ECLI:NL:RBAMS:2022:7391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
9647311 \ EA VERZ 22-33
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst in arbeidszaak rijinstructeur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een rijinstructeur, [verzoeker], en zijn werkgever, Amistad Green B.V. [verzoeker] was van 19 oktober 2016 tot 19 november 2021 in dienst als rijinstructeur. Hij werd op staande voet ontslagen vanwege vermeend grensoverschrijdend gedrag jegens leerlingen, na eerdere waarschuwingen. [verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om een verklaring dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en om doorbetaling van zijn loon. De werkgever, Green, voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was door de dringende reden van ongepast gedrag.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de gedragingen van [verzoeker] niet als zodanig ernstig konden worden aangemerkt dat van Green redelijkerwijs verwacht kon worden de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De rechter stelde vast dat er wel sprake was van verwijtbaar handelen, maar dat dit niet voldeed aan de criteria voor ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst bleef bestaan, maar werd later ontbonden met ingang van 1 mei 2022, waarbij [verzoeker] recht had op een transitievergoeding van € 3.391,41.

De rechter heeft Green veroordeeld tot betaling van het achterstallig loon vanaf 19 november 2021 tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met wettelijke verhoging en rente. Tevens werd [verzoeker] verplicht om bedrijfseigendommen terug te geven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9647311 \ EA VERZ 22-33
beschikking van: 31 maart 2022
func.: 51491

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. I.M. Thieme
t e g e n

de besloten vennootschap Amistad Green B.V.

gevestigd te Amstelveen
verweerster
nader te noemen: Green
gemachtigde: mr. M.P.A. Hollander

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 17 januari 2022 een verzoek met producties ingediend dat primair ertoe strekt dat de arbeidsovereenkomst tussen hem en Green nog bestaat, met nevenverzoeken.
Green heeft een verweerschrift ingediend, met producties, tevens houdende een tegenverzoek.
Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] nog stukken ingediend.
De verzoeken zijn ter terechtzitting behandeld op 3 maart 2022. [verzoeker] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Namens Green is verschenen [naam] (directeur-eigenaar), eveneens vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt aan de hand van een pleitnota toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is de datum voor beschikking bepaald op heden.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1985 en thans derhalve 36 jaar oud, is van 19 oktober 2016 tot 19 november 2021 in dienst geweest van Green als rijinstructeur, tegen een salaris van laatstelijk € 1.701,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten, bij een werkweek van 40 uur.
1.2.
Aan [verzoeker] zijn bij zijn indiensttreding een telefoon en een Apple iPad ter beschikking gesteld.
1.3.
Na drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, is de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
1.4.
Op 4 juli 2019 heeft Green per e-mail een klacht van een oud-leerlinge ontvangen, waarin onder meer staat:
“(…) Wat niks met een lestactiek of tijd te maken heeft, is dat [verzoeker] mij meerdere keren, zowel in de auto als telefonisch mee uit vroeg en zelfs heeft aangegeven daarna bij mij te willen slapen. Naast dat dit heel onprofessioneel is, heb ik mij met regelmaat ongemakkelijk gevoeld in de auto en kreeg ik minder zin om te lessen. Daarnaast heb ik mij onzeker gevoeld en dacht ik dat het aan mij lag. (…)”
1.5.
Op 5 juli 2019 heeft Green [verzoeker] een officiële schriftelijke waarschuwing gegeven, waarin hem het volgende is meegedeeld:
(…) Middels deze ondertekende brief bevestigen wij onze eerdere gevoerde gesprekken omtrent persoonlijke toenadering jegens cursisten. Na meerdere keren u hierop aan te hebben gesproken, zijn wij helaas genoodzaakt deze afspraak nu ook schriftelijk aan u te bevestigen.
Het is nimmer toegestaan om toenadering en toespelingen te doen aan cursisten van Rijschool Green. Mocht dit weer gebeuren, dan kan dat ontslag op staande voet als gevolg hebben. (…)
[verzoeker] heeft deze waarschuwing ondertekend.
1.6.
[verzoeker] is eind mei 2021 besmet geraakt met het Corona-virus en is daar ernstig ziek van geweest. Hij heeft zich op 26 mei 2021 ziek gemeld en in de maanden daarna heeft hij meerdere gesprekken met de bedrijfsarts gevoerd. Hij heeft zijn werkzaamheden in de daarop volgende maanden weer opgebouwd. In oktober 2021 heeft hij een terugval gekregen waardoor hij weer volledig arbeidsongeschikt was. Met hulp van Green heeft hij behandeling bij een psycholoog gekregen.
1.7.
Bij e-mail van 13 november 2021 heeft een moeder van een leerlinge aan Green geschreven:
“(…) Het lijkt trouwens misschien onschuldig, maar ik ben niet blij mee dat een rijles instructeur aan mijn 17 jarige dochter vraagt of ze haar nieuw gekochte broek wel aan gaat doen en of ze al drankjes heeft gedronken en dat hij tegen haar zegt dat hij zich tijdens een les verveelt… (…)”
Enkele screenshots van Whatsapp-gesprekken tussen [verzoeker] en de leerlinge in kwestie zijn bij deze e-mail gevoegd.
1.8.
Op 17 november 2021 is [verzoeker] uitgenodigd voor een gesprek op kantoor van Green, dat zou plaatsvinden op 19 november 2021.
1.9.
Op 19 november 2021 heeft Green in het gesprek meegedeeld dat er weer een klacht was ontvangen over de persoonlijke toenadering naar een leerlinge. Green heeft om de privacy van de leerlinge te beschermen en op verzoek van de moeder niet willen zeggen om welke leerlinge het zou gaan. Nadat [verzoeker] de gelegenheid ha gekregen om te reageren is hij door Green op staande voet ontslagen.
1.10.
Dezelfde middag ontving [verzoeker] van Green een ontslagbrief per e-mail, waarin het ontslag op staande voet schriftelijk werd bevestigd. In de brief staat onder meer:
“(…) U heeft wederom persoonlijke toenadering gezocht bij een van onze minderjarige cursisten. wij hebben hier kennis van genomen via de moeder van cursiste. Hiervoor is ons bewijs aangeleverd en ons aangegeven dat dit gedrag ongewenst is.
Op 5 juli 2019 heeft u naar aanleiding van soortgelijk gedrag en eerder gevoerde gesprekken hierover een officiële waarschuwing ontvangen, welke door u is ondertekend.
(…)
U heeft in ons gesprek geen reactie gegeven op uw handelswijze. U wilde weten welke leerling het betrof. Wij hebben duidelijk gemaakt dat het een klacht was van een moeder over de toenadering tot haar kind. U wilde weten om wie het ging en op onze reactie of het meerdere leerlingen konden zijn; was uw reactie: “weet ik veel”.
(…)
De bedrijfseigendommen, zijnde een Apple I-pad, een mobiele telefoon en een sleutel van het pand, verzoeken wij u, zo nodig manen wij u, om binnen drie werkdagen na heden al de aan u ter beschikking gestelde zaken in ongeschonden staat aan ons te retourneren. (…)”
1.11.
Op 20 november 2021 is [verzoeker] opgenomen in een GGZ-instelling, waar hij opgenomen is gebleven tot vlak voor kerst.
1.12.
Green heeft bij e-mail van 26 november 2021 te kennen gegeven een borg van € 1.000,00 te zullen inhouden bij de eindafrekening, wegens het niet inleveren van bedrijfseigendommen.
1.13.
In een reactie per e-mail van 26 november 2021 heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen het gegeven ontslag op staande voet.
1.14.
Op 30 november 2021 heeft Green een eindafrekening aan [verzoeker] gestuurd. Omdat [verzoeker] de bedrijfseigendommen niet heeft geretourneerd, heeft Green in het begeleidend schrijven bij de eindafrekening een bedrag van € 1.000,00 aan borg in rekening gebracht. Ook heeft Green een bedrag van € 2.461.61 voor gefixeerde schadevergoeding met het openstaande saldo verrekend. Green heeft [verzoeker] niets uitgekeerd.

Verzoek en verweer op het (voorwaardelijk) tegenverzoek

2. [verzoeker] verzoekt, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat tussen [verzoeker] en Green thans een arbeidsovereenkomst bestaat, althans het gegeven ontslag te vernietigen;
II. Green te veroordelen tot doorbetaling van het loon en tot uitbetaling van het achterstallig loon over november tot en met heden, althans tot enig bedrag in goede justitie te bepalen;
III. Green te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon over niet-uitbetaalde kwartiertjes, te weten 31 uur, totaal een bedrag van € 345,95 bruto, althans enig bedrag in goede justitie te bepalen;
IV. Green te veroordelen tot het betalen van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de hiervoor gevorderde bedragen;
V. Green te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen;
VI. Green te veroordelen in de proceskosten.
3. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het incident van 5 juli 2019 heeft betrekking op een klacht van een leerlinge van [verzoeker] , met wie hij wat grapjes had gemaakt om samen een film te kijken. Achteraf heeft de leerlinge aangegeven bij de directie dat zij zich hierbij onprettig voelde, en heeft [verzoeker] een officiële waarschuwing gekregen, die hij enkel heeft ondertekend omdat hij geschrokken was van de beschuldiging. [verzoeker] betwist dat sprake was van seksuele intimidatie of grensoverschrijdend gedrag.
4. Op 19 november 2021 werd [verzoeker] geconfronteerd met een klacht van een moeder van een leerling. [verzoeker] weet zeker dat hij geen grensoverschrijdend of ongepast gedrag heeft vertoond. De gevoerde gesprekken waren onschuldig en allerminst intimiderend van aard. Om openheid van zaken te geven heeft [verzoeker] de volledige Whatsapp-geschiedenis met verschillende leerlingen overgelegd. Deze gesprekken grijpen terug op gesprekken die [verzoeker] met de leerlingen had tijdens de rijlessen. Gezien de leeftijd van de leerlingen ging het tijdens de gesprekken vaak over alcohol of feestjes. Er is geen sprake van eenrichtingsverkeer vanuit [verzoeker] , maar van een wederzijdse conversatie met de betreffende leerling. [verzoeker] heeft nooit ongepaste toespelingen gemaakt of seksueel ongewenste dingen gezegd en heeft nooit buiten werktijd met leerlingen afgesproken of daar concrete toespelingen gedaan.
5. Green weigert om [verzoeker] openheid van zaken te geven. Daardoor is het voor [verzoeker] niet mogelijk om na te gaan of sprake is van een aantijging, of dat het ontslag op staande voet wel onverwijld gegeven is. [verzoeker] heeft niets gedaan dat conform zijn contract of werkinstructie niet is toegestaan: Green heeft geen beleid aangaande het (telefonisch) contact met leerlingen. [verzoeker] vermoedt dat Green van hem af wil. Hij heeft enige strubbelingen met de manager gehad en hij meent dat Green denkt dat hij nepziek is. [verzoeker] werkt al 5 jaar bij Green en heeft zijn werk altijd goed uitgevoerd. De gevolgen van een ontslag op staande voet zouden buitenproportioneel zijn, gelet op de burn-out waarmee [verzoeker] kampt. Er geldt een ontslagverbod in verband met ziekte.
6. Verder maakt [verzoeker] aanspraak op 31 uur aan achterstallig loon voor verplichte “kwartiertjes” die tussen lessen werden ingepland vanwege de coronapandemie. [verzoeker] heeft tevens recht op loondoorbetaling vanaf november, nu het ontslag op staande voet geen stand kan houden. Hij is nog steeds ziek maar houdt zich beschikbaar voor re-integratie en het verrichten van zijn werkzaamheden.
7. [verzoeker] verzet zich tegen toewijzing van het door de Green ingediende voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Indien de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden verzoekt [verzoeker] hem een transitievergoeding, billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding toe te kennen en dat Green hem een deugdelijke eindafrekening verstrekt.

Verweer en tegenverzoek

Verweer
8. Green verweert zich tegen het verzoek. Green is van mening dat [verzoeker] hem een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet doordat hij, ondanks een eerdere schriftelijke officiële waarschuwing, persoonlijke toenadering heeft gezocht tot een minderjarige leerlinge, over zaken die op geen enkele manier verband houden met de rijlessen. Het is ontoelaatbaar en onaanvaardbaar om binnen de verhouding volwassen rijinstructeur – minderjarige leerlinge dit soort berichten te sturen. Ook wanneer rijinstructeur en leerlinge amicaal met elkaar omgaan, kan het versturen van dergelijke berichten niet door de beugel. De functie van rijinstructeur stelt hogere eisen aan het normbesef en de integriteit. [verzoeker] had moeten begrijpen dat dergelijk gedrag niet kan worden getolereerd. Bovendien was [verzoeker] een gewaarschuwd mens, echter heeft hij desondanks zijn gedragingen niet aangepast. Green moet de belangen van minderjarige, kwetsbare leerlingen beschermen, en heeft er daarom recht en belang bij dit ontoelaatbare en ontoelaatbare gedrag niet te tolereren. Het gedrag van [verzoeker] is grensoverschrijdend en levert in subjectieve en objectieve zin een dringende reden op. Na het gegeven ontslag op staande voet heeft Green van meerdere leerlingen vernomen dat [verzoeker] ook hen in privétijd persoonlijk heeft benaderd.
9. Het klopt niet dat Green heeft gezocht naar een reden om [verzoeker] te ontslaan. De kwaliteit van werk was goed, maar dit weegt niet op tegen de aard en ernst van gedragingen van [verzoeker] . Dat de gevolgen van het ontslag buitenproportioneel zijn gelet op zijn burn-out wordt niet door [verzoeker] gemotiveerd. Bovendien kan een burn-out het gedrag van [verzoeker] niet rechtvaardigen. Het opzegverbod tijdens ziekte geldt niet bij een ontslag op staande voet. Voor zover [verzoeker] niet in de gaten heeft dat zijn gedrag ontoelaatbaar of grensoverschrijdend is geweest, maakt dat de situatie alleen maar ernstiger. Iemand met een gebrek aan zelfreflectie is in die positie een groot gevaar voor leerlingen.
10. Tot slot voert Green aan dat zij genoeg openheid van zaken heeft gegeven door de dringende reden te vermelden in de ontslagbrief. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig gegeven. De arbeidsovereenkomst is op 19 november 2021 geëindigd. De gevraagde verklaring voor recht / het verzoek tot vernietiging en de daarmee samenhangende loonvorderingen met wettelijke verhoging en rente moeten worden afgewezen.
11. Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 345,95 voor de gewerkte kwartiertjes, heeft Green aangevoerd dat zij niet uit het door [verzoeker] overgelegde schema kan afleiden dat [verzoeker] de genoemde 31 uur daadwerkelijk heeft gewerkt. Bovendien vallen deze kwartiertjes binnen de overeengekomen arbeidsomvang van 40 uur per week.

Onvoorwaardelijke tegenverzoeken

12. Green verzoekt bij wijze van tegenverzoek een verklaring voor recht dat [verzoeker] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen en dat de gefixeerde schadevergoeding door haar terecht is verrekend met de eindafrekening van [verzoeker] . Green verzoekt daarnaast [verzoeker] te veroordelen tot teruggave van niet ingeleverde bedrijfseigendommen, binnen drie werkdagen na betekening van de beschikking, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van € 1.000,00.

Voorwaardelijk tegenverzoek

13. Green verzoekt voorwaardelijk, voor het geval het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden toegewezen, om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub e, g of i BW. Green stelt hiertoe dat – kort gezegd – [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld, subsidiair dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en meer subsidiair dat sprake is van een combinatie van omstandigheden. Omdat het handelen van [verzoeker] tevens ernstig verwijtbaar is, heeft hij geen recht op de transitievergoeding. Het opzegverbod staat niet aan een ontbinding in de weg, omdat het geen verband houdt met omstandigheden waarop dat opzegverbod betrekking heeft, aldus Green

Beoordeling

Verzoeken van [verzoeker]
Verklaring voor recht althans vernietiging ontslag op staande voet
14. De kantonrechter dient te beoordelen of de reden die Green aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW en of er onverwijld is opgezegd.
14. Anders dan [verzoeker] heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag onverwijld is gegeven. In de ontslagbrief van 19 november 2021 is de dringende reden duidelijk genoeg kenbaar gemaakt aan [verzoeker] . Green heeft in ondubbelzinnige bewoordingen aangegeven dat er een klacht was ontvangen, en waar die klacht betrekking op had. De klacht dateerde van 13 november 2021, dus van kort voor het gesprek op 19 november 2021 en de ontslagbrief van die datum. Dat Green uit privacyoverwegingen niet wilde zeggen van welke leerlinge de klacht afkomstig was, valt te begrijpen. Dat doet aan de onverwijldheid van het gegeven ontslag niets af.
14. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet als bedoeld in de artikelen 7:677 en 7:678 BW wordt het volgende voorop gesteld. Het ontslag op staande voet is een ultimum remedium, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Verder rust op Green als werkgever de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
14. In de ontslagbrief van 19 november 2021 is de reden voor het ontslag op staande voet van [verzoeker] vermeld, te weten het zoeken van persoonlijke toenadering bij een minderjarige cursiste van Green, terwijl [verzoeker] al eerder een officiële waarschuwing had gekregen. Toen hij op zijn handelen werd aangesproken, bagatelliseerde [verzoeker] zijn eigen handelen waardoor hij het vertrouwen dat Green in [verzoeker] als rijinstructeur heeft gesteld ernstig en onherstelbaar heeft beschadigd, aldus Green in de ontslagbrief.
14. De kantonrechter is van oordeel dat deze reden in de gegeven omstandigheden niet kan leiden tot een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
14. De kantonrechter stelt voorop dat de inhoud van de berichten van [verzoeker] uit de Whatsapp-gesprekken tussen [verzoeker] en de leerlingen niet passend zijn in een relatie tussen rijinstructeur en leerlinge. [verzoeker] heeft verschillende jonge leerlingen herhaaldelijk (geregeld in het weekend of laat in de avond) berichten gestuurd die geen enkel verband houden met de rijlessen, terwijl hij in 2019 een officiële waarschuwing van Green had gekregen. Met name de appjes waarin [verzoeker] informeert naar het alcoholgebruik en het uitgaansgedrag van zijn leerlingen, kunnen niet door de beugel. De stelling van [verzoeker] dat het contact slechts amicaal van aard was en dat hij teruggreep op gevoerde gesprekken in de auto, doet niets af aan de ontoelaatbaarheid van het sturen van dergelijke appjes. Het versturen van deze appjes aan een leerlinge is naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met de integriteit die van een rijinstructeur mag worden verwacht, mede gelet op het verschil in leeftijd en de afhankelijkheidsrelatie die tussen rijinstructeur en leerling bestaat. [verzoeker] had moeten begrijpen dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is.
14. Het voorgaande betekent echter nog niet zonder meer dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. Niet kan worden aangenomen dat [verzoeker] daadwerkelijk avances heeft gemaakt om met leerlingen af te spreken. In de Whatsapp-geschiedenis is evenmin een concrete seksuele toespeling te lezen. [verzoeker] heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij nooit seksuele of intimiderende berichten aan zijn leerlingen heeft gestuurd, en dat hij nooit buiten werktijd met een leerlinge heeft afgesproken. Green heeft deze stelling niet kunnen onderbouwen met stukken waar het tegendeel uit volgt.
14. Het handelen van [verzoeker] moet bovendien worden beoordeeld tegen de achtergrond van het feit dat binnen de cultuur van rijscholen het niet ongebruikelijk is om amicaal met leerlingen om te gaan, zoals [verzoeker] ter zitting heeft betoogd. Green heeft deze stelling niet weersproken. Juist die omstandigheid kan verklaren waarom [verzoeker] zich niet bewust was van de ontoelaatbaarheid van de appjes, al had hij beter moeten weten. [verzoeker] heeft niet goed ingeschat wat wel en niet gepast was in de verstandhouding met de jonge vrouwelijke leerlingen.
14. De hiervoor besproken aard en ernst van de dringende reden moeten worden afgewogen tegen de persoonlijke omstandigheden die [verzoeker] heeft aangevoerd. In dat verband hecht de kantonrechter met name belang aan de omstandigheden (i) dat [verzoeker] reeds vijf jaar in dienst was bij Green; (ii) dat Green tevreden was met zijn staat van dienst, (iii) dat [verzoeker] ten tijde van het ontslag psychisch ontregeld was en is geconfronteerd met de ingrijpende gevolgen van het ontslag in zijn persoonlijke leven. Het eerste gevolg van het ontslag was dat [verzoeker] in een GGZ-instelling is opgenomen wegens suïcidale gedachten.
14. Tegen de achtergrond van al deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het sturen van dergelijke appjes, hoewel dit op zich ongepast is, moet worden beschouwd als een handelen van de meest ernstige categorie. Tussen partijen is sprake van een verschil van inzicht over welke omgangsvormen toelaatbaar zijn. Een ontslag op staande voet is, gelet op de ingrijpende en verstrekkende gevolgen daarvan, het zwaarste middel dat de werkgever kan inzetten jegens de werknemer. Het moet daarom worden gebruikt als uiterste sanctie. In dit geval had Green, gelet op de hiervoor besproken omstandigheden, kunnen en moeten volstaan met het geven van een (tweede) ernstige officiële waarschuwing.
14. Alles afwegende leidt dit tot het oordeel dat er weliswaar sprake is van verwijtbaar handelen van [verzoeker] , maar dat dit onder de gegeven omstandigheden onvoldoende is om het gegeven ontslag op staande voet te rechtvaardigen.

Loonvordering

25. Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven en dat Green zal worden veroordeeld tot loonbetaling vanaf 19 november 2021 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zijn eveneens toewijsbaar, nu er niet tijdig is betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25%. De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf de datum van opeisbaarheid.

Kwartiertjes

26. Het verzoek tot betaling van een bedrag van € 345,95 aan gewerkte kwartiertjes, wordt afgewezen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Green is niet komen vast te staan dat [verzoeker] deze extra uren daadwerkelijk heeft gewerkt.
Het tegenverzoek
Voorwaardelijke ontbinding
27. De slotsom van het voorgaande heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde van het door Green ingediende ontbindingsverzoek. De kantonrechter zal tot behandeling van dat verzoek overgaan.
27. Green baseert zich op de opzeggingsgrond van art. 7:669 lid 3 sub e BW, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er is sprake van een opzegverbod nu [verzoeker] arbeidsongeschikt is, maar het ontbindingsverzoek houdt geen verband met de ziekte. Het is immers gebaseerd op de e-mail van een moeder van een leerlinge. De suggestie van [verzoeker] dat Green van hem af wil omdat hij arbeidsongeschikt is, is daar tegenover te vaag.
27. De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen hiervoor in rov. 19 tot en met 23 is overwogen wel dient te leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het, ondanks een eerdere waarschuwing, structureel en herhaaldelijk op ongevraagde en ongepaste wijze persoonlijke toenadering zoeken tot vrouwelijke leerlingen die op geen enkele manier verband houdt met de rijlessen, leidt ertoe dat Green terecht stelt dat zij het vertrouwen in [verzoeker] is verloren en dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ondanks het feit dat hierboven is geoordeeld dat het handelen van [verzoeker] niet een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert, is de kantonrechter van oordeel dat wel sprake is van verwijtbaar handelen van [verzoeker] .
27. Met inachtneming van het in art. 7:671b lid 9 sub BW bepaalde zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 mei 2022, onder toekenning van de transitievergoeding, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] . Deze wordt berekend op € 3.391,41.
27. Het verzoek om [verzoeker] een billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding toe te kennen wordt afgewezen, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de zijde van Green. Zij heeft [verzoeker] weliswaar zonder voldoende gronden op staande voet ontslagen, hetgeen voor [verzoeker] een zware klap is geweest, maar er is wel voldoende grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Green heeft alleen voor de verkeerde vorm van beëindiging gekozen. Daarom is het gegeven ontslag niet ernstig verwijtbaar aan Green.

Verrekening gefixeerde schadevergoeding

32. Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd, heeft Green de gefixeerde schadevergoeding ten onterechte verrekend met de eindafrekening. Het verzoek om de verklaring voor recht dat de gefixeerde schadevergoeding terecht is verrekend, zal dan ook worden afgewezen. [verzoeker] verzoekt bij ontbinding van Green een correcte en deugdelijke eindafrekening, die er inderdaad moet komen. Een veroordeling van Green om die eindafrekening af te geven heeft [verzoeker] echter niet verzocht, en aangenomen mag worden dat Green aan deze werkgeversverplichting zal voldoen.

Teruggave bedrijfseigendommen

33. Omdat de arbeidsovereenkomst zal eindigen op 1 mei 2022, wordt het verzoek om [verzoeker] te gebieden de bedrijfseigendommen terug te geven, toegewezen, met dien verstande dat de termijn wordt gesteld op zeven werkdagen na betekening van deze beschikking.
33. Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] :
verklaart voor recht dat tussen [verzoeker] en Green thans een arbeidsovereenkomst bestaat en vernietigt het ontslag op staande voet;
veroordeelt Green tot betaling aan [verzoeker] van het achterstallig loon vanaf 19 november 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25% en de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
ten aanzien van de tegenverzoeken van Green:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2022;
veroordeelt Green tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 3.391,41 bruto;
veroordeelt [verzoeker] om de Apple iPad en de mobiele telefoon binnen zeven werkdagen na betekening van deze beschikking in schone en onbeschadigde staat in te leveren bij Green, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dat [verzoeker] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000,00;
ten aanzien van het verzoek en het tegenverzoek:
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Walraven, kantonrechter en op 31 maart 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter