In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een zelfstandige uit Amstelveen, en het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. [eiseres] had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college om haar een aanvullende uitkering op grond van de Tijdelijke bijstandsregeling voor zelfstandigen (Bbz) toe te kennen, maar slechts met ingang van november 2021, terwijl zij meende recht te hebben op bijstand vanaf oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] op 18 februari 2022 een aanvraag voor een aanvullende uitkering heeft ingediend, die door het college op 13 juni 2022 ongegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 7 november 2022 heeft [eiseres] haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat zij onjuist was geïnformeerd door de gemeente over de mogelijkheden van bijstandsverlening na het beëindigen van de Tozo-regeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum van de bijstandsverlening rechtvaardigen. De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen omtrent de ingangsdatum van de bijstandsverlening in aanmerking genomen en geconcludeerd dat het college de aanvraag terecht heeft beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.