ECLI:NL:RBAMS:2022:6289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
13/116169-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van handel in cocaïne en witwassen met vrijspraak van medeplegen

Op 12 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen en opzettelijk handelen in cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 28 september 2022, waar de officier van justitie, mr. F.R. Bons, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 8 mei 2022 in Amsterdam aangehouden met een rugtas waarin cocaïne en contant geld waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim, ondanks de verdediging die stelde dat de aanhouding onrechtmatig was. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de handel in cocaïne en het witwassen van geld, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met een medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/116169-22
Parketnummer vordering tul: 16/027515-21
Datum uitspraak: 12 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.R. Bons en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Verstegen naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 8 mei in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van het (eenvoudig schuld-)witwassen van twee contante geldbedragen van € 43.950,- en/of € 900,-;
2. medeplegen van het opzettelijk handelen in 2240 gram cocaïne.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde medeplegen van witwassen en drugshandel bewezen kan worden. De verklaringen van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] zijn volgens de officier van justitie kennelijk leugenachtig, omdat uit het politieonderzoek blijkt dat zij zich samen bezighouden met de handel in drugs. [medeverdachte] heeft sleutels van een appartement in Amsterdam, dat uitkijkt op de plaats waar hij en [verdachte] zijn aangehouden, en blijkt volgens berichten in zijn telefoon al langer in Nederland te verblijven. In de telefoons van beide verdachten zijn foto’s van cocaïne aangetroffen. Zij bevinden zich bij de aanhouding samen in Amsterdam West, een niet toeristisch gebied. In de rugtas van [verdachte] is 1998 gram cocaïne en in totaal € 44.850,- contant geld aangetroffen en [medeverdachte] had een vijf eurobiljet in zijn broekzak als ‘token’. Alle feiten en omstandigheden samen wijzen op een gezamenlijke machtsuitoefening en dus gezamenlijk bezit van de cocaïne en het geld. Verder is er sprake van een witwasvermoeden vanwege de combinatie van de aangetroffen verdovende middelen en de contante geldbedragen. Dit vermoeden hebben zowel [verdachte] als [medeverdachte] niet kunnen weerleggen. [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat de € 900,- zijn eigen geld is en dat hij het overige geld samen met de cocaïne moest overdragen. Over de € 900,- heeft [verdachte] dus geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven. Daarnaast heeft [medeverdachte] geen verklaring over de contante geldbedragen afgelegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bewijsuitsluiting van het proces-verbaal van aanhouding waarbij de spullen zijn aangetroffen, of in ieder geval om strafvermindering. De staande houding, aanhouding en doorzoeking van de rugtas zijn onrechtmatig. Er was op het moment van aanhouding geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. De feiten en omstandigheden die de agenten opschrijven als reden voor de verdenking zijn niet concreet genoeg en lijken gekunsteld. Deze zaak is vergelijkbaar met het Hollende kleurling-arrest. Ook stellen de agenten teveel vragen, gericht op strafbare feiten, zodat dit moet worden opgevat als een verhoor, zonder dat [verdachte] een advocaat kon raadplegen. Er is daarom sprake van vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering.
Verder is de cocaïne niet verkocht, afgeleverd of verstrekt, zodat de handel in drugs niet is voltooid.
Tot slot heeft [medeverdachte] geen significante bijdrage geleverd aan het witwassen en de drugshandel, zodat geen sprake is van medeplegen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 8 mei 2022 zien agenten twee mannen lopen, die later blijken te zijn: [verdachte] en [medeverdachte] . [verdachte] draagt een rugtas. De mannen lijken volgens de agenten erg te schrikken van de aanwezigheid van de politie. Daarom spreken zij hen aan. Na een kort vraaggesprek, ontstaat bij de agenten de verdenking dat de mannen zich bezighouden met drugshandel en nemen zij de rugtas die [verdachte] bij zich draagt in beslag. Daarin zitten , ingepakt in plastic tasjes, twee blokken van 998 gram en 1 kilogram cocaïne en, ingepakt in een papieren tasje, vier enveloppen met stapels biljetten ten bedrage van twee keer € 10.000,-, één keer € 10.500,- en één keer € 13.450,-. . [2] [3] In de broekzak van [medeverdachte] wordt een vijf eurobiljet gevonden. Later vindt de politie nog een contant geldbedrag van € 903,15 in een apart vakje van de rugtas. [4]
Vormverzuim
De schrikreactie van [verdachte] en [medeverdachte] bij het zien van de agenten die toezicht houden, is door hen uitgebreid omschreven en vinden zij opvallend. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verbalisanten. Voor verbalisanten is relevant dat er naar hun (beroeps-)ervaring op de plek waar [verdachte] en [medeverdachte] gezien worden vaak overdag op de openbare weg ontmoetingen plaatsvinden in het kader van drugshandel. De verdachten in die gevallen zijn vaak op hun hoede. Daarom besluiten zij te controleren wat er aan de hand is. Zij stellen de algemene vraag waarom [verdachte] en [medeverdachte] zo lijken te schrikken. Voordat de agenten meer vragen stellen, wijzen zij [verdachte] en [medeverdachte] op hun recht om geen antwoord te geven op vragen. Omdat zij steeds zenuwachtiger lijken te worden en geen logische antwoorden geven, confronteren de agenten hen daarmee. De verbalisanten omschrijven dat het gedrag van beiden naarmate de controle vorderde steeds veranderde. Daarbij zegt [verdachte] dat hij niet weet wat in de rugtas zou zitten. De verdenking voor het bezit van verdovende middelen ontstaat vervolgens en er volgt een aanhouding. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de agenten omschrijven voldoende basis vormen voor een redelijk vermoeden van schuld. Zij mochten op basis van deze omstandigheden tot aanhouding overgaan. Er is dus geen sprake van een vormverzuim en daarmee ook geen aanleiding voor bewijsuitsluiting of strafvermindering op die grond.
Cocaïnehandel
Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij opdracht heeft gekregen om de cocaïne en het geld in de rugtas over te dragen aan iemand. [5] De overdracht zou plaatsvinden op [adres] , waar verdachte is aangehouden. [verdachte] verklaart dat hij een half uur voorafgaand aan de aanhouding de cocaïne en het geld heeft gekregen van een ander persoon. Hij verklaart daarvoor geen geld te hebben ontvangen. De verklaring van [verdachte] sluit aan bij de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank is daarom – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat de handel in 1998 gram cocaïne kan worden bewezen.
Witwassen
In de rugtas is een aanzienlijke hoeveelheid contant geld aangetroffen, waarvan het overgrote deel in enveloppen in het grote vak zat en een klein bedrag in een apart vakje in de rugtas is gevonden. [verdachte] heeft verklaard dat hij de € 43.950,- uit het grote vak in de rugtas samen met de cocaïne moest overdragen. Het aanwezig hebben van een groot contant geldbedrag in combinatie met drugs levert een vermoeden van witwassen op. Er is geen sprake van een verklaring die dit vermoeden weerlegt. Ook het aangetroffen contante bedrag van de in het aparte vakje aangetroffen € 903,15 levert onder deze omstandigheden een vermoeden van witwassen op. [verdachte] heeft verklaard dat dit zijn eigen geld is dat hij altijd bij zich heeft. Deze verklaring is summier en pas ter zitting afgelegd. Die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet concreet en verifieerbaar en om die reden onvoldoende om het witwasvermoeden te weerleggen
De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde witwassen van de twee contante geldbedragen van € 43.950,- en € 900,- bewezen. [6]
Medeplegen
[verdachte] draagt de rugtas waarin de cocaïne en het contante geld wordt gevonden. De verbalisanten zien dat [verdachte] en [medeverdachte] contact met elkaar hebben. [medeverdachte] heeft in zijn broekzak het vijf eurobiljet, waarvan de politie denkt dat dit als ‘token’ is gebruikt. Zowel [verdachte] als [medeverdachte] ontkennen dat zij samen de ten laste gelegde feiten pleegden. De rechtbank is van oordeel dat de situatie verdacht is, maar ziet te weinig bewijs om een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] aan te nemen. Er zijn geen andere omstandigheden bekend dan [medeverdachte] aanwezigheid en het vijf eurobiljet in zijn zak.
De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van het medeplegen van de tenlastegelegde feiten.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 8 mei 2022 te Amsterdam meerdere contante geldbedragen van 43.950 en 900 euro voorhanden gehad heeft, terwijl hij wist dat die geldbedragen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 2
op 8 mei 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig gehad 1998 gram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verwezen naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor de handel in harddrugs en fraude. Ook moet de straf worden gematigd, omdat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor de handel in cocaïne.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Drugshandel en witwassen zijn ernstige feiten, waar de samenleving veel last van heeft. Achter de wereld van de drugshandel gaat een hele illegale wereld schuil, die draait op een eigen economie en waarin geweld niet wordt geschuwd. Het handelen van verdachte is een onmisbare schakel in deze vorm van criminaliteit. In het algemeen is de drijfveer voor dit handelen financieel gewin. Verdachte heeft op zitting gezegd dat hij de persoon voor wie hij handelde iets verschuldigd was, maar wil daar verder geen vragen over beantwoorden. De rechtbank heeft geen zicht gekregen op de ware drijfveer van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat voor deze feiten alleen een gevangenisstraf passend is.
De rechtbank heeft gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straffen van dit soort feiten (LOVS). Voor het handelen in een hoeveelheid 1.5 tot 2 kilogram harddrugs is het oriëntatiepunt 8 maanden gevangenisstraf. Bij 2-3 kilo is het oriëntatiepunt 12 maanden gevangenisstraf. Voor witwassen neemt de rechtbank het oriëntatiepunt voor fraude in aanmerking, dat bij een fraudebedrag tussen € 10.000,- en € 70.000,- 2 tot 5 maanden gevangenisstraf voorstelt.
[verdachte] is volgens zijn uittreksel justitiële documentatie van 27 juni 2022 eerder veroordeeld voor een opiumfeit, zodat dit niet de eerste veroordeling is. Dit weegt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat mee in zijn nadeel.
De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden een gevangenisstraf van 12 maanden passend.

6.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR (Omschrijving: G6184036)
2. 2 STK Sleutel (Omschrijving: G6188191, 1 m&c, 1 bricolar)
3. 1 STK Verdovende middelen (Omschrijving: G6184035, cocaïne)
4. 1 STK Verdovende middelen (Omschrijving: G6184037, cocaïne)
5. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6184113, zwarte iPhone)
6. 900 EUR (Omschrijving: G6184854)
7. 3,05 EUR (Omschrijving: G6184855)
De rechtbank is van oordeel dat de iPhone (nummer 5 op de beslaglijst) moet worden teruggegeven aan [verdachte] . Niet geoordeeld kan worden dat het ongecontroleerd bezit van de telefoon een gevaar zal opleveren of in strijd zal zijn met de wet. Uit het dossier blijkt namelijk dat de iPhone vooral gebruikt is voor privé doeleinden. Uit het dossier volgt dat er slechts één foto van vermoedelijk cocaïne op is aangetroffen. Dit is voor de rechtbank onvoldoende reden om de telefoon te onttrekken aan het verkeer.
De verdovende middelen (nummers 3 en 4 op de beslaglijst) worden onttrokken aan het verkeer, omdat de drugshandel onder feit 2 daarmee is begaan en het bezit hiervan in strijd is met de wet.
De geldbedragen (nummers 1, 6 en 7 op de beslaglijst) worden verbeurd verklaard, omdat het witwassen onder feit 1 daarmee is begaan.
Tot slot moeten de sleutels (nummer 2 op de beslaglijst) in bewaring worden gehouden om ze terug te kunnen geven aan de rechthebbende.

7.De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 28 juni 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 16/027515-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 19 mei 2021 van de Politierechter bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Hierbij is verdachte veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
witwassen
ten aanzien van feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Onttrekt aan het verkeer:
3. 1 STK Verdovende middelen (Omschrijving: G6184035, cocaïne)
4. 1 STK Verdovende middelen (Omschrijving: G6184037, cocaïne)
Verklaart
verbeurd:
1. EUR (Omschrijving: G6184036)
6. 900 EUR (Omschrijving: G6184854)
7. 3,05 EUR (Omschrijving: G6184855)
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
5. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6184113, zwarte iPhone)
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
2. 2 STK Sleutel (Omschrijving: G6188191, 1 m&c, 1 bricolar)
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 19 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk twee maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2022.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen aanleiding en aanhouding van 9 mei 2022, pv-nummer PL1300-2022092657-10, p. 1-5.
3.Laboratoriumrapport, rapportnummer 0416N22, p. 63.
4.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen geldbedrag en documentatie in de rugzak, pv-nummer PL1300-2022092657-26, p. 25.
5.Verklaring [verdachte] , proces-verbaal ter terechtzitting van 28 september 2022.
6.De rechtbank gaat ervan uit dat het aangetroffen bedrag van € 903,15 in de tenlastelegging naar beneden is afgerond op € 900,- in het voordeel van [verdachte] .