ECLI:NL:RBAMS:2022:6695

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
71/045027-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Rechters
  • C.C. Polat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot SkyECC

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op de onderzoekswensen van de raadsman van de verdachte in de strafzaak met parketnummer 71/045027-22. De zaak betreft een onderzoek naar de communicatiedienst SkyECC, die versleutelde communicatie mogelijk maakt. Voorafgaand aan de regiezitting op 21 oktober 2022 heeft de rechtbank de raadsman verzocht om eventuele onderzoekswensen in te dienen. De raadsman heeft op 14 oktober 2022 schriftelijke verzoeken ingediend, waarop het Openbaar Ministerie op 20 oktober 2022 heeft gereageerd. Tijdens de regiezitting zijn de verzoeken besproken, waarbij de verdediging en het Openbaar Ministerie hun standpunten hebben toegelicht.

De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsman beoordeeld aan de hand van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeken betroffen onder andere de rechtmatigheid van het verkrijgen van SkyECC-berichten, het horen van andere SkyECC-gebruikers, en het verstrekken van processen-verbaal van identificatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd wat de relevantie is van de verzoeken in het licht van de te nemen beslissingen. De rechtbank heeft de meeste verzoeken afgewezen, met uitzondering van het verzoek om inzage in de dataset van het account GMHH5T, dat aan de verdachte wordt toegeschreven.

De rechtbank heeft benadrukt dat de inzet van de interceptietool onder Franse verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden en dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit betekent dat de Nederlandse rechter slechts beperkt kan toetsen aan de rechtmatigheid van het Franse onderzoek. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen en het verstrekken van aanvullende stukken afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende belang heeft aangetoond bij deze verzoeken. De beslissing is op 1 november 2022 aan de betrokken partijen medegedeeld.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/045027-22
Onderzoek:
26Waluwe
Beslissingen van de rechtbank op de onderzoekswensen van de raadsman in de zaak tegen na te noemen verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Inleiding

Voorafgaand aan de regiezitting van 21 oktober 2022 heeft de rechtbank per e-mail van
19 september 2022 de raadsman van verdachte in onderzoek
26Waluwe, mr. C.C. Polat, verzocht eventuele onderzoekswensen uiterlijk 14 oktober 2022 schriftelijk in te dienen bij de rechtbank, zodat het Openbaar Ministerie daarop tijdig voorafgaand aan de zitting schriftelijk kon reageren. Zodoende kon op de regiezitting een inhoudelijk debat plaatsvinden, met name over het onderwerp SkyECC, een communicatiedienst die een applicatie aanbiedt waarmee versleuteld kan worden gecommuniceerd.
Op 5 oktober 2022 heeft het Openbaar Ministerie een aanvulling op het dossier verstrekt aan de rechtbank en de verdediging, te weten bijlagen PD [naam document] , pag. 47 tot en met 58.
De raadsman heeft op 14 oktober 2022 schriftelijke onderzoekswensen ingediend, met daarbij gevoegd twee stukken met betrekking tot SkyECC. Het Openbaar Ministerie heeft op
20 oktober 2022 schriftelijk gereageerd.
Op de regiezitting van 21 oktober 2022 zijn de onderzoekswensen besproken en zijn de verdediging en het Openbaar Ministerie in de gelegenheid gesteld om op elkaars standpunten te reageren.
Na de regiezitting heeft het Openbaar Ministerie de verantwoordingsstukken van het onderzoek
26Argusaan het dossier toegevoegd, welke daar per abuis nog geen onderdeel van uitmaakten. Op 31 oktober 2022 heeft zij de brief van (onder meer) de zaaksofficieren van justitie van de onderzoeken
26Argusen
26Lemontvan 28 oktober 2022, inclusief de vertaling van het arrest van de Franse Hoge Raad van 11 oktober 2022, aan de rechtbank en de verdediging verstrekt.

2.Onderzoekswensen met betrekking tot het onderwerp SkyECC

De raadsman heeft – kort gezegd – verzoeken ingediend die zien op het toetsen van de rechtmatigheid van het verkrijgen van de SkyECC-berichten alsmede verzoeken tot het horen van andere SkyECC-gebruikers en het voegen van processen-verbaal van identificatie van deze personen (zie rubriek 2.4). De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie met het oog op de te nemen beslissingen in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank moet kennis kunnen nemen van alle relevante feiten en omstandigheden om te kunnen beoordelen of het vertrouwensbeginsel aan de orde is. Uit de reeds beschikbare stukken volgt dat de betrokkenheid van Nederland groter is geweest dan door het Openbaar Ministerie wordt geschetst, waardoor niet zonder meer kan worden vastgehouden aan dat beginsel, aldus steeds de verdediging.
De rechtbank heeft de schriftelijke onderzoekswensen van de raadsman voor de overzichtelijkheid als volgt gerubriceerd:
verzoeken die zien op (de rechtmatigheid van) het Franse onderzoek naar SkyECC en de samenwerking tussen Nederland, Frankrijk en België;
verzoeken die zien op de verwerking van berichten binnen het onderzoek
26Argusen alle informatie uit dat onderzoek over verdachte;
een verzoek dat ziet op de SkyECC-berichten van het account GMHH5T, dat aan verdachte wordt toegeschreven;
verzoeken die zien op de inbeslagname van de SkyECC-servers in [plaats 1] (Frankrijk) en het overbrengen naar respectievelijk kopiëren in [plaats 2] ;
verzoek tot het horen van de rechter-commissarissen in het onderzoek
26Argusen de officieren van justitie bij het Landelijk Parket (hierna: LAP).
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de verzoeken uit van deze rubricering. Bij de weergave van de verzoeken is de nummering van de raadsman aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel onverkort van toepassing is. De interceptie heeft plaatsgevonden onder Franse verantwoordelijkheid. Nauwe samenwerking tussen Frankrijk en Nederland, inclusief het verlenen van technische bijstand en overleg over de distributie van de resultaten van de interceptie, betekent niet dat sprake is van het verschuiven van verantwoordelijkheid van het opsporingsonderzoek naar Nederland. Gelet daarop dienen alle verzoeken aangaande SkyECC te worden afgewezen, afgezien van het verzoek tot het verstrekken van de dataset van het account GMHH5T, dat aan verdachte wordt toegeschreven.
2.1.
Verzoeken die zien op (de rechtmatigheid van) het Franse onderzoek naar SkyECC en de samenwerking tussen Nederland, Frankrijk en België
De raadsman heeft verzocht de volgende stukken aan het dossier te voegen:
2. alle stukken die betrekking hebben op de samenwerking tussen Nederland en Frankrijk in het onderzoek naar SkyECC;
3. alle documenten waaruit blijkt dat beide partners van de overeenkomst van het
Joint Investigation Team(hierna: JIT) bij het verzamelen van informatie over de gebruikers van SkyECC hebben gehandeld op basis van de geldende rechtsregels in het betreffende land. Voor zover deze documenten in de Franse taal zijn opgesteld dienen deze vertaald te zijn in de Nederlandse taal;
4. alle Franse processen-verbaal die betrekking hebben op de onderschepping van de SkyECC-berichten. In het bijzonder moeten deze processen-verbaal informatie bevatten over de wijze waarop de vergaarde informatie is verzameld, de wettelijke basis daarvoor en de doelen die daarmee werden nagestreefd;
5. alle processen-verbaal aangaande informatie die vóór de vorming van het JIT door de Franse autoriteiten is verzameld en later zijn ingevoegd in het JIT. De resultaten daarvan dienen, in het Nederlands vertaald, aan het dossier te worden toegevoegd;
6. het start-proces-verbaal te Frankrijk, waaruit blijkt welke concrete omstandigheden hebben geleid tot de concrete start van het onderzoek dat heeft geleid tot de
SkyECC-hack.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier, waaronder de brief met bijlagen van de officieren van justitie van het onderzoek
26Argusvan 2 juni 2022, blijkt dat de inzet van de interceptietool heeft plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten, met toestemming van de Franse onderzoeksrechter en op basis van Franse strafvorderlijke bevoegdheden. Dat sprake is geweest van een voorafgaande samenwerking, overleg en uitwisseling van informatie tussen Frankrijk, België en Nederland betekent niet dat de verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek is verschoven naar Nederland. Die verantwoordelijkheid heeft steeds bij de Franse autoriteiten gelegen. De omstandigheid dat Nederlandse opsporingsambtenaren ten tijde van de ontwikkeling en plaatsing van de interceptietool technische expertise en/of bijstand aan Frankrijk heeft geleverd, maakt het voorgaande niet anders. Frankrijk is lid van de Europese Unie en aangesloten bij het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het in het internationale rechtshulpverkeer geldende vertrouwensbeginsel brengt met zich mee dat de toetsing van de Nederlandse rechter slechts beperkt is tot eventuele gevolgen voor het recht op een eerlijk proces ex artikel 6, eerste lid, EVRM. De Nederlandse rechter mag erop vertrouwen dat de interceptie in Frankrijk op basis van een toereikende wettelijke grondslag en in overeenstemming met het recht op privacy ex artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat de door de raadsman aangehaalde juridische procedures in het buitenland vooralsnog niet afdoen aan de toepasselijkheid van het vertrouwensbeginsel. Immers, deze buitenlandse procedures lopen nog en het is daarin nog niet tot onherroepelijke einduitspraken gekomen die zouden maken dat het beroep op het vertrouwensbeginsel in een ander licht komt te staan.
Gelet op het voorgaande worden de onder 2 tot en met 6 geformuleerde verzoeken van de raadsman
afgewezen.
2.2.
Verzoeken die zien op het verkrijgen van meer inzicht in de samenwerking tussen Nederland, Frankrijk en België, waaronder de JIT-overeenkomst
De raadsman heeft verzocht de volgende stukken aan het dossier toe te voegen:
1. de JIT-overeenkomst;
14. verslag van de door Europol gearrangeerde bijeenkomst van 27 mei 2019 tussen Franse, Belgische en Nederlandse rechercheurs;
14. verslagen van de technische werkgroep die op 23 en 24 juli 2020 in Antwerpen (België) bij elkaar is gekomen;
14. een overzicht waaruit duidelijk wordt welke verstrekkingen van data hebben plaatsgevonden vanuit Frankrijk naar Nederland en andersom.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende belang heeft bij het voegen van de verzochte stukken met het oog op de te nemen beslissingen in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De brief met bijlagen van de officieren van justitie van het onderzoek
26Argusvan 2 juni 2022 biedt voldoende informatie over de wijze waarop is samengewerkt met Nederland.
Gelet op het voorgaande worden de onder 1 en 14 tot en met 16 geformuleerde verzoeken van de raadsman
afgewezen.
2.3.
Verzoeken die zien op de verwerking van berichten binnen het onderzoek26Argusen alle informatie uit dat onderzoek over verdachte
De raadsman heeft verzocht de volgende stukken aan het dossier toe te voegen:
7. alle processen-verbaal die betrekking hebben op de verwerking van de
SkyECC-berichten binnen het onderzoek
26Argus;
8. het proces-verbaal dan wel de processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren van justitie uit onderzoek
26Argusaangaande de analyse van informatie die is gedeeld met het onderzoeksteam in het onderhavige onderzoek;
9. alle informatie uit onderzoek
26Argusmet betrekking tot de verdachten in het onderhavige onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd wat de relevantie is van het voegen van deze, niet nader gespecificeerde, stukken in het licht van de te nemen beslissingen in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er met de brief met bijlagen van de officieren van justitie van het onderzoek
26Argusvan 2 juni 2022 voldoende informatie voorhanden is om de werkwijze in dat onderzoek te kunnen toetsen, in het licht van een eventueel te voeren verweer op grond van artikel 359a Sv.
Gelet op het voorgaande worden de onder 7 tot en met 9 geformuleerde verzoeken van de raadsman
afgewezen.
2.4.
Verzoek tot het verstrekken van de SkyECC-datasets van het account GMHH5T
De raadsman heeft verzocht te verstrekken:
10. de volledige dataset, waaronder alle berichten en locatiegegevens, uit onderzoek
26Arguswelke ziet op de SkyECC-ID GMHH5T, welke aan verdachte wordt toegeschreven.
Het Openbaar Ministerie heeft
toegezegdten aanzien van SkyECC-ID GMHH5T voor inzage te zorgen in de chatberichten in de periode tussen het eerste en het laatste bericht die onderdeel uitmaken van de zaaksdossiers van het onderzoek
26Waluwe. Gelet op deze toezegging, neemt de rechtbank
geen beslissingop het onder 10 geformuleerde verzoek van de raadsman.
2.5.
Verzoeken die zien op de inbeslagname van de SkyECC-servers in [plaats 1] (Frankrijk) en het overbrengen naar respectievelijk kopiëren in [plaats 2]
De raadsman heeft verzocht de volgende stukken aan het dossier toe te voegen:
11. een proces-verbaal waarin de betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren bij de inbeslagname van de SkyECC-servers in [plaats 1] (Frankrijk) en het daaropvolgende overbrengen van de servers naar [plaats 2] nader wordt geduid;
11. eventuele machtigingen die vooraf zijn gegaan aan het kopiëren van de
SkyECC-servers in [plaats 2] alsmede de aanvragen daarvan;
11. technische specificaties betreffende het kopiëren van die SkyECC-servers in [plaats 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd wat de relevantie is van het voegen van deze stukken in de onderhavige zaak in het licht van de te nemen beslissingen in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv.
Gelet op het voorgaande worden de onder 11 tot en met 13 geformuleerde verzoeken van de raadsman
afgewezen.
2.6.
Verzoeken tot het horen van de rechter-commissarissen in het onderzoek26Argusen de LAP-officieren van justitie
De raadsman heeft verzocht de rechter-commissarissen AMS0014 en AMS0012 in het onderzoek
26Arguste horen omtrent de door hun afgegeven machtigingen ex artikelen
126t en 126uba Sv. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de LAP-officieren van justitie 0813, 0814 en 0832 te horen omtrent de rol van Nederland bij het onderzoek naar SkyECC, de verwerking van de chatberichten nadat de servers naar Nederland waren overgebracht en de wettelijke grondslag daarvoor.
Ten aanzien van de rechter-commissarissen
De rechtbank stelt voorop dat de machtigingen ex artikel 126t en 126uba Sv zich in het dossier bevinden. Daarnaast krijgt de verdediging inzicht in de volledige dataset uit onderzoek
26Arguswelke ziet op SkyECC-ID GMHH5T. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd wat de relevantie is van het horen van de hierboven genoemde getuigen in het licht van de te nemen beslissingen in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv of een eventueel te voeren verweer op grond van artikel 359a Sv. Het enkele feit dat de verdediging vraagtekens zet bij de motivering van de machtigingen die door de rechter-commissarissen zijn verleend, is daarvoor onvoldoende. Gelet op het voorgaande wordt dit verzoek van de raadsman
afgewezen.
Ten aanzien van de LAP-officieren van justitie
De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen zij heeft overwogen onder rubriek 2.1. over het uitgangspunt dat de inzet van de interceptietool onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden en dat het vertrouwensbeginsel daarom van toepassing is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de officieren van justitie in het onderzoek
26Arguste horen over het Franse onderzoek. De brief met bijlagen van deze officieren van justitie van 2 juni 2022 en het schriftelijk standpunt van de officier van justitie in de onderhavige zaak biedt voldoende informatie over de gang van zaken, inclusief de Nederlandse betrokkenheid. De verdediging heeft het belang bij het horen van de hierboven genoemde getuigen dan ook onvoldoende onderbouwd. Gelet op het voorgaande wordt dit verzoek van de raadsman
afgewezen.

3.Overige onderzoekswensen

3.1.
Verzoek tot het horen van andere SkyECC-gebruikers en het voegen vanprocessen-verbaal van identificatie van deze personen
De raadsman heeft in zijn schriftelijke onderzoekswensen verzocht de al dan niet geïdentificeerde personen achter de navolgende SkyECC-ID’s zoals dat naar voren komt in de verschillende zaaksdossiers te horen als getuige:
  • D7LIV7, bijnaam: [bijnaam 1] ;
  • U23EJI, bijnaam: [bijnaam 2] ;
  • U8PUV3;
  • 46OMH4;
  • 36RGC6;
  • CPOMTZ, bijnaam: [bijnaam 3] ;
  • [medeverdachte 1] (RDDA7P);
  • [medeverdachte 2] (6X67NQ);
  • [medeverdachte 3] (R409U6);
  • 9LPBSP, bijnaam: [bijnaam 4] ;
  • XHDX8G;
  • 3484DG;
  • J5D05D;
  • 73680C;
  • FA190O;
  • F50011;
  • 4084B4;
  • Q18ATC;
  • F9SAC7;
  • 4WG78Z, vermoedelijk: “ [bijnaam 5] ”;
  • 8G3OCF;
  • GGAKNKL.
De verdediging heeft verder verzocht de processen-verbaal van identificatie met de gegevens van deze personen te verstrekken. De raadsman wenst – kort gezegd – de getuigen de bevragen teneinde de stelling van verdachte te onderbouwen dat hij niet kan worden geïdentificeerd als gebruiker van SkyECC-ID GMHH5T.
Ter zitting heeft de verdediging het oorspronkelijke verzoek gewijzigd en het verzoek beperkt tot de SkyECC-gebruikers ten aanzien van wie geen zwaarwegende opsporingsbelangen bestaan die zich verzetten tegen het horen van deze personen.
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich primair verzet tegen het horen van alle verzochte getuigen omdat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd wat de relevantie is van het horen van de personen achter deze SkyECC-ID’s als getuige in het licht van de te nemen beslissingen in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv, gelet op de in het proces-verbaal van identificatie weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, en de inhoud van de aanvullende dossierstukken van 5 oktober 2022.
Subsidiair heeft het Openbaar Ministerie zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken slechts kunnen worden toegewezen voor zover al een proces-verbaal van identificatie is verstrekt in een andere strafzaak en er aldus geen zwaarwegend opsporingsbelang geldt om deze identificerende gegevens te delen. Daarnaast verzet het Openbaar Ministerie zich tegen het horen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van het onderzoek
26Zenne, omdat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze personen – zijnde deelnemers aan belastende chatgesprekken – kunnen worden aangemerkt als personen die een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd.
Meer subsidiair heeft het Openbaar Ministerie verzocht, indien de rechtbank de verzoeken tot het horen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] toewijst, de rechter-commissaris vooraf te laten informeren naar de verklaringsbereidheid van deze personen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank
wijstde verzoeken tot het horen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] van het onderzoek
26Zennetoe.
De raadsman dient op voorhand aan de rechter-commissaris door te geven waarover hij deze personen wenst te horen. Derechter-commissaris zal nagaan bij deze personen of zij zich ten aanzien van deze vragen zullen verschonen. Indien dat het geval is, dan kan de rechter-commissaris afzien van het oproepen van deze personen als getuige.
De overige verzoeken tot het verstrekken van processen-verbaal van identificatie en het horen van andere (al dan niet geïdentificeerde) SkyECC-gebruikers, voor zover de verdediging deze niet heeft ingetrokken,
wijstde rechtbank
af. De rechtbank verwijst hiertoe naar de motivering van het Openbaar Ministerie dat de vraag welke gebruikers al dan niet zijn geïdentificeerd en of er processen-verbaal van identificatie beschikbaar zijn niet kan worden beantwoord vanwege het zwaarwegende opsporingsbelang om het onderzoek
26Argusof andere gestarte dan wel nog op te starten opsporingsonderzoeken tegen deze gebruikers niet te schaden.
3.2.
Verzoek tot het verstrekken van onderzoek26Zenne en andere onderzoeken
De raadsman heeft verzocht het dossier van het onderzoek
26Zenneintegraal te verstrekken. Daarnaast heeft de raadsman verzocht te bevestigen of de verstrekte stukken van de onderzoeken Kogelbout, Koken, Kombaars, Kooktoestellen, Kruiphoogte en Konvooi compleet zijn, dan wel het volledige dossier te verstrekken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd voor inzage te zorgen in het onderzoek
26Zenne. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie bevestigd dat de verstrekte stukken van de onderzoeken Kogelbout, Koken, Kooktoestellen, Kruiphoogte en Konvooi compleet zijn. Ten aanzien van het onderzoek Kombaars heeft het Openbaar Ministerie toegelicht dat dit niet tot relevante stukken voor het onderzoek
26Waluweheeft geleid, omdat daarin geen belastende dan wel ontlastende informatie voor verdachte is verkregen. Desondanks verzet zij zich niet tegen voeging van de stukken uit dit onderzoek.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de
toezeggingvan het Openbaar Ministerie om voor inzage te zorgen in het onderzoek
26Zenne, neemt de rechtbank
geen beslissingop het door de raadsman geformuleerde verzoek tot het verstrekken daarvan. Voor zover de verdediging deze stukken wenst te voegen, is het verzoek vooralsnog onvoldoende gemotiveerd. Gelet op de
bevestigingvan het Openbaar Ministerie dat de verstrekte stukken uit de overige onderzoeken compleet zijn en zij zich niet verzet tegen voeging van de stukken uit het onderzoek Kombaars, neemt de rechtbank ook op dit gedeelte van het verzoek
geen beslissing.

4.Conclusie

De rechtbank:
-
wijstde verzoeken opgenomen onder 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.6, 2.7
af;
-
wijstde verzoeken opgenomen onder 3.1. voor zover het gaat om het horen van
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
toeen wijst de verzoeken voor het overige
af;
-
neemtop de verzoeken opgenomen onder 2.4 en 3.2
geen beslissing;
-
stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, om [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] als getuigen te horen en voorts al datgene te verrichten wat hij of zij in het belang van het onderzoek acht.
Deze beslissing is op 1 november 2022 per e-mail aan het Openbaar Ministerie en de raadsman van verdachte medegedeeld. Deze schriftelijke weergave daarvan wordt aan het proces-verbaal van de zitting van 21 oktober 2022 gehecht.