Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de High Court in Dublin, Ierland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1967, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen, specifiek cannabis. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 26 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R. Zilver.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon slechts cannabis voor eigen gebruik had en dat er geen sprake was van handel. De rechtbank oordeelde echter dat de uitvaardigende justitiële autoriteit, in dit geval de Ierse autoriteiten, de feiten als een lijstfeit had aangeduid, en dat de rechtbank in beginsel gebonden is aan dit oordeel.
Daarnaast werd er een verweer gevoerd met betrekking tot de lichamelijke gezondheid van de opgeëiste persoon, die naar verluidt slecht was door een eerdere coronabesmetting. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gezondheid van de opgeëiste persoon een rol kan spelen bij de feitelijke overlevering, dit in beginsel geen beletsel vormt voor de toelaatbaarheid van de overlevering zelf. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast.