daarnaast is er cocaïne gevonden in onder andere een koffer waaraan het bagagelabel van [naam 1] zat. Het voorgaande, in combinatie met het gegeven dat verdachte en [naam 1] in de dagen voorafgaande aan de binnentreding samen optrokken, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken. Medeverdachte [naam 6] wordt bij vonnis van heden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de drugs. Daarom is medeplegen met [naam 6] niet bewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat bewezen kan worden dat verdachte en [naam 1] een hoeveelheid van ruim 70 kilogram cocaïne opzettelijk aanwezig hebben gehad. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat het verpakkingsmateriaal per pakket ongeveer 50 gram woog zodat op het totale gewicht van 75,71 kilogram ongeveer 3,5 kilogram aan verpakkingsmateriaal in mindering dient te worden gebracht.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
op 13 januari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ruim 70 kilogram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarbij is rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld (LOVS). De persoonlijke omstandigheden van verdachte hebben geen aanleiding gegeven om af te wijken van de LOVS.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging een vermindering toe te passen op grond van artikel 359a Sv en voorts in het voordeel van verdachte mee te wegen dat hij heeft meegewerkt aan het onderzoek door meteen in het begin een eerlijke verklaring af te leggen. Voorts dient er rekening mee te worden gehouden dat verdachte kampt met diverse gezondheidsproblemen en dat hij een blanco strafblad heeft. De verdediging pleit er daarom voor om te volstaan met een gevangenisstraf van 30 maanden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Geen strafcompensatie
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank geen vormverzuimen geconstateerd. Voor een compensatie in de hoogte van de straf als bedoeld in artikel 359a, eerste lid onder a Wetboek van Strafvordering is dan ook geen aanleiding.
8.3.2.
De strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met de medeverdachte een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad met een straatwaarde van meerdere miljoenen euro’s. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat verdachte zelf in drugs handelde. Naar het zich laat aanzien bewaarde hij de drugs voor een derde om daar geld mee te verdienen. Drugs vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande (ernstige) vormen van criminaliteit. Het aanwezig hebben van drugs dient dan ook te worden bestreden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door de LOVS. Voor bezit van 20.000 gram (en meer) harddrugs is het uitgangspunt een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 36 maanden.
Uit het strafblad van verdachte van 14 maart 2022 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank ziet al met al geen aanleiding om af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten en legt daarom een gevangenisstraf van 36 maanden op.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in
bijlage III.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven verdovende middelen (nummers 16, 18 t/m 20, 22, 24, 26, 28 en 30) dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven tassen, vuilniszak en koffers (nummers 17, 21, 23, 25, 27 en 29) dienen verbeurd te worden verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
Teruggave aan rechthebbende
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedragen, telefoontoestellen, tandenborstel, sleutelbos en het horloge (nummers 1 t/m 15, 31 t/m 34) dienen aan de rechthebbende(n) te worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
16. 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141274-2.25kg, cocaïne crack)
18. 6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142634-6.29kg, cocaïne crack)
19. 11 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142625-11.55kg, wit, merk: plakken cocaïne)
20. 6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142635-6.26kg, cocaïne plakken)
22. 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142637-5.25kg, cocaïne crack)
24. 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142630-3.14kg, cocaïne plakken)
26. 6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142628-6.29kg, cocaïne crack)
28. 13 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142639, cocaïne crack) 30. 20 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142640-21kg, cocaïne plakken)
Verklaart
verbeurd:
17. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142632, Jumbo tas met cocaïne)
21. 1 STK Vuilniszak (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141291, verschillende zakken)
23. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141290, AH bigshopper)
25. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141289, Jumbo bigshopper)
27. 1 STK Koffer (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141286, zilverkleurig, merk: zakken met cocaïne)
29. 1 STK Koffer (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141284, zwart, merk: vermoedelijk cocaïne)
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende(n) van
1. EUR - IBG: 13-01-2022 5 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141233, 2x half biljet van 5)
2. 500 EUR; IBGN 13-1-2022 500 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141238)
3. 500 EUR: - IBG: 13-01-2022 500 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141239)
4. 1600 EUR - IBG: 13-01-2022 1600 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141240)
5. 800 EUR - IBG: 13-01-2022 800 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141241)
6. 800 EUR - IBG: 13-01-2022 800 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141242)
7. 80 EUR - IBG: 13-01-2022 80 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141243)
8. 220 EUR - IBG: 13-01-2022 220 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141244)
9. 1100 EUR - IBG: 13-01-2022 1100 (Omschrijving: PL1300-2022008066-6141247)
10. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141175, Apple iPhone)
11. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141188, redmi)
12. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141173, Apple iPhone)
13. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141214, rood, merk: Xiaomi redmi)
14. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141217, wit, merk: Apple iPhone)
15. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141224, Apple iPhone)
31. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141075, Apple iPhone)
32. 1 STK Tandenborstel (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142647)
33. 1 STK Sleutelbos (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6142668)
34. 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2022008066-G6141273, Goud, merk: Rolex)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en B. Atakan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2022.
Bijlage I – de tenlastelegging
Aan verdachte
[verdachte]is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 januari 2022 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 75,71 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.