In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de betalingsregeling die door de Belastingdienst Toeslagen was vastgesteld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de primaire beslissing van 22 maart 2022, waarin de betalingsregeling op € 222,- per maand was vastgesteld. Na een herziening op 6 september 2022 werd deze regeling verlaagd naar € 41,- per maand. Eiseres stelde dat dit bedrag nog steeds te hoog was en dat zij dit niet kon betalen. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 27 oktober 2022, waarbij eiseres aanwezig was en de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft beoordeeld of de betalingsregeling correct was vastgesteld door de Belastingdienst. Hierbij is gekeken naar de argumenten van eiseres en de relevante wet- en regelgeving. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de betalingscapaciteit van eiseres correct had berekend, rekening houdend met haar financiële situatie en de uitgaven. De rechtbank oordeelde dat er geen fouten waren gemaakt in de berekening van de betalingsregeling en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het beroep tegen het eerdere besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling daarvan. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van het griffierecht, aangezien eiseres pas in de beroepsfase relevante stukken had overgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regelgeving bij het vaststellen van betalingsregelingen en de mogelijkheid voor eiseres om in de toekomst een herzieningsverzoek in te dienen indien haar financiële situatie zou veranderen.