ECLI:NL:RBAMS:2022:6784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/13/695105 / HA ZA 20-1294
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na getuigenverhoor over bewijsopdracht en vordering tot betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Serifoglu B.V. (eiseres) en VIB Horeca B.V. (gedaagde). De procedure volgde op een tussenvonnis van 29 december 2021, waarin VIB was opgedragen te bewijzen dat tijdens een bijeenkomst op 27 april 2020 afspraken waren gemaakt over het hanteren van de prijzen van 2019 en het crediteren van reeds betaalde facturen. Tijdens het getuigenverhoor zijn verschillende getuigen gehoord, maar de rechtbank concludeert dat VIB niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig en er was onvoldoende bewijs dat er concrete afspraken zijn gemaakt. De rechtbank heeft de vordering van Serifoglu toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. VIB werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de stellingen van VIB, en dat de verantwoordelijkheden voor het maken van afspraken bij de afwezigheid van de eindverantwoordelijke bij Serifoglu niet konden worden vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van Serifoglu tot betaling van € 33.455,37 toegewezen, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/695105 / HA ZA 20-1294
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SERIFOGLU B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. E. Cekic te Uitgeest,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIB HORECA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. K. Tülü te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Serifoglu en VIB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 december 2021 met de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 maart 2022,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 mei 2022,
  • de conclusie na getuigenverhoor,
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 29 december 2021 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank VIB opgedragen te bewijzen “dat partijen tijdens de bijeenkomst op 27 april 2020 hebben afgesproken (i) voor 2020 tot dan toe en zolang de coronamaatregelen gelden de prijzen van 2019 gehanteerd zouden worden en (ii) dat in verband daarmee de reeds betaalde facturen van 2020 gecrediteerd zouden worden zodat de juiste prijzen berekend konden worden” (r.o. 4.9).
2.2.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat als VIB niet slaagt in het leveren van dit bewijs, de rechtbank de vordering van Serifoglu zal toewijzen, te weten betaling van het openstaande bedrag van de facturen ad € 32.356,80 (exclusief rente en kosten) (r.o. 4.10).
Als VIB slaagt in haar bewijsopdracht geldt dat partijen op 27 april 2020 nader zijn overeengekomen dat voor 2020 tot dan toe en zolang de coronamaatregelen gelden de prijzen van 2019 gelden en dat de reeds betaalde facturen van 2020 gecrediteerd worden zodat voor die periode de juiste prijzen berekend kunnen worden (r.o. 4.11).
2.3.
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht zijn op 21 maart 2022 op verzoek van VIB als getuigen gehoord de heer [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), [functie 1] van VIB, de heer [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), [functie 2] van Linda Groep B.V., een aandeelhouder van VIB en de heer [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), klein aandeelhouder van VIB. Op 31 mei 2022 zijn op verzoek van Serifoglu als getuigen gehoord de heer [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), [functie 1] van Serifoglu, en de heer [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ), baklavamaker en adviseur van Serifoglu.
verklaringen
2.4.
[getuige 1] heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:

Op vragen van de rechter antwoord ik als volgt:
(…) Tijdens dit gesprek hebben wij gezamenlijk besloten dat wij de prijzen van 2019 zouden hanteren. Ik heb zelf een berekening gemaakt en per e-mail verzonden. Deze zit ook bij de stukken. Conform mijn Excel sheet zouden facturen worden gecrediteerd. Vanwege Covid zouden wij de eenheidsprijzen van 2019 hanteren. Tegen het einde van de Covid maatregelen zouden wij gezamenlijk het menu vaststellen en de prijzen. Er is tijdens het gesprek niet expliciet bevestigd dat de reeds verstuurde facturen gecrediteerd zouden worden.
U vraagt mij wie van Serifoglu aan mij heeft bevestigd dat de prijzen van 2019 geldig zouden blijven. De heer [getuige 5] was het meeste aan het woord.
(…)
U vraagt mij nogmaals wie aan mij heeft bevestigd dat de prijzen van 2019 geldig zouden blijven. Ik heb vanaf het begin altijd het woord gevoerd met [getuige 5] . Met hem heb ik altijd handen geschud. (…)
Op vragen van mr. Tülü antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of ik mij kan herinneren welke bewoordingen er concreet zijn gebruikt tijdens het gesprek. Ik zal het samenvatten: ik heb aangegeven dat de prijsstijgingen voor het nieuwe jaar niet rechtvaardig waren. Ik heb dat gedaan door middel van een Excel sheet. Ik heb de beursprijzen van walnoten en pistachenoten getoond.
U vraagt mij concreet naar de drie afspraken waar ik het eerder over heb gehad. Ik heb een berekening voorgelegd waaruit een saldo kwam van 7.700 euro en de mensen van Serifoglu gevraagd om die te controleren. Kleding zou niet in rekening worden gebracht, maar dat is later toch gedaan. we hebben gesproken wat er verkocht kon worden tijdens de Covidmaatregelen. Na de opheffing van de maatregelen zouden wij samen de prijzen controleren en samen het menu vaststellen. zij hebben aangepaste prijzen gestuurd, die waren niet juist en die hebben we aangepast en weer teruggestuurd. Om die prijzen te handhaven zijn er wel extra voorwaarden gesteld. (…)”
2.5.
[getuige 2] heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:

Op vragen van de rechter antwoord ik als volgt:
(…) Tijdens het gesprek hebben wij een Excel sheet getoond, dat was opgesteld door de heer [getuige 1] , waarin we de in- en verkopen hebben uiteengezet, want op jaarbasis waren die nadelig voor ons. Wij verkochten in kilo’s, maar ook per bord (dus stukverkoop). Vooral bij de verkoop per bord werd het prijsverschil duidelijk.
(…)
U vraagt mij of iemand van Serifoglu tijdens de bespreking heeft toegezegd dat de prijzen
van 2019 gehandhaafd zouden worden. Wij zouden inkopen op basis van de oude prijzen,
zonder de prijsstijging. U vraagt mij wie dit specifiek heeft gezegd. Ik denk dat dat M.S.
[getuige 5] was. Hij was ons enige aanspreekpunt. Wij luisterden altijd naar [getuige 5] . Wij
zouden teruggaan naar de prijzen vóór corona. [getuige 1] had ook een berekening
gemaakt, waar een verschil uitkwam van 7.700 euro. Er is gezegd dat dat opgelost zou
worden, maar dat is niet gebeurd.
Uit het gesprek is gekomen dat het bedrag tegemoet zou worden gekomen. Of wel in de
vorm van korting, of wel in de vorm van creditfacturen. Het woord werd vooral gevoerd
door [getuige 5] , en soms zei de heer [getuige 4] wat. Wij hebben de cijfers voorgelegd en toen
hebben zij toegezegd dat dit probleem opgelost zou worden. Er is niet specifiek door hen
over bedragen gesproken. Omdat de cijfers glashelder zijn: de inkoopprijzen en de
verkoopprijzen zijn bekend.
Op vragen van mr. Tülü antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of er een afspraak is gemaakt over het hanteren van de prijzen van 2019 in
plaats van die van 2020. Ja, [getuige 5] heeft dat gezegd. Het is lang geleden dus de precieze
bewoordingen weet ik niet meer. Ik weet wel dat het de uitkomst van de bespreking was.
In de vergadering zijn wij tot een besluit gekomen en wij gingen er vanuit dat het daarmee
opgelost zou worden. Wij hebben een bedrag genoemd van 6.000 en zij zouden hun licht daarop laten schijnen. Er zou uiteindelijk een bedrag uitrollen van misschien 4.000 euro. Maar er kwam geen reactie, er gebeurde niets.
Op vragen van mr. Cekic antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of er afspraken zijn gemaakt over dat de oplossing een bepaalde duur zou hebben. De afspraken werden gemaakt in verband met corona, en de oplossing zou duren zo
lang de coronamaatregelen golden. Wij waren getroffen door corona en moesten elkaar
helpen. (…)”
2.6.
[getuige 3] heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:

Op vragen van de rechter antwoord ik als volgt:
(…)
U vraagt mij of er tijdens de vergadering afspraken zijn gemaakt. Over bepaalde onderwerpen is overeenstemming bereikt. Wij hebben afgesproken dat wij de prijzen van
vóór corona zouden hanteren en dat er facturen zouden worden gecrediteerd. Wij zouden
ook samen de menu's vaststellen.
[getuige 5] heeft toegezegd dat de prijzen van voor corona gehanteerd zouden worden en dat
er een korting zou worden gegeven. De opgelopen schulden zouden worden aangepast aan
de nieuwe prijzen. Het was een vriendelijk gesprek. Het doel was om een oplossing te bereiken over de problemen.
Het begon ermee dat VIB stelde dat het niet goed ging met de zaken vanwege Covid en toen
heeft [getuige 5] voorgesteld om de prijzen te verlagen. Ik weet niet zeker wie wat heeft
voorgesteld. De aanleiding voor de bespreking waren de coronamaatregelen. Wij zouden de
prijzen van 2019 (van voor corona) in plaats van die van 2020 hanteren. Op basis van oude
prijzen zouden wij de al verstuurde facturen opnieuw opmaken. De heer [getuige 4] maakte
aantekeningen van de afspraken en [getuige 5] voerde het woord. Hij is ook altijd ons enige
aanspreekpunt geweest. De intentie van Serifoglu was om VIB te helpen.
(…)
Op vragen van mr. Cekic antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of ik weet of de heer [getuige 5] bevoegd is om dingen af te spreken. Ik ken hem als aanspreekpunt en als eigenaar van het bedrijf. Ik weet niet of er officieel iemand anders op de achtergrond is. (…)”
2.7.
[getuige 4] heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:

Op vragen van de rechter antwoord ik als volgt:
(…)
Ik was bij het gesprek van 27 april 2020 aanwezig. Het initiatief van het gesprek is mij
onduidelijk. Het verzoek kwam van de kant van Serifoglu. Ik weet niet wie van Serifoglu
het gesprek heeft georganiseerd. Er waren onduidelijkheden en er werden geen betalingen
gedaan. (…) Tijdens het gesprek kwamen twee onderwerpen aan de orde: eerst de moeilijke communicatie en daarna ging het gesprek over de prijzen. VIB vond dat zij een prijsverlaging moesten krijgen wegens Corona. Ik denk dat de heer [getuige 1] dit gevraagd heeft, maar dat weet ik niet meer zeker. Hij wilde dat de prijzen van 2019 gehandhaafd werden voor het jaar 2020. Toen hebben wij uitgelegd dat de groothandelprijzen naar ons toe ook verhoogd worden, dus dat wij dat moeten doorberekenen aan de klant. En het was een onzekere tijd. Dat is ons antwoord geweest. (…) Voorafgaand aan het gesprek hadden wij al een speciale coronaprijslijst voor VIB, maar daar waren zij niet mee akkoord gegaan. Daarover hebben mevrouw [naam 1] en [getuige 1] nog lang telefonisch gesproken (voorafgaand aan de bespreking van 27 april 2020). Tijdens de bespreking was de heer [getuige 1] aan de zijde van VIB het meest aan het woord.
Wij hebben vanuit Serifoglu het gesprek afgesloten met de mededeling dat wij de zaken met
de [functie 1] zouden bespreken. Dit is mevrouw [naam 1] , die zelf niet aanwezig was bij
het gesprek. De [functie 1] bepaalt, dat is vanzelfsprekend.
(…)
Op uw vraag of er voor het gesprek van 27 april 2020 al een verzoek lag om de prijzen te
hanteren uit 2019 antwoord ik als volgt. Tot aan Corona is er geen verzoek geweest om een
prijsaanpassing.
Op vragen van mr. Cekic antwoord ik als volgt:
Tijdens de bespreking zijn er geen concrete afspraken gemaakt. Tijdens de bespreking zijn
geen toezeggingen gedaan, omdat de [functie 1] niet aanwezig was.
Op vragen van mr. Tülü antwoord ik als volgt:
Tot en met maart heeft [getuige 1] niks over prijzen gezegd. Medio maart begon [getuige 1] over de prijzen, toen was Corona uitgebroken. Hij wilde dat de prijzen van 2019
zouden worden gehandhaafd. U vraagt mij of dat de aanleiding was voor het gesprek van 27
april 2020. Het gesprek was bedoeld om onduidelijkheden weg te werken. Mevrouw [naam 1] wist dat er een gesprek zou plaatsvinden. Er is van tevoren niet met haar overlegd hierover. Ik heb ook niet met de heer [getuige 1] aan de telefoon over dit prijsverzoek gesproken.
U houdt mij een e-mail voor van de heer [getuige 1] van 20 januari 2020 (productie 5
CvA). U leest mij punt 4 van deze e-mail voor (in het Turks) en vraagt mij of ik dit kan
verklaren, nu ik eerder heb verklaard dat er voor het gesprek van 27 april 2020 nooit over
prijzen is gesproken met de heer [getuige 1] . Nu ik dit zo hoor, denk ik dat dit eerder dus
wel is besproken, maar ik kan mij dat niet specifiek herinneren. Nu er in de e-mail ook
wordt verwezen naar een bespreking daarvoor, zal deze bespreking ook wel hebben
plaatsgevonden. Maar ook dat kan ik mij niet specifiek herinneren.
Alles wordt besproken met mevrouw [naam 1] , wij doen niks zonder haar toestemming.”
2.8.
[getuige 5] heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:

Op vragen van de rechter antwoord ik als volgt:
(…)
U houdt mij voor dat het in deze zaak gaat om een bespreking van 27 april 2020 en vraagt
mij of ik mij deze bespreking kan herinneren. Ik kan mij daar wel wat dingen van herinneren. Bij de bespreking waren de heren [getuige 1] , [getuige 3] [rb; [getuige 3] ], [getuige 2] , [naam 2] , [naam 3]
(mijn broer), [getuige 4] en ikzelf aanwezig. Corona was uitgebroken en de bijeenkomst ging over
de vraag hoe wij behulpzaam konden zijn. Wij hadden communicatieproblemen,
[getuige 1] nam zijn telefoon niet op en VIB betaalde niet. De bespreking is tot stand
gekomen via de heer [getuige 2] , een vennoot van VIB.
(…) Er is niet gesproken over de prijzen van producten. Er is geen verzoek gedaan om de prijzen aan te passen. Het gesprek is vriendschappelijk geëindigd, boksend. Er vielen geen afspraken te maken, wij zijn spelend weggegaan.
[naam 1] is de verantwoordelijke bij Serifoglu, maar zij was niet bij het gesprek aanwezig.
Omdat zij er niet was, konden wij ook niet over de prijzen spreken. Dat weet VIB, en ook
dat zij het laatste woord heeft.
Op vragen van mr. Cekic antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of ik tijdens de bespreking toezeggingen heb gedaan richting VIB namens
Serifoglu. Nee.
U vraagt mij of er die dag tussen VIB en Serifoglu afspraken zijn gemaakt. Nee.
Op vragen van mr. Tülü antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of het klopt dat ik het woord heb gevoerd tijdens het gesprek van 27 april 2020 en bij besprekingen met VIB voor die tijd. Ik was het meeste aan het woord, net als [getuige 1] . Daarnaast hebben ook andere mensen nog gesproken.
U vraagt mij of er tijdens het gesprek knopen zijn doorgehakt. Ik weet niet wat VIB dacht
bij het einde van het gesprek, dat is hun probleem. Wij zijn niet boos uit elkaar gegaan maar lachend.
U vraagt mij of ik echt geen actieve herinnering heb aan de reden dat VIB niet betaalde. Wij
bespraken hoe wij als Serifoglu konden helpen, en waarom de telefoons niet werden
opgenomen.
U vraagt mij of ik na het gesprek nog heb gesproken met mevrouw [naam 1] . Ja, wij zijn daar
naartoe gegaan. U leest mij (in het Turks) een e-mail voor van 27 april 2020 van de heer
[getuige 1] aan de heer [getuige 4] (productie 10 CvA) en vraagt mij of ik de inhoud van deze e-
mail met mevrouw [naam 1] heb besproken. Nee, daarvoor moet u bij [naam 1] en de heer
[getuige 4] zijn. Ik heb met [naam 1] besproken wat er in het gesprek met VIB aan de orde is geweest, over baklava, producten en corona. Wij hebben niet gesproken over prijzen.
U houdt mij voor dat er een prijsvoorstel is gedaan op basis van een prijslijst die is opgemaakt door mevrouw [naam 1] . Ik weet niet wanneer dat was. VIB is niet akkoord
gegaan met deze prijslijst.
Ik heb Serifoglu in 2001 opgericht. Het klopt dat mevrouw [naam 1] mijn ex-vrouw is.
U vraagt mij of ik betaald krijg voor mijn advieswerkzaamheden aan Serifoglu en of ik in
dienst ben bij Serifoglu. Ik ben werknemer bij Serifoglu en ik krijg loon. (…)”
conclusies na getuigenverhoor
2.9.
In haar conclusie na getuigenverhoor concludeert VIB dat zij in haar bewijsopdracht is geslaagd. Volgens haar is uit de getuigenverhoren gebleken dat de getuigen die VIB heeft doen horen unaniem hebben verklaard dat afspraken zijn gemaakt tijdens de vergadering op 27 april 2020 en dat facturen zouden worden gecrediteerd, dan wel opnieuw zouden worden opgemaakt. Ook hebben volgens VIB deze getuigen duidelijk verklaard dat [getuige 5] de toezegging heeft gedaan. VIB meent dat de verklaringen van [getuige 5] zelf, in het licht van hetgeen de vier andere getuigen hebben verklaard, ongeloofwaardig zijn. Het is onlogisch dat er niet over de prijzen zou zijn gesproken, zoals [getuige 5] heeft verklaard. Serifoglu was namelijk heel wel op de hoogte van de problemen bij VIB met de prijsstijgingen, aldus VIB.
2.10.
Serifoglu concludeert in haar antwoordconclusie na getuigenverhoor dat VIB niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. [getuige 1] kon niet bevestigen wie van Serifoglu heeft bevestigd dat de prijzen van 2019 gehanteerd zouden worden. Hij heeft verklaard dat [getuige 5] het meest aan het woord was, maar niet dat [getuige 5] toezeggingen heeft gedaan. Volgens Serifoglu wenste [getuige 1] zijn wensen op te leggen aan Serifoglu, maar is Serifoglu hier niet mee akkoord gegaan. Serifoglu meent daarnaast dat aan de verklaring van [getuige 1] meer waarde kan worden gehecht dan aan die van de andere aandeelhouders, omdat hij namens VIB e-mails heeft gezonden aan de betrokkenen. [getuige 2] heeft aangegeven dat geen sprake is van twee separate afspraken, maar dat er óf korting zou worden gegeven óf creditfacturen zouden worden verzonden. Dit staat haaks op het standpunt van VIB. Ook heeft [getuige 2] aangegeven dat VIB een voorstel van € 6.000,- heeft gedaan en dat Serifoglu hier nog op terug zou komen. Dit bedrag komt uit de lucht vallen. [getuige 3] stelt voor het eerst en als enige dat [getuige 5] degene was die voorstelde om de prijzen te verlagen, terwijl [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat het voorstel afkomstig was van VIB, op basis van de lijsten en berekening van [getuige 1] . De verklaring van [getuige 3] is daarom ongeloofwaardig, aldus Serifoglu. Ook heeft Serifoglu aangevoerd dat VIB de beschikking had over een bandopname van het gesprek, maar deze niet in het geding heeft gebracht. In de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] komt duidelijk naar voren dat er op 27 april 2020 geen concrete afspraken zijn gemaakt. Ook volgt hieruit dat de betrokkenen wisten dat er geen afspraken gemaakt konden worden, omdat mevrouw [naam 1] , die als enige niet aanwezig was op de vergadering, als enige deze afspraken kon maken, aldus Serifoglu.
bewijswaardering
2.11.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij de bewijswaardering is van belang dat [getuige 1] , [functie 1] van VIB, kwalificeert als partijgetuige ingevolge artikel 164 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van lid 2 van dat artikel kan de verklaring van [getuige 1] geen bewijs in het voordeel van VIB opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Deze aanvullende bewijzen dienen zodanig sterk te zijn en zulke essentiële punten te betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.12.
VIB is niet geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs. Daartoe is het volgende redengevend.
2.13.
[getuige 1] heeft op de vraag van de rechter wie heeft bevestigd dat de prijzen van 2019 geldig zouden blijven geantwoord dat [getuige 5] veel aan het woord was. Toen de rechter deze vraag herhaalde verklaarde [getuige 1] : ‘ik heb vanaf het begin altijd het woord gevoerd met [getuige 5] . Met hem heb ik altijd handen geschud.’ [getuige 1] geeft hiermee, tot tweemaal toe, geen direct antwoord op de gestelde vraag. Hieruit volgt niet dat er toezeggingen zijn gedaan door [getuige 5] of iemand anders namens Serifoglu. Ook verklaarde [getuige 1] dat in het gesprek niet bevestigd is dat de reeds verstuurde facturen gecrediteerd zouden worden. Dit punt, tezamen met de gemaakte afspraak om de prijzen van 2019 te hanteren, waren de twee onderdelen van de bewijsopdracht van VIB. Met deze verklaring kunnen de door VIB gestelde afspraken dus niet worden vastgesteld.
2.14.
Ook de verklaring van [getuige 2] kan niet tot de conclusie leiden dat er toezeggingen zijn gedaan aan de zijde van Serifoglu. Op de vraag wie zou hebben toegezegd dat de prijzen van 2019 gehandhaafd zouden worden, antwoordde [getuige 2] in eerste instantie ‘Ik denk dat dat [getuige 5] was’. Op een later moment wordt dezelfde vraag gesteld door de advocaat van VIB, waarop [getuige 2] antwoordde dat [getuige 5] dat heeft toegezegd. [getuige 2] heeft verder verklaard dat ‘het bedrag tegemoet zou worden gekomen. Ofwel in de vorm van korting, ofwel in de vorm van creditfacturen.’ De bewijsopdracht zag echter op beide punten: volgens VIB waren beide elementen toegezegd door Serifoglu. Ook speelt mee dat [getuige 2] heeft verklaard dat aan de kant van VIB een bedrag van € 6.000,- is genoemd en dat Serifoglu haar licht daarop zou laten schijnen, maar dat er uiteindelijk geen reactie van Serifoglu is gekomen. Ook hieruit maakt de rechtbank op dat er mogelijk voorstellen zijn gedaan, maar dat tijdens de bespreking (nog) geen afspraken zijn gemaakt tussen partijen.
2.15.
De rechtbank merkt verder op dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] enerzijds en [getuige 3] anderzijds niet overeenstemmen. [getuige 3] heeft op de vraag welke afspraken er zijn gemaakt - anders dan [getuige 1] en [getuige 2] - verklaard dat de prijzen van voor corona gehanteerd zouden worden én dat er facturen gecrediteerd zouden worden. Volgens [getuige 3] kwam [getuige 5] zelf met het voorstel tot korting, maar volgens de andere twee getuigen kwam het voorstel van de zijde van VIB. Deze verklaringen vinden geen ondersteuning in ander bewijsmateriaal. De tegenstrijdigheid van deze verklaringen doet afbreuk aan de geloofwaardigheid daarvan.
2.16.
Tot slot geldt dat ook uit de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] niet volgt dat er afspraken zijn gemaakt of anderszins toezeggingen zijn gedaan. Zij hebben beiden verklaard dat mevrouw [naam 1] eindverantwoordelijk is namens Serifoglu en omdat zij niet aanwezig was er ook geen afspraken over prijzen zijn gemaakt.
conclusie
2.17.
De conclusie is dat VIB niet is geslaagd in de bewijsopdracht en de door haar gestelde afspraken niet zijn komen vast te staan. De vordering van Serifoglu, zoals omschreven in het tussenvonnis, zal daarom worden toegewezen.
2.18.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom zal worden toegewezen op de wijze als hierna in de beslissing is vermeld.
buitengerechtelijke incassokosten
2.19.
Serifoglu maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Serifoglu heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is evenwel hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief ad € 1.098,57.
2.20.
De gevorderde wettelijke rente over buitengerechtelijke incassokosten zal toegewezen op de wijze als hierna in de beslissing is vermeld.
proceskosten
2.21.
VIB wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Serifoglu worden begroot op:
- dagvaarding € 88,17
- griffierecht € 1.386,00
- beslagkosten € 508,33
- salaris advocaat €
2.884,00(4 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 4.866,5‬0‬
2.22.
De nakosten en de gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen worden begroot en toegewezen, op de wijze als hierna in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt VIB om aan Serifoglu te betalen een bedrag van € 33.455,37, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek over € 32.356,80 en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over € 1.098,57, beiden vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt VIB in de proceskosten, aan de zijde van Serifoglu tot op heden begroot op € 4.866,5‬0‬, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt VIB in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat VIB niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. K.E. Luijckx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: KL