In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] naar aanleiding van de nalatenschap van de heer [erflater], die op 9 augustus 2021 is overleden. In het testament van erflater is [eiseres] onterfd en is [gedaagde] benoemd tot enige erfgenaam en executeur. [Eiseres] heeft in de hoofdzaak gevorderd om haar legitieme portie vast te stellen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van deze portie, vermeerderd met wettelijke rente. In het incident vordert [eiseres] dat [gedaagde] bepaalde bescheiden overlegt, waaronder bankafschriften en belastingaangiften, om haar legitieme portie te kunnen berekenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering, omdat [gedaagde] zowel als executeur als erfgenaam informatieplicht heeft. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot afgifte van bankafschriften over de periode van 1 januari 2020 tot 9 augustus 2021, maar heeft andere vorderingen van [eiseres] afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].