1.9.Eiseres is het daarmee niet eens en is in beroep gegaan bij de rechtbank. Voordat het vereiste om over een academische graad te beschikken werd ingevoerd heeft zij jarenlang naar tevredenheid als gespreksleider intervisiebijeenkomsten van advocaten geleid. Eiseres wil dit werk in de toekomst blijven doen. Ondanks de opdracht van de rechtbank aan verweerder zet verweerder de hakken in het zand. Verweerder heeft nog steeds niet gekeken naar haar kennis en ervaring en alleen maar de nadruk gelegd op het niet beschikken over een academische graad.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bestreden besluit I
2. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder het bestreden besluit I ingetrokken. De rechtbank verklaart daarom het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I wegens het ontvallen van procesbelang niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het bestreden besluit II
3. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit II, nu partijen daarbij voldoende belang hebben.
4. Artikel 13c, van de Roda luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Een gespreksleider wordt uitsluitend als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet aangewezen indien deze:
academisch is geschoold; en
in de afgelopen vijf jaar voor de datum van de aanvraag een cursus heeft gevolgd op het gebied van gespreksleiding voor intervisie bestaande uit ten minste twee dagdelen en een terugkombijeenkomst.
2 (..)
(..).
4 Met een cursus wordt gelijkgesteld het hebben gevolgd of gegeven van een opleiding waarin vergelijkbare kennis is opgedaan, en waarbij bovendien in de afgelopen vijf jaar voor de datum van de aanvraag ingeval een aanvraag gespreksleider ieder jaar ten minste eenmaal per jaar een intervisiebijeenkomst is verzorgd, of ingeval een aanvraag reviewer ten minste twee reviews zijn verzorgd.
Het oordeel van de rechtbank
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet beschikt over een academische graad en daarmee niet voldoet aan het vereiste van academische scholing zoals thans vastgelegd in artikel 13c, eerste lid onder a van de Roda. Evenmin is in geschil dat eiseres wel voldoet aan de in dit artikel onder b vastgelegde eis in samenhang gelezen met het vierde lid van genoemd artikel. Op de zitting van 28 september 2021 heeft verweerder ook uitdrukkelijk bevestigd dat de enige afwijzingsgrond is geweest het niet voldoen aan het vereiste van academische scholing maar dat eiseres voor het overige voldoet aan de vereisten van artikel 13c van de Roda.
6. In de uitspraak van 9 november 2021 heeft de rechtbank overwogen dat eiseres gemotiveerd heeft gesteld dat haar trainingen voldoen aan de hoogste professionaliteitsstandaards. In dat kader heeft de rechtbank verweerder onder meer de opdracht gegeven zich te beraden op de vraag of hoewel in het geval van eiseres naar de letter niet is voldaan aan artikel 13c van de Roda, het doel van die bepaling (het beter borgen van de professionaliteit van de deskundigen) in haar geval feitelijk al niet geheel of gedeeltelijk is behaald, waardoor (onverkorte) toepassing van artikel 13c van de Roda in het geval van eiseres achterwege kan blijven.
7. In het bestreden besluit II heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres met alleen kennis en ervaring als gespreksleider nooit kan voldoen aan de totale kwaliteitsdoelstelling van de regelgeving en de met het besluit te dienen doelen. Kennis en/of ervaring op het gebied van gespreksleiding kan namelijk niet gelijk worden gesteld aan een academisch scholingsniveau, aldus verweerder.
Over de trainingen die eiseres geeft heeft verweerder overwogen dat die geen betrekking hebben op de in artikel 13c, eerste lid van de Roda gestelde eisen. Niet op de vereiste academische scholing en niet op de kennis en/of vaardigheden op het gebied van gespreksleiding. Dat artikel ziet namelijk niet op werkzaamheden van eiseres als opleider tot intervisiebegeleider, maar op begeleiding van haar zelf van intervisiebijeenkomsten van advocaten. Volgens verweerder voldoet eiseres met haar hoedanigheid als opleider van gespreksleiders intervisie en haar overige kennis en praktijkervaring niet aan de gestelde cumulatieve kwaliteitseisen die artikel 13c van de Roda stelt.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Verweerder heeft ten onrechte van doorslaggevend belang geacht dat eiseres niet beschikt over een academische graad en gesteld dat om die reden niet kan worden voldaan aan het doel van artikel 13c van de Roda. Daarmee heeft verweerder (wederom) feitelijk getoetst of aan de vereisten van artikel 13c van de Roda was voldaan. De ervaring van eiseres als opleider van advocaten tot intervisiebegeleider wordt niet relevant geacht omdat artikel 13c van de Roda hier niet op ziet, maar ziet op werkervaring als gespreksleider. Bij deze redenering verliest verweerder uit het oog dat eiseres ook over ruime ervaring als intervisiebegeleider beschikt en dat juist alle werkervaring van eiseres en de genoten opleiding in samenhang moet worden afgewogen tegen de doelstelling van de regeling en dat verweerder daar zo nodig tijdens een hoorzitting nader onderzoek naar had moeten doen.
9. Verweerder heeft niet gekeken naar de volgende relevante feiten en omstandigheden van eiseres. Eiseres heeft negen jaren werkervaring als intervisiebegeleidster van intervisiebijeenkomsten van advocaten, waarvan de laatste vier jaar als door de vFAS erkend intervisiebegeleidster van intervisie aan advocaten. Daarnaast is eiseres sinds het jaar 2016 tot op de dag van vandaag bij een door verweerder erkende opleidingsinstelling (de [naam] Advies Groep) hoofdtrainer intervisiebegeleiding voor advocaten, waarbij zij advocaten opleidt tot intervisiebegeleider. Zij heeft met goed gevolg deelgenomen aan de opleiding gespreksleider intervisie voor advocaten. Verder heeft eiseres het gymnasium afgerond en aan de Universiteit van Amsterdam de propedeuse psychologie gehaald.
10. Omdat verweerder deze omstandigheden niet heeft meegewogen bij de beoordeling van de vraag of het doel van artikel 13c van de Roda in het geval van eiseres feitelijk al niet geheel of gedeeltelijk is behaald, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en niet berust op een evenwichtige belangenafweging. Dit terwijl de rechtbank verweerder twee keer (in de tussenuitspraak van 25 maart 2021 en in de einduitspraak van 9 november 2021) heeft opgedragen de belangen van eiseres in ogenschouw te nemen en te bezien of de gevolgen van het toen bestreden besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Op de zitting is de rechtbank gebleken dat verweerder niet bereid is om (alsnog) te beoordelen of het doel van artikel 13c van de Roda in het geval van eiseres is behaald. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verklaard dat verweerder wil vasthouden aan het vereiste van het beschikken over een academische graad, ongeacht de ervaring en staat van dienst van eiseres.
11. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder niet opnieuw in de gelegenheid te stellen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen of om het motiveringsgebrek te herstellen, maar om zelf in de zaak te voorzien.
12. Gelet op de feiten genoemd onder 9. is de rechtbank van oordeel dat niet valt vol te houden dat het doel van artikel 13c van de Roda in het specifieke geval van eiseres niet is behaald. Daarbij gaat de rechtbank uit van de doelstelling van artikel 13c van de Roda zoals door verweerder is verwoord. Gelet op de aard van de werkzaamheden van gespreksleider met advocaten, moet de gespreksleider academisch geschoold zijn opdat de gespreksleider en de advocaten beiden academisch geschoold zijn en op gelijk niveau gecommuniceerd kan worden, aldus verweerder. De rechtbank stelt met betrekking tot de aard van de werkzaamheden vast dat de werkzaamheden als gespreksleider intervisiebijeenkomsten van advocaten na aanwijzing als gespreksleider intervisie op grond van artikel 26 van de Advocatenwet niet verschillen van de werkzaamheden die eiseres gedurende negen jaar als intervisiebegeleidster van advocaten heeft verricht. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit bevestigd. Naast haar ruime werkervaring als (door vFAS erkende) intervisiebegeleidster van advocaten, leidt eiseres daarnaast al jarenlang (inmiddels zeven jaar) advocaten op tot intervisiebegeleider. Het jarenlang opleiden van advocaten tot intervisiebegeleider ziet de rechtbank als een meerwaarde bovenop de ervaring als intervisiebegeleidster van advocaten. Bovendien is de ervaring van eiseres relevant omdat zowel de intervisiebegeleiding als het opleiden tot intervisiebegeleider specifiek ziet op advocaten. Een vereiste dat artikel 13c van Roda niet stelt, maar die wel past bij de aard van de werkzaamheden waar het hier om gaat, namelijk gespreksleider van advocaten. Daarnaast beschikt eiseres over academisch denkniveau. Gelet op al deze omstandigheden in samenhang beschouwd valt naar het oordeel van de rechtbank niet vol te houden dat eiseres als gespreksleider intervisiebijeenkomsten niet met advocaten zou kunnen communiceren op een gelijk niveau. In het specifieke geval van eiseres is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan de doelstelling van artikel 13c van de Roda, zoals door verweerder verwoord is voldaan en daarmee ook aan het doel van het beter borgen van de professionaliteit van de deskundigen.
13. De mate waarin eiseres financieel nadeel heeft geleden door invoering van het vereiste dat moet worden beschikt over een academische graad is niet vast komen te staan. Dat doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een evenwichtige belangenafweging. Zoals toegelicht in het voorgaande is in het specifieke geval van eiseres het doel van artikel 13c van de Roda namelijk behaald. Verder staat vast dat eiseres wordt benadeeld door invoering van het vereiste dat moet worden beschikt over een academische graad. Eiseres heeft namelijk aangegeven dat zij in de toekomst als gespreksleider intervisiebijeenkomsten van advocaten wil blijven leiden. Zij heeft in de afgelopen jaren gemiddeld achttien van deze bijeenkomsten per jaar begeleid.
14. Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen in deze uitspraak, is het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit II gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens de gecombineerde strijd met de artikelen 7:12, eerste lid en artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
15. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat verweerder wordt opgedragen eiseres met ingang van 9 maart 2020 aan te wijzen als gespreksleider intervisie (deskundige kwaliteitstoetsen) op grond van artikel 26 van de Advocatenwet.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.