ECLI:NL:RBAMS:2022:7067

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
22/4789
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanvullende toestemming voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf in het kader van internationale rechtshulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om aanvullende toestemming voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. De officier van justitie had op 8 augustus 2022 een vordering ingediend op basis van artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW). Dit verzoek was gericht op de tenuitvoerlegging van een straf die was opgelegd voor feiten die vóór de overlevering waren begaan, maar waarvoor de betrokkene niet was overgeleverd. De overgeleverde persoon, geboren in Polen in 1983, was op 16 mei 2016 veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 2 jaren en 8 maanden door de District Court in Żory, met kenmerk II K 694/10. De overlevering vond plaats op 2 januari 2017.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon aanvankelijk niet had ingestemd met de tenuitvoerlegging van de straf. Echter, op 20 oktober 2022 ontving de rechtbank informatie van Eurojust, waaruit bleek dat de overgeleverde persoon alsnog uitdrukkelijk had ingestemd met de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. De rechtbank oordeelde dat de overgeleverde persoon afstand had gedaan van het specialiteitsbeginsel, wat betekent dat voorafgaande toestemming voor de tenuitvoerlegging niet vereist was. Hierdoor verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming.

Deze beslissing benadrukt het belang van de instemming van de overgeleverde persoon in het kader van internationale rechtshulp en de toepassing van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en de relevante informatie van de Poolse autoriteiten in overweging genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK-nummer: 22/4789
Datum beslissing: 16 november 2022
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 8 augustus 2022, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door
the Circuit Court in Gliwice 5th Criminal Divisionte Rybnik, Polen, op 12 september 2017 en betreft:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1983,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Op 12 november 2013 is de overlevering toegestaan. Uit het verzoek om toestemming volgt dat de overlevering heeft plaatsgevonden op 2 januari 2017. Het verzoek ziet op strafbare feiten uit 2006, waarvoor de overgeleverde persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 2 jaren en 8 maanden, opgelegd op 16 mei 2016 door
the District Court in Żory, met kenmerk: II K 694/10.
Omdat uit het dossier niet volgt dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken [1] , heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) op 3 augustus 2022 hierover nadere vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Op 19 augustus 2022 heeft het IRC nadere informatie van de Poolse autoriteiten ontvangen en aan de rechtbank doorgestuurd. Deze informatie betrof een proces-verbaal van 6 februari 2017 van
the District Court in Żorywaarin de overgeleverde persoon verklaart dat hij niet instemt met de tenuitvoerlegging van onderhavige vrijheidsstraf van 2 jaren en 8 maanden, opgelegd op 16 mei 2016 door
the District Court in Żory(II K 694/10).
Op 23 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak voorgelegd aan Eurojust omdat het dossier – kort gezegd – nog altijd enkel de mededeling bevat dat de betrokkene geen afstand doet van het specialiteitsbeginsel. De rechtbank heeft benadrukt dat de (enkele) mededeling dat de betrokkene geen afstand doet van het specialiteitsbeginsel, niet zonder meer iets zegt over de vraag of de betrokkene in staat is gesteld naar behoren en daadwerkelijk zijn standpunt kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming.
Op 20 oktober 2022 heeft de rechtbank van Eurojust nadere informatie ontvangen, waaronder een brief van
the District Court in Żoryvan 7 september 2022, met bijgevoegd de
minutes of the hearingvan 12 juli 2019 met daarin onder meer het volgende:
[opgeëiste persoon] was instructed about the provisions (…) and about the fact that his potential statement of consent to waive his right of specialty would be irreversable.
---­ [opgeëiste persoon] 's statement: ----------
1 have understood the instruction. I consent to the enforcement of the aggregate sentence of 2 years and 8 months of deprivation of liberty imposed by judgment of the District Court in Żory dated 16.05.2016, case reference II K 694/10. ---
De overgeleverde persoon heeft dus (alsnog) uitdrukkelijk ingestemd met de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die aan dit verzoek om aanvullende toestemming ten grondslag ligt. De overgeleverde persoon heeft ten aanzien van de feiten die zien op deze veroordeling aldus afstand gedaan van het specialiteitsbeginsel. De rechtbank is daarom van oordeel dat voorafgaande toestemming als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f OLW niet vereist is. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat uit een door het IRC doorgestuurde e-mail van
the Circuit Court in Rybnikvan 20 oktober 2022 volgt dat de overgeleverde persoon
is escaping from the Polish judiciary by hiding outside the territory of the Republic of Poland.

2.Beslissing

De rechtbank
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming.
Deze beslissing is genomen op 16 november 2022 door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk griffier.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.