ECLI:NL:RBAMS:2022:6807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
AWB 21/4643
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van WIA-uitkering en geschiktheid van geduide functies

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering. De uitkering werd beëindigd per 19 juli 2021, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in april en november 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig is geweest, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de geduide functies niet geschikt zijn voor eiseres, omdat deze functies niet voldoen aan de vastgestelde beperkingen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

( [gem. eiseres] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gem. verweerder] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet WIA [1] .
1.2.
Verweerder heeft de WIA-uitkering van eiseres met een besluit van 18 mei 2021 beëindigd per 19 juli 2021, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
1.2.
Met het bestreden besluit van 20 augustus 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de beëindiging gebleven.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De zaak is behandeld op een zitting van 7 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst, zodat verweerder de gelegenheid zou krijgen om te reageren op de aanvullende stukken van eiseres van
24 maart 2022 en 5 april 2022. Verweerder heeft op deze stukken gereageerd met een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 mei 2022 en een rapportage van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 mei 2022. Eiseres heeft hierop vervolgens gereageerd met een brief van 15 juni 2022. Eiseres heeft aangegeven dat zij een nadere zitting wenst.
1.6.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens hervat op 4 november 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als secretaresse personeelsadministratie voor
32 uur per week. Per 21 april 2018 heeft zij zich ziek gemeld voor dit werk wegens draaiduizeligheid en mentale klachten, waarna zij een WIA-uitkering ontving.
2.2.
De ex-werkgever van eiseres heeft verzocht om een herbeoordeling. Na een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek is met het besluit van
18 mei 2021 besloten dat de WIA-uitkering van eiseres per 19 juli 2021 wordt beëindigd, omdat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Eiseres is namelijk voor 30,31% arbeidsongeschikt.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 augustus 2021 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 18 augustus 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de belastbaarheid van eiseres aangepast en de beperkingen vastgelegd in een FML [2] van 6 augustus 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van deze FML eerder geduide functies laten vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt wel andere passende functies om tot een schatting te komen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt daardoor naar 34,86%.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 19 juli 2021 juist heeft vastgesteld. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
3.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
4.1.
Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank beoordeelt of de rapporten die in deze zaak zijn opgesteld, voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen waarop verweerder zich baseert, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dat blijkt uit de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op een spreekuur. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens en informatie van derden bestudeerd en heeft een hoorzitting gehouden via beeldbellen.
Is de medische beoordeling juist?
5.1.
Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen en dat zij meer arbeidsongeschikt is dan door verweerder is aangenomen. Volgens eiseres hebben de verzekeringsartsen ten onrechte geen waarde gehecht aan de door neuropsycholoog
[naam2] uitgevoerde QEEG [3] . De resultaten van de QEEG sluiten aan bij de door eiseres ervaren beperkingen. Volgens eiseres is voldoende aannemelijk dat sprake is van
niet-aangeboren hersenletsel. Het hersenletsel dient te worden gezien als de oorzaak van de energetische problematiek waarmee eiseres kampt. Eiseres voert aan dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres en verweerder het niet met elkaar eens zijn over de diagnostische waarde van de QEEG-scan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapportage van 18 mei 2022 gesteld dat deze discussie minder van belang is, nu een regulier EEG-onderzoek afwijkingen heeft laten zien. De rechtbank deelt dit standpunt en zal zich dan ook niet uitlaten over de diagnostische waarde van de QEEG.
5.3.
Na schorsing heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML van
18 mei 2022 opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op twee aspecten aanvullende beperkingen aangenomen, namelijk afleiding door activiteiten van anderen (beoordelingspunt 1.9.4) en langdurig/veel lezen van complexe teksten (beoordelingspunt 2.5.1). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperkingen aangenomen naast de reeds gestelde beperkingen, die rekening houden met een beperkt concentratievermogen, namelijk ten aanzien van storingen/onderbrekingen, deadlines/productiepieken en hoog handelingstempo in complex werk en langdurig concentreren in complex werk.
5.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, behalve de reeds aangenomen beperking dat eiseres niet ’s nachts, niet onregelmatig en niet langer dan 8 uur per dag en
40 uur per week mag werken, geen aanleiding gezien om een verdere urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt zich op het standpunt dat er geen objectieve medische onderbouwing is voor een verdere beperking van de duurbelasting. Eiseres voert aan dat de door haar ervaren klachten wel degelijk leiden tot een zodanig energieverlies dat zij niet in staat is om een volledige werkdag en werkweek te werken.
5.5.
Het is de rechtbank ambtshalve (uit andere vergelijkbare dossiers) bekend dat hersenletsel (ook indien dat niet is gekwalificeerd als ernstig) geregeld leidt tot vermoeidheidsklachten die wel worden erkend. Het is daarnaast een feit van algemene medische bekendheid dat hersenletsel geregeld kan leiden tot matige tot ernstige vermoeidheidsklachten. In de media en medische bulletins wordt tegenwoordig regelmatig gewaarschuwd voor onderschatting van de gevolgen van hersenletsel, ook als dat letsel in eerste instantie beperkt lijkt. Dit neemt echter niet weg dat deze algemeen bekende feiten op zichzelf nooit redengevend kunnen zijn voor een objectivering in het concrete geval. Ze kunnen echter wel een rol spelen bij de totaalafweging van de rechter indien er wel aanknopingspunten zijn dat de geclaimde klachten en beperking in het kader van de WIA beoordeling serieus dienen te worden genomen.
5.6.
De klachten en beperkingen van eiseres zijn onder meer omschreven in de rapportages van de POH-GGZ [4] , de neuropsycholoog en de chiropractor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt in zijn aanvullende rapportage op dat de brieven van de POH-GGZ en de chiropractor geen nieuwe medische feiten opleveren toeziend op datum in geding en dat het geen medici zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt met deze laatste opmerking aan te geven dat beperkte of geen waarde dient te worden toegekend aan deze brieven. De rechtbank ziet dat anders. Het gaat hier om erkende paramedici die een ter zake doende opleiding hebben gevolgd. Ook gaat het om behandelingen die (in ieder geval voor zover het gaat om de POH-GGZ) erkend zijn en worden vergoed. Het feit dat het geen medici zijn betekent niet dat een verzekeringsarts zonder enige inhoudelijke motivering de inhoud van wat deze paramedici opschrijven kan negeren. De rechtbank merkt op dat verweerder in het kader van het keuringstraject zelf ook een neuropsycholoog heeft ingeschakeld om eiseres te beoordelen.
5.7.
Voorgaande leidt ertoe dat, naar het oordeel van de rechtbank, sprake is van een motiveringsgebrek ten aanzien van de vraag of wel of geen duurbeperking moet worden vastgesteld. Met name in de rapportage van de POH-GGZ wordt beschreven waarom een beperking in de duurbelasting aan de orde zou moeten zijn. Uit de zeer summiere motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan de rechtbank niet herleiden waarom op inhoudelijke gronden de opvatting van de POH-GGZ niet gevolgd zou moeten worden. De rechtbank benadrukt uitdrukkelijk dat het enkele feit dat de POH-GGZ geen medicus is niet betekent dat een verzekeringsarts een advies van een paramedicus ongemotiveerd ter zijde kan schuiven.
5.8.
De rechtbank merkt tot slot op dat objectivering van klachten en beperkingen in het kader van de WIA onderhevig is aan een zekere subjectieve invulling door verzekeringsartsen. Zo oordeelde de verzekeringsarts op 29 april 2019 nog dat eiseres, in ieder geval tijdelijk, geen duurzaam benutbare mogelijkheden had op grond van aanhoudende psychische en energetische klachten. Uit het dossier komt niet een beeld naar voren waaruit blijkt dat de door eiseres gepresenteerde klachten en beperkingen anders zijn dan begin 2019. Een andere visie van andere verzekeringsartsen lijkt mede ten grondslag te liggen aan de beëindiging van de WIA-uitkering. Dit past bij het beeld dat de rechtbank heeft dat niet alleen de mate van objectiveerbaarheid, maar ook de zienswijze van verzekeringsartsen een rol kan spelen bij de beoordeling van de mate van ongeschiktheid. Dit is een onvermijdelijk gegeven, maar dat betekent des te meer dat strenge eisen dienen te worden gesteld aan de onderbouwing van standpunten van verzekeringsartsen.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
6.1.
Eiseres voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn voor haar. Voor eiseres is iedere prikkeling er één te veel. Na dertig minuten is eiseres volledig overprikkeld en heeft zij een lange periode van herstel nodig. Eiseres draagt bijna 24 uur per dag een noise cancelling koptelefoon en een peltor op haar hoofd.
6.2.
In de FML staat dat eiseres is aangewezen op werk waarbij zij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen (beoordelingspunt 1.9.4.). In de toelichting wordt dit verder ingevuld als niet in één kamer werken met meerdere personen die veel bellen met cliënten en/of veel overleggen met collega’s. De rechtbank stelt vast dat in het resultaat functiebeoordeling van de functie Samensteller kunststof en rubberproducten
(SBC-code 271130) bij item 2.12.4 (samenwerken) wordt vermeld dat wordt gewerkt in zelfsturende teams met wisselende samenstelling en overleg en brainstormen plaatsvindt met de andere teamleden om gezamenlijk problemen op te lossen. Ook worden nieuwe collega’s begeleid bij het inwerken.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de functie Samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) ongeschikt is voor eiseres. De activiteiten in deze functie kunnen worden aangemerkt als activiteiten van anderen waardoor sprake is van afleiding. Weliswaar zijn deze werkzaamheden beschreven onder een ander item dan beoordelingspunt 1.9.4, maar dat betekent niet dat geen strijdigheid zou zijn met de beperking die is aangenomen ten aanzien van dit item. In de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wordt bij deze functie dan ook ten onrechte beschreven dat de functionaris zelfstandig werkt en er geen frequent overleg is wat een bron van afleiding zou kunnen vormen. Het tegendeel is aan de orde. In deze functie is verder sprake van achtergrondgeluiden van machines, radio en heftruckverkeer. Hoewel het geluidsniveau blijft binnen het aspect geluidsbelasting, zijn het wel prikkels die vallen onder afleiding. Prikkels zijn niet expliciet genoemd in de FML, maar de rechtbank ziet met name het geluid van de radio en het heftruckverkeer als een afleiding die voor eiseres ongeschikt is. Het werken met gehoorbescherming zal deze prikkels niet wegnemen. Bovendien moet de gehoorbescherming worden afgedaan bij het overleg met collega’s in het kader van het zelfsturende team.
6.4.
Voor alle geduide functies geldt bovendien dat er wordt gewerkt in één grote ruimte met (veel) afleiding door geluiden en werkzaamheden van anderen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de toelichting bij item 1.9.4 vermeld dat de beperking ziet op het werken in één kamer met meerdere personen die veel bellen. De rechtbank ziet niet in waarom deze beperking niet zou gelden in één fabriekshal, die ook kan worden gezien als een grote kamer, waar (achtergrond-)geluiden en activiteiten van anderen zijn die, net als bellen door collega’s, veel prikkels veroorzaken.
6.5.
Dit betekent dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
7.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting anders dan na tussenuitspraak, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.897,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 november 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Functionele Mogelijkhedenlijst.
3.Een QEEG-onderzoek is een hersenonderzoek dat wordt uitgevoerd om te beoordelen of de klachten die iemand ervaart ook terug te zien zijn in de hersenen.
4.Praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidszorg.