ECLI:NL:RBAMS:2022:624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
13/256544-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak oplichting en partiële vrijspraak bedreiging met ISD-maatregel van twee jaar

Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en oplichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van oplichting, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de intentie had om de bestelde drankjes niet te betalen. De verdachte had na het nuttigen van de drankjes geprobeerd te betalen met pinpassen, wat onvoldoende bewijs opleverde voor valse hoedanigheid. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan bedreiging. De bedreiging was gericht aan een barmedewerker van een hotel, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit die bij het slachtoffer redelijke vrees voor zijn leven hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, omdat er een hoog recidiverisico werd ingeschat en eerdere drangkaders niet effectief waren gebleken. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen afgewezen, omdat deze niet verenigbaar waren met de opgelegde ISD-maatregel. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/256544-21; 09/185021-20 (tul); 02/163767-20 (tul); 05/143541-20 (tul) en 23/001435-21 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 18 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
opgegeven verblijfadres door verdachte:
[verblijfadres] ,
nu gedetineerd te Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. T. den Haan, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich op of omstreeks 23 september 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1:bedreiging van [aangever] door hem dreigend de woorden “Ik sloop je” en/of “Ik ga schieten” en/of “Ik ga je slopen, weet je wie ik ga bellen” en/of “Hell is coming for you tomorrow” toe te voegen;
Feit 2:oplichting van (medewerkers van) Hotel [naam] door hen te bewegen tot afgifte van een of meerdere alcoholische drankjes.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte Hotel [naam] door het aannemen van een valse hoedanigheid – te weten als bonafide koper – heeft bewogen tot afgifte van alcoholische drankjes.
3.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 2, omdat oplichting niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
Op basis van de stukken in het dossier kan niet buiten twijfel worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om de drankjes, op het moment van het bestellen, niet te betalen. Verdachte is na het nuttigen van de drankjes weggelopen. Hij is toen aangesproken en heeft twee pinpassen en een horloge op de bar gelegd met als doel om te betalen. Dat het niet is gelukt om met de pinpassen van verdachte te betalen is onvoldoende voor het aannemen van een valse hoedanigheid. Verder blijkt niet uit andere gegevens uit het dossier dat verdachte voorafgaand aan zijn bestellingen wist dat hij de drankjes niet zou kunnen of gaan betalen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van oplichting.
Bewezenverklaring en partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van aangever [aangever] en getuige [getuige] vast dat verdachte aangever, terwijl hij een agressieve indruk maakte, heeft bedreigd met de woorden: “Ik sloop je”, “Ik ga schieten” en “Ik ga je slopen, weet je wie ik ga bellen”. Onder deze omstandigheden kon bij aangever de redelijke vrees ontstaan dat zijn leven gevaar liep. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het uiten van de woorden “Hell is coming for you tomorrow”, nu deze bewoordingen geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht opleveren.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1
op of omstreeks 23 september 2021 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen “Ik sloop je” en “Ik ga schieten” en “Ik ga je slopen, weet je wie ik ga bellen”.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Behandeling in een forensisch kader is noodzakelijk om te bewerkstelligen dat de recidive wordt beëindigd en de maatschappij wordt beschermd.
7.2.
Strafmaatverweer van de raadsman
Bij een bewezenverklaring van feit 1 heeft de raadsman primair verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen worden bevolen, die onder de tul-parketnummers in deze zaak zijn aangebracht. Oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is niet proportioneel. Gelet op het strafblad van verdachte is bescherming van de maatschappij niet noodzakelijk. Verdachte is niet gemotiveerd voor behandeling, ook niet in een ambulant kader.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een barmedewerker van een hotel. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij angstig was om verdachte weer tegen te komen in de bar of op straat. De bedreiging heeft eveneens angstgevoelens kunnen veroorzaken bij andere hotelgasten en medewerkers.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het adviesrapport van Reclassering Nederland van 28 december 2021. Hierin is, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat verdachte problemen heeft op verschillende leefgebieden, de verdachte heeft geen vaste woonplek en er zijn schulden.
Sinds een aantal jaren komt verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking vanwege geweldsdelicten. Gelet op deze eerdere veroordelingen lijkt de emotie- en agressieregulatie van verdachte verstoord. De vaardigheden van verdachte om zijn gedrag aan te passen zijn niet toereikend. Doordat verdachte meermaals zijn medewerking aan psychiatrisch en psychologisch onderzoek heeft geweigerd kon niet worden vastgesteld of de problematiek van verdachte voorkomt uit een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens. Uit het psychologisch trajectconsult van 29 september 2021 komt naar voren dat niet kan worden uitgesloten dat het delictgedrag van verdachte verband kan houden met onderliggende psychische problematiek.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Opgelegde drangkaders in het verleden hebben niet geleid tot vermindering van recidive. Vanwege de weigerachtige en vijandige houding van verdachte is begeleiding door de reclassering niet mogelijk gebleken. Verdachte houdt zich niet aan afspraken en heeft binnen meerdere reclasseringstoezichten aangegeven dat hij niets met de reclassering te maken wil hebben. Verdachte vertoont intimiderend en dreigend gedrag op het moment dat dingen niet gaan zoals hij wil. Verdachte wil alleen hulp bij het regelen van contactherstel met zijn kinderen en bij het verkrijgen van een woning, maar de motivatie tot gedragsverandering ontbreekt. Vanwege een gepleegde vernieling in de enige woonvoorziening waar hij is toegelaten is er geen kans meer op het verkrijgen van een woonplek in het kader van begeleid wonen.
Bij een bewezenverklaring wordt oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd. Verdachte voldoet aan de zogenoemde harde- en zachte ISD-criteria.
Ter terechtzitting van 4 januari 2021 heeft de opsteller van het adviesrapport – telefonisch – toegelicht dat behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. Zij heeft benadrukt dat de mogelijkheden binnen een drangkader zijn uitgeput.
Motivering
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van 8 oktober 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde bedreiging meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zo blijkt uit het hiervoor genoemde adviesrapport, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de ISD-maatregel. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
In het bijzonder vindt de rechtbank het opleggen van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk om het gewelddadige en overlastgevende delictgedrag van verdachte te doorbreken en de maatschappij te beveiligen. Verdachte heeft zich in korte tijd meermaals schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Eerder opgelegde drangkaders hebben niet geleid tot het terugdringen van de recidive. Bovendien heeft verdachte zich niet gehouden aan voorwaarden die aan eerder opgelegde reclasseringstoezichten waren gekoppeld.
Binnen de ISD-maatregel kan verdachte tijdens de intramurale fase worden behandeld, begeleid en worden aangestuurd om aan de slag te gaan met zijn problemen. Daarnaast kan diagnostiek plaatsvinden. Als verdachte tijdens deze fase meewerkt zal van een kale detentie geen sprake zijn. Verdachte zal gedurende langere tijd intensief worden begeleid en aangestuurd om de nodige stappen te zetten om zo stabiel (en zo veilig) mogelijk te keren in de maatschappij.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Bij de stukken zitten de op 6 december 2021 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vorderingen tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam. De officier van justitie vordert alsnog tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen in de zaken met parketnummers 09/185021-20, 02/16376720, 05/143541-20 en 23/001435-21. Het gaat tweemaal om de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraffen van 3 weken (parketnummers 09/185021-20 en 02/16376720). Daarnaast gaat het om voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen van 21 dagen (05/143541-20) en 60 dagen (23/001435-21).
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
Gelet op de eis om aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen, heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen af te wijzen.
8.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om, indien aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen af te wijzen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de aan bovengenoemde parketnummers gekoppelde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraffen zich niet verdraagt met de verdere inhoud van dit vonnis aangezien er een ISD-maatregel wordt opgelegd. De vorderingen worden daarom afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerleggingin de zaken met parketnummers 09/18502120, 02/163767-20, 05/143541-20 en 23/001435-21.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2022.
[(...)]