ECLI:NL:RBAMS:2022:6697

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
13/132028-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden die de opgeëiste persoon moet ondergaan. De rechtbank heeft eerder, op 6 augustus 2020, een vordering tot overlevering afgewezen vanwege zorgen over de detentieomstandigheden in Roemenië. In de huidige procedure heeft de rechtbank de detentieomstandigheden opnieuw beoordeeld, waarbij garanties zijn verstrekt door de Roemeense autoriteiten. De rechtbank concludeert dat, hoewel er nog steeds een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, de verstrekte garanties voldoende zijn om dit risico weg te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/132028-22
RK nummer: 22/2844
Datum uitspraak: 16 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
24 april 2019 door
the Paşcani Court of Law(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Bij uitspraak van 6 augustus 2020 is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in een eerdere vordering die zag op het in behandeling nemen van hetzelfde EAB dat ten grondslag ligt aan de huidige vordering. [1] De reden hiervoor was dat destijds niet kon worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon geen onmenselijke of vernederende behandeling te wachten zou staan in het Roemeense gevangeniswezen.
De huidige, voorliggende vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 september 2022, maar vervolgens voor bepaalde tijd aangehouden op verzoek van de raadsvrouw.
De vordering is vervolgens behandeld op de openbare zitting van 2 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een
  • in stand gehouden door de
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [2]
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 juli 2020 blijkt dat de zaak in hoger beroep opnieuw inhoudelijk is behandeld. De rechtbank toetst daarom alleen de procedure in hoger beroep aan artikel 12 OLW.
In het door de opgeëiste persoon zelf ingestelde hoger beroep is de opgeëiste persoon niet verschenen, maar er was wel een gemachtigd raadsman aanwezig die namens hem de verdediging heeft gevoerd. [3] Daarmee is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW.
Gelet op het bovenstaande is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst

5.Detentieomstandigheden

5.1.
In de genoemde eerdere uitspraak van 6 augustus 2020 is de officier van justitie
niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat niet kon worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon geen onmenselijke of vernederende behandeling te wachten zou staan in het Roemeense gevangeniswezen. [4]
5.2.
De rechtbank stelt vast dat in het algemeen nog steeds gesproken kan worden van een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in Roemeense gevangenissen. [5]
5.3.
Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt het volgende:
“De vaststelling dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen.
Wanneer het bestaan van een dergelijk gevaar eenmaal is vastgesteld, dient immers vervolgens de uitvoerende rechterlijke autoriteit nog concreet en nauwkeurig te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene dit gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat.
Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen, en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de betrokkene bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.” [6]
5.4.
Door de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn op 30 juni 2022 garanties verstrekt ten aanzien van de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De relevante passages uit die garantie luiden als volgt:
“(…) regarding the European arrest warrant (…) issued on the name of the convict [opgeëiste persoon] (…) we forward you the answer received from the National Administration of Penitentiaries from Romania, regarding the detention conditions of the place where the above-mentioned person will be detained in case of extradition.”
“In case the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities on Henri Coandä Bucharest Airport, he will be initially submitted to Bucharest Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room where he will be ensured a minimum space of 3 square meters.
(…)
After the end of the quarantine period, the National Administration of Penitentiaries establishes the penitentiary in which he is going to execute bis imprisonment punishment, considering that it is located as near to the place of residence of the convicted person, also taking into account the regime of execution.
(…)
Considering the amount of the punishment he will most likely execute the imprisonment punishment initially in the semi-opened regime. At the same time, considering bis domicile, most likely, for the beginning, he will execute the sentence in Botoșani Penitentiary.
(…)
In the event the detainee will be assigned to execute the punishment in opened regime, most likely he will be transferred to Iaşi Penitentiary.
(…)
The number of people deprived of liberty kept in a detention room, in whose case guarantees have been formulated, will be optimal for the observance of a minimum individual space of 3 sqm for the entire period of the execution of the sentence, including the bed and the related furniture.
(…) the National Administration of Penitentiaries guarantees the insurance of a minimum individual space of 3 sqm for the entire period of execution of the punishment, including the bed and the related furniture, without including the space for the bathroom.”
5.5.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Roemenië nog steeds aan overlevering in de weg staan, nu haar geluiden bekend zijn waaruit zou blijken dat de gegeven garanties in de praktijk niet worden nageleefd.
5.6.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de garanties voldoende zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteit gegeven garanties voldoende zijn. Het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling is met de garanties weggenomen. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het – niet met objectieve, verifieerbare informatie onderbouwde – standpunt van de raadsvrouw.
5.6.
Het bepaalde in artikel 11 OLW staat dus niet aan overlevering in de weg.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 107 en 177 Wegenverkeerswet 1994, 225 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Paşcani Court of Law(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam, 6 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4112.
2.Hof van Justitie 10 augustus 2017, ECLI:EU:C:2017:628.
3.Rechtbank Amsterdam, 6 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4112, rechtsoverweging 4.
4.Rechtbank Amsterdam, 6 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4112, rechtsoverweging 6.
5.Vergelijk: rechtbank Amsterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513, rechtsoverweging 5.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, gevoegde zaken C‑404/15 en C‑659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punt 91 tot en met 93.