2.3.ING heeft het volgende gesteld.
“6. In rechtsoverweging 4.17 overweegt de Rechtbank dat zij voornemens is om de door de leveranciers van Zingerzangers geleden schade, welke vorderingen door de desbetreffende leveranciers aan (uiteindelijk) HOAD zijn gecedeerd, te schatten. De Rechtbank overweegt bij de schatting het midden te willen nemen tussen de beide door ING Bank in haar conclusie van antwoord in reconventie (randnummer 22-23) beschreven mogelijke benaderingswijzen voor deze schade. De Rechtbank is alleen dan voornemens hiervan af te wijken indien met betrekking tot een of meer van de leveranciers aantoonbaar is dat een van beide benaderingen juist is.
7. In randnummer 3.1 van haar Akte gaat HOAD in op een naar haar mening onjuiste overweging van de Rechtbank in rechtsoverweging 4.14 van het Tussenvonnis. Omdat dit valt buiten hetgeen waarover partijen in staat zijn gesteld een akte te nemen, verzoekt ING Bank Uw Rechtbank de inhoud van dit randnummer buiten beschouwing te laten. ING Bank zal in deze Antwoordakte de overwegingen van de Rechtbank van het Tussenvonnis als uitgangspunt nemen zonder van haar Antwoordakte een verkapt appel te maken ten aanzien van een van deze overwegingen.
8. ING Bank stelt vast dat HOAD niet ingaat op de vraag van de Rechtbank. Immers, HOAD toont in haar Akte niet aan dat voor een of meer specifieke leveranciers een van beide door ING Bank als reactie op het verweer van HOAD weergegeven benaderingswijzen de juiste is, op grond waarvan de door de desbetreffende leverancier geleden schade dan concreet bepaald kan worden in plaats van deze te moeten schatten.
9. De Rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.17 van het Tussenvonnis de mogelijkheid gegeven aan partijen om concreet duidelijk te maken of de openstaande vordering van elk van de relevante leveranciers moet worden voldaan door — kortgezegd — (i) de desbetreffende leverancier éérst de op 15 juli 2019 nog aanwezige voorraad terug te leveren of door (ii) de desbetreffende leverancier éérst te voldoen uit de gedurende de executoriale verkoop gerealiseerde verkoopopbrengst.
10. HOAD levert in het geheel geen onderbouwing voor de juistheid van één van beide varianten voor elk van de leveranciers waarvan zij stelt een vordering te hebben overgenomen. HOAD concludeert zonder enige aanvullende onderbouwing per leverancier dat sprake is van toepasselijkheid van benadering (ii), leidend tot een gestelde schadevergoeding van € 166.460,40. HOAD stelt dat de leveranciers vrij zouden zijn zelf een keuze te maken. Deze stelling wordt door HOAD niet onderbouwd. Of dit in het onderhavige geval voor elke betrokken leverancier zo is, betwist ING Bank bij gebrek aan wetenschap. Dit hangt immers af van de vraag of op dit punt iets is overeengekomen tussen de desbetreffende leverancier en Zingerzangers. ING Bank kent deze contractuele afspraken niet. Ook weet ING Bank niet hoe de positie van elke betrokken leverancier daadwerkelijk is afgewikkeld. Dit is door HOAD gedaan, maar HOAD verzuimt ter zake enige onderbouwing over te leggen.
11. ING Bank kan geen nadere onderbouwing aanleveren voor het antwoord op de vraag welke benaderingswijze voor welke leverancier de juiste is. ING Bank heeft zelf immers geen rechtstreeks contact met de desbetreffende leveranciers, en HOAD verzuimt om haar stellingen te onderbouwen (HOAD heeft ook geen onderbouwing aangeleverd van de (uiteindelijk) aan haar gecedeerde vorderingen).
12. Uit het voorgaande volgt dat de stelling van HOAD dat de schade concreet kan worden begroot en wel op het door haar gevorderde bedrag van € 166.460,40 onjuist is omdat HOAD verzuimt ter zake enige onderbouwing te overleggen. Gezien het ontbreken van enige onderbouwing, kan het evenzeer zo zijn dat voor elke leverancier de onder (i) bedoelde benaderingswijze juist is, en er dus hooguit nog een te vorderen bedrag van € 43.908,14 voor de leveranciers resteert.
13. Uitgaande van de vaststelling van de Rechtbank dat het verweer van HOAD ter zake van de aan haar gecedeerde vorderingen van leveranciers juist is, stelt ING Bank zich bij gebrek aan door HOAD gegeven nadere onderbouwing van de wijze van afwikkeling per leverancier op het standpunt dat benaderingswijze (i) de juiste wijze van benaderen van de hoogte van de aan HOAD gecedeerde vorderingen is. Het zou ING Bank onjuist voorkomen dat Uw Rechtbank de schade schat op het gemiddelde van beide benaderingswijzen nu HOAD wel en ING Bank niet de mogelijkheid had om de schade concreter te onderbouwen met inachtneming van de relevante overwegingen uit het Tussenvonnis, van welke mogelijkheid HOAD geen gebruik heeft gemaakt. Door de schade gegeven die omstandigheid te schatten op het midden tussen de beide benaderingswijzen, zou betekenen dat HOAD mogelijk meer ontvangt dan waar zij recht op heeft maar waarvan zij verzuimt de onderbouwing over te leggen en ING Bank mogelijk meer moet betalen dan waartoe zij verplicht.”