ECLI:NL:RBAMS:2022:6790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
22/2562
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing heffingsambtenaar inzake proceskostenvergoeding in bezwaar

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser, een inwoner van Rotterdam, tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam van 4 april 2022. De heffingsambtenaar had in een eerdere beslissing van 18 januari 2022 geweigerd om eiser een dwangsom te betalen wegens het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. In het bestreden besluit heeft de heffingsambtenaar deze eerdere beslissing herroepen en alsnog een maximale dwangsom aan eiser toegekend. Het geschil concentreert zich echter op de vraag of de heffingsambtenaar terecht geen proceskostenvergoeding in bezwaar aan eiser heeft toegekend.

De rechtbank heeft op 10 november 2022 de zaak behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte niet op het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar heeft beslist. Aangezien het besluit van 18 januari 2022 is herroepen, vernietigt de rechtbank de bestreden uitspraak voor zover deze niet op de proceskosten is beslist. De rechtbank kent eiser alsnog een proceskostenvergoeding toe.

De rechtbank stelt de kosten voor de bezwaarfase vast op € 269,- en voor de beroepsfase op € 379,50, beide met een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden. Eiser heeft ook verzocht om vergoeding van wettelijke rente, wat de rechtbank toewijst met ingang van vier weken na verzending van de uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2562

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Rotterdam, eiser

(gemachtigde: N.G.A Voorbach),
en

se heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van 4 april 2022 (de bestreden uitspraak).
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn – na overleg met de rechtbank – niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Met een beslissing van 18 januari 2022 heeft de heffingsambtenaar geweigerd aan eiser een dwangsom te betalen wegens het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift.
2. Met het bestreden besluit is het besluit van 18 januari 2022 herroepen en heeft de heffingsambtenaar alsnog een maximale dwangsom aan eiser toegekend.
3. Het geschil in deze zaak beperkt zich tot de vraag of de heffingsambtenaar terecht geen proceskostenvergoeding in bezwaar aan eiser heeft toegekend.
4. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat in de bestreden uitspraak ten onrechte niet op het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar is beslist. De heffingsambtenaar volgt het oordeel van de rechtbank.
5. Nu het besluit van 18 januari 2022 door de heffingsambtenaar is herroepen, ziet de rechtbank aanleiding om de bestreden uitspraak te vernietigen voor zover hierin niet op de proceskosten is beslist. De rechtbank zal aan eiser alsnog een proceskostenvergoeding in bezwaar toekennen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
7. Voor de bezwaarfase worden de kosten vastgesteld op een bedrag van € 269,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde per punt van € 269,- en een wegingsfactor 0,5). Met toepassing van wegingsfactor 0,5 sluit de rechtbank aan bij de lijn die de gerechtshoven met elkaar hebben afgesproken. [1]
8. Voor de beroepsfase worden de kosten vastgesteld op een bedrag van € 379,50 (1 punt voor het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De reden dat in de beroepsfase van een lagere dan de gemiddelde wegingsfactor wordt uitgegaan is dat het beroep uitsluitend is gericht tegen de proceskosten in bezwaar.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de wettelijke rente indien niet tijdig de proceskosten of het griffierecht is voldaan. De rechtbank zal deze vordering toewijzen met ingang van vier weken na verzending van deze uitspraak.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak voor zover daarin de proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar niet zijn toegekend;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 648,50 aan proceskosten aan eiser;
- veroordeelt de heffingsambtenaar om de wettelijke rente aan eiser te vergoeden over de bedragen van de proceskosten en het griffierecht te rekenen vanaf vier weken na toezending van deze uitspraak aan partijen, indien deze bedragen niet binnen die termijn van vier weken aan eiser zijn uitbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307 en gerechtshof Den Haag 11 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2131.