14. De kantonrechter dient te beoordelen of de reden die Green aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW en of er onverwijld is opgezegd.
14. Anders dan [verzoeker] heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag onverwijld is gegeven. In de ontslagbrief van 19 november 2021 is de dringende reden duidelijk genoeg kenbaar gemaakt aan [verzoeker] . Green heeft in ondubbelzinnige bewoordingen aangegeven dat er een klacht was ontvangen, en waar die klacht betrekking op had. De klacht dateerde van 13 november 2021, dus van kort voor het gesprek op 19 november 2021 en de ontslagbrief van die datum. Dat Green uit privacyoverwegingen niet wilde zeggen van welke leerlinge de klacht afkomstig was, valt te begrijpen. Dat doet aan de onverwijldheid van het gegeven ontslag niets af.
14. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet als bedoeld in de artikelen 7:677 en 7:678 BW wordt het volgende voorop gesteld. Het ontslag op staande voet is een ultimum remedium, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Verder rust op Green als werkgever de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
14. In de ontslagbrief van 19 november 2021 is de reden voor het ontslag op staande voet van [verzoeker] vermeld, te weten het zoeken van persoonlijke toenadering bij een minderjarige cursiste van Green, terwijl [verzoeker] al eerder een officiële waarschuwing had gekregen. Toen hij op zijn handelen werd aangesproken, bagatelliseerde [verzoeker] zijn eigen handelen waardoor hij het vertrouwen dat Green in [verzoeker] als rijinstructeur heeft gesteld ernstig en onherstelbaar heeft beschadigd, aldus Green in de ontslagbrief.
14. De kantonrechter is van oordeel dat deze reden in de gegeven omstandigheden niet kan leiden tot een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
14. De kantonrechter stelt voorop dat de inhoud van de berichten van [verzoeker] uit de Whatsapp-gesprekken tussen [verzoeker] en de leerlingen niet passend zijn in een relatie tussen rijinstructeur en leerlinge. [verzoeker] heeft verschillende jonge leerlingen herhaaldelijk (geregeld in het weekend of laat in de avond) berichten gestuurd die geen enkel verband houden met de rijlessen, terwijl hij in 2019 een officiële waarschuwing van Green had gekregen. Met name de appjes waarin [verzoeker] informeert naar het alcoholgebruik en het uitgaansgedrag van zijn leerlingen, kunnen niet door de beugel. De stelling van [verzoeker] dat het contact slechts amicaal van aard was en dat hij teruggreep op gevoerde gesprekken in de auto, doet niets af aan de ontoelaatbaarheid van het sturen van dergelijke appjes. Het versturen van deze appjes aan een leerlinge is naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met de integriteit die van een rijinstructeur mag worden verwacht, mede gelet op het verschil in leeftijd en de afhankelijkheidsrelatie die tussen rijinstructeur en leerling bestaat. [verzoeker] had moeten begrijpen dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is.
14. Het voorgaande betekent echter nog niet zonder meer dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. Niet kan worden aangenomen dat [verzoeker] daadwerkelijk avances heeft gemaakt om met leerlingen af te spreken. In de Whatsapp-geschiedenis is evenmin een concrete seksuele toespeling te lezen. [verzoeker] heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij nooit seksuele of intimiderende berichten aan zijn leerlingen heeft gestuurd, en dat hij nooit buiten werktijd met een leerlinge heeft afgesproken. Green heeft deze stelling niet kunnen onderbouwen met stukken waar het tegendeel uit volgt.
14. Het handelen van [verzoeker] moet bovendien worden beoordeeld tegen de achtergrond van het feit dat binnen de cultuur van rijscholen het niet ongebruikelijk is om amicaal met leerlingen om te gaan, zoals [verzoeker] ter zitting heeft betoogd. Green heeft deze stelling niet weersproken. Juist die omstandigheid kan verklaren waarom [verzoeker] zich niet bewust was van de ontoelaatbaarheid van de appjes, al had hij beter moeten weten. [verzoeker] heeft niet goed ingeschat wat wel en niet gepast was in de verstandhouding met de jonge vrouwelijke leerlingen.
14. De hiervoor besproken aard en ernst van de dringende reden moeten worden afgewogen tegen de persoonlijke omstandigheden die [verzoeker] heeft aangevoerd. In dat verband hecht de kantonrechter met name belang aan de omstandigheden (i) dat [verzoeker] reeds vijf jaar in dienst was bij Green; (ii) dat Green tevreden was met zijn staat van dienst, (iii) dat [verzoeker] ten tijde van het ontslag psychisch ontregeld was en is geconfronteerd met de ingrijpende gevolgen van het ontslag in zijn persoonlijke leven. Het eerste gevolg van het ontslag was dat [verzoeker] in een GGZ-instelling is opgenomen wegens suïcidale gedachten.
14. Tegen de achtergrond van al deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het sturen van dergelijke appjes, hoewel dit op zich ongepast is, moet worden beschouwd als een handelen van de meest ernstige categorie. Tussen partijen is sprake van een verschil van inzicht over welke omgangsvormen toelaatbaar zijn. Een ontslag op staande voet is, gelet op de ingrijpende en verstrekkende gevolgen daarvan, het zwaarste middel dat de werkgever kan inzetten jegens de werknemer. Het moet daarom worden gebruikt als uiterste sanctie. In dit geval had Green, gelet op de hiervoor besproken omstandigheden, kunnen en moeten volstaan met het geven van een (tweede) ernstige officiële waarschuwing.
14. Alles afwegende leidt dit tot het oordeel dat er weliswaar sprake is van verwijtbaar handelen van [verzoeker] , maar dat dit onder de gegeven omstandigheden onvoldoende is om het gegeven ontslag op staande voet te rechtvaardigen.