ECLI:NL:RBAMS:2022:6790
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing heffingsambtenaar inzake proceskostenvergoeding in bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser, een inwoner van Rotterdam, tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam van 4 april 2022. De heffingsambtenaar had in een eerdere beslissing van 18 januari 2022 geweigerd om eiser een dwangsom te betalen wegens het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. In het bestreden besluit heeft de heffingsambtenaar deze eerdere beslissing herroepen en alsnog een maximale dwangsom aan eiser toegekend. Het geschil concentreert zich echter op de vraag of de heffingsambtenaar terecht geen proceskostenvergoeding in bezwaar aan eiser heeft toegekend.
De rechtbank heeft op 10 november 2022 de zaak behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte niet op het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar heeft beslist. Aangezien het besluit van 18 januari 2022 is herroepen, vernietigt de rechtbank de bestreden uitspraak voor zover deze niet op de proceskosten is beslist. De rechtbank kent eiser alsnog een proceskostenvergoeding toe.
De rechtbank stelt de kosten voor de bezwaarfase vast op € 269,- en voor de beroepsfase op € 379,50, beide met een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden. Eiser heeft ook verzocht om vergoeding van wettelijke rente, wat de rechtbank toewijst met ingang van vier weken na verzending van de uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2022.