ECLI:NL:RBAMS:2022:6624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
AMS 22/3573
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van aanvullende Bbz-uitkering en ingangsdatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een zelfstandige uit Amstelveen, en het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. [eiseres] had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college om haar een aanvullende uitkering op grond van de Tijdelijke bijstandsregeling voor zelfstandigen (Bbz) toe te kennen, maar slechts met ingang van november 2021, terwijl zij meende recht te hebben op bijstand vanaf oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] op 18 februari 2022 een aanvraag voor een aanvullende uitkering heeft ingediend, die door het college op 13 juni 2022 ongegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 7 november 2022 heeft [eiseres] haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat zij onjuist was geïnformeerd door de gemeente over de mogelijkheden van bijstandsverlening na het beëindigen van de Tozo-regeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum van de bijstandsverlening rechtvaardigen. De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen omtrent de ingangsdatum van de bijstandsverlening in aanmerking genomen en geconcludeerd dat het college de aanvraag terecht heeft beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3573

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amstelveen, eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, verweerder

(gemachtigde: T. Kok).
Partijen worden hierna als [eiseres] en het college aangeduid.

Procesverloop

Op 18 februari 2022 heeft het college [eiseres] een aanvullende uitkering [1] voor de kosten van levensonderhoud toegekend, naar de norm voor een alleenstaande, voor de maanden november en december 2021. Hiertegen heeft [eiseres] bezwaar gemaakt.
Op 13 juni 2022 heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard (het bestreden besluit). [eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 7 november 2022. [eiseres] is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiseres] werkt als [functie] , handelend onder de naam [naam] . Zij ontving tot 30 september 2021 een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De Tozo-regeling is per 1 oktober 2021 beëindigd. Daarna konden zelfstandigen voor hun levensonderhoud een beroep doen op de Bbz. Vanwege het verwachte aantal Bbz-aanvragen vond toen tijdelijk geen vermogenstoets plaats en kon de uitkering met terugwerkende kracht worden aangevraagd. Op 23 december 2021 heeft [eiseres] een Bbz-aanvraag ingediend.
2. In het bestreden besluit is overwogen dat de aanvraag wordt geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend. Omdat de aanvraag dateert van 23 december 2021, wordt de aanvraag op 1 november 2021 geacht te zijn gedaan. [eiseres] had dus vanaf 1 november 2021 recht op bijstand op grond van het Bbz. Niet is gebleken dat [eiseres] op 4 oktober 2021 in contact is getreden met de afdeling Werk en inkomen van de gemeente en toen onjuist is geïnformeerd over het bestaan van andere inkomensondersteunende maatregelen nadat de Tozo was beëindigd, aldus het bestreden besluit.
3. [eiseres] heeft op 30 september 2021 gebeld met de gemeente en stelt dat zij toen heeft geïnformeerd naar beschikbare inkomensondersteunende maatregelen na het eindigen van de Tozo. De datum en de duur van het gesprek met de gemeente blijken uit een specificatie van Ziggo Bellen. Zij is toen en daarna onjuist en onvoldoende geïnformeerd over de Bbz en de (veranderingen in de) aanvraagprocedure. [eiseres] vindt dat het college haar in aanmerking had moeten brengen voor bijstand per 1 oktober 2021, gezien de prangende financiële situatie waarin zij verkeerde en de op dat moment aanwezige onduidelijkheden over de inkomensondersteunende maatregelen.
Toetsingskader
4. De toepasselijke wettelijke bepalingen staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling van het beroep
5. Volgens vaste rechtspraak over artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet wordt in beginsel geen bijstand verstrekt over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [2]
6. “
Hoofdstuk VIIa van de Bbz. Tijdelijke afwijkende regels voor instroom tijdens vierde kwartaal 2021”, zoals dit gold op 1 oktober 2021, bevat tijdelijke regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn als gevolg van de crisis door COVID-19.
Dit hoofdstuk is van toepassing voor zover a) de algemene bijstand op grond van het Bbz aanvangt in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 31 december 2021, en b) de algemene bijstand ziet op de kalendermaanden oktober, november of december 2021. [3]
De in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 31 december 2021 ingediende aanvraag, wordt geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend. [4]
7. [eiseres] heeft de aanvraag op 23 december 2021 ingediend. De aanvraag wordt dus geacht te zijn ingediend op 1 november 2021. Het college heeft daarom in beginsel de aanvraag terecht toegekend voor de maanden november en december 2021.
8. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Dat [eiseres] niet tijdig van de geldende regels en de veranderingen daarin op de hoogte was, kan het college niet worden verweten. Anders dan [eiseres] stelt, geldt voor het college niet de plicht om alle zelfstandigen die van de Tozoregeling gebruik maakten actief te informeren over de mogelijkheid van het doen van een Bbz-aanvraag en over de tijdelijk afwijkende procedure daarvoor. Het is aan de betrokkene om zich daarover te (laten) informeren. Vast staat dat [eiseres] op 30 september telefonisch contact heeft gehad met de gemeente. Maar niet is gebleken dat zij op enig moment onjuist is geïnformeerd over aanvullende inkomensondersteunende maatregelen voor door de pandemie getroffen zelfstandigen, na het eindigen van de Tozo per oktober 2021. Evenmin is gebleken dat [eiseres] in dat telefooncontact een aanvraag in de zin van de Bbz heeft gedaan. Verder is van belang dat de bepaling over de ingangsdatum van de aanvraag op grond van de Bbz, dwingendrechtelijk van aard is en geen hardheidsclausule kent. De rechtbank stelt tevens vast dat de bepaling in de tijdelijke Bbz-regeling over de ingangsdatum gunstiger is dan die in de Participatiewet. Het is te betreuren dat [eiseres] in de maand oktober 2021 geen financiële ondersteuning heeft ontvangen, maar dit levert geen bijzondere omstandigheid op. Het college heeft hierin geen aanleiding hoeven zien haar alsnog over de maand oktober 2021 een aanvullende Bbz-uitkering toe te kennen. Ook is het de rechtbank zonder meer duidelijk dat tussen de gemeente en [eiseres] veel miscommunicatie bestaat en dat [eiseres] zich zeer onheus bejegend voelt. Dit is echter niet waar het in deze procedure over gaat en kan daarom evenmin tot de door [eiseres] gewenste uitkomst leiden, in afwijking van het wettelijk toetsingskader.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt dus geen gelijk.
10. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter,
in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Is uw zaak spoedeisend en moet al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige maatregel te treffen.
Bijlage
Participatiewet
Artikel 44 Toekenning
1. Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (geldend van 1-10-21 t/m 31-12-21):
Artikel 54. Reikwijdte
Dit hoofdstuk is met betrekking tot het verlenen van algemene bijstand van toepassing op de rechthebbende, bedoeld in artikel 2, voor zover:
a. de algemene bijstand op grond van dit besluit aanvangt in de periode van 1 oktober
2021 tot en met 31 december 2021, en;
b. de algemene bijstand ziet op de kalendermaanden oktober, november of december
2021.

Artikel 56. Aanvraag

1. Voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, derde zinsdeel, van de wet wordt de aanvraag die is ingediend in de periode, bedoeld in artikel 54, geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend, met dien verstande dat de aanvraag niet wordt geacht te zijn gedaan voor 1 oktober 2021.

Voetnoten

1.Op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 maart 2017,
3.Artikel 54 van de Bbz.
4.Artikel 56, eerste lid, van de Bbz.