ECLI:NL:RBAMS:2022:7551

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
21/5189
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewetuitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. U. Özcan, had beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering per 14 juni 2021. De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarin verweerder op 10 mei 2021 de uitkering beëindigde en het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde in een besluit van 14 september 2021. Tijdens de zitting op 28 april 2021 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend voor nadere vragen aan verweerder.

De rechtbank heeft beoordeeld of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser 22,70% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de medische gegevens op een deugdelijke wijze zijn betrokken bij de beoordeling. Eiser voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen, waaronder hartklachten en psychische problematiek. De rechtbank volgde echter de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die oordeelde dat de medische rapportages geen aanleiding gaven voor een aanvullende urenbeperking.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser 22,70% arbeidsongeschikt is en dat de beëindiging van de Ziektewetuitkering per 14 juni 2021 gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. U. Özcan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

In het besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de Ziektewetuitkering van eiser met ingang van 14 juni 2021 beëindigd.
In het besluit van 14 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2021.
Eiser was op de zitting aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om nadere vragen te stellen aan verweerder. Partijen hebben vervolgens over en weer kunnen reageren op het antwoord van verweerder.
Vervolgens heeft de rechtbank partijen verzocht om een uitspraak te mogen doen zonder een nadere zitting te houden en tevens aan partijen gevraagd of zij het goed vinden dat de uitspraak door een andere rechter wordt gedaan dan de rechter die de zaak op zitting heeft behandeld. Eiser is hiermee mee akkoord gegaan en verweerder heeft stilzwijgend toegestemd. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Op 14 mei 2020 heeft eiser zich vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld. Voorheen werkte hij als medewerker ziekenhuistransport voor 36,78 uur per week. In het kader van de eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft de primaire verzekeringsarts eiser gezien op het spreekuur van 21 april 2021, het dossier bestudeerd en de conclusies opgenomen in een rapport van 24 april 2021. Een functionele mogelijkhedenlijst (FML), geldig vanaf 21 april 2021, maakt onderdeel uit van het rapport. De arbeidsdeskundige heeft in een rapport van 4 mei 2021 aan de hand van de FML functies geselecteerd die eiser ondanks zijn beperkingen zou moeten kunnen uitvoeren. Daarmee wordt hij in staat geacht 30,77% minder te verdienen dan wat hij zou kunnen verdienen in zijn eigen werk. Dit betekent dat eiser meer dan 65% van zijn laatste loon kan verdienen in passend ander werk. Verweerder heeft daarom de ZW-uitkering [1] van eiser met ingang van 14 juni 2021 beëindigd.
1.2.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser gezien op het spreekuur van 28 juli 2021, het dossier (inclusief gegevens van derden, verkregen tijdens de bezwaarprocedure) bestudeerd en informatie opgevraagd van de huisarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 24 augustus 2021 geconcludeerd dat er medische redenen zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel en op 8 augustus 2021 de FML gewijzigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 13 september 2021 op basis van de gewijzigde FML geconcludeerd dat twee van de voorbeeldfuncties niet geschikt zijn, een andere voorbeeldfunctie geselecteerd en het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd naar 22,70%. Omdat eiser op basis van deze conclusies nog steeds meer dan 65% van zijn laatste loon kan verdienen, heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Standpunt van eiser
2. Eiser heeft zich kort samengevat op het standpunt gesteld dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen en is in beroep gegaan bij de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
3.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser 22,70% arbeidsongeschikt is met ingang van 14 juni 2021, de datum in geding.
3.2.
Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Medische beoordeling
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand gekomen. De verzekeringsarts heeft het dossier met de daarin beschikbare medische informatie bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. De rapporten zijn inzichtelijk, bevatten geen tegenstrijdigheden en het onderzoek kan de getrokken conclusies dragen.
Inhoudelijke beoordeling medische rapportage
5.1.
Eiser voert aan dat hij als gevolg van zijn hartklachten last heeft van vermoeidheidsklachten en benauwdheid. Verder heeft eiser psychische problematiek. Daarom zou er volgens hem een urenbeperking aangenomen moeten worden vanwege energetische beperkingen. De rechtbank stelt vast dat er in de FML van 10 augustus 2021 wél een urenbeperking is gesteld. Zo wordt eiser niet in staat geacht te werken tussen 00.00u en 06.00u en is een beperking gesteld voor onregelmatige werktijden. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 24 augustus 2021 volgen dat eiser zijn hartklachten en psychische problematiek onvoldoende reden zijn voor het aannemen van een aanvullende urenbeperking in passend werk.
5.2.
Eiser stelt verder dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de verergerde hartklachten. Eiser heeft nieuwe medische stukken ingebracht waaruit volgens hem de verergering van de klachten blijken. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn rapport van 24 augustus 2021 dat er voldoende beperkingen zijn aangenomen om tegemoet te komen aan de hartklachten van eiser. De nieuwe medische stukken zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden voor het aannemen van verergerde hartklachten. Dat de cardioloog op 29 maart 2022 schrijft dat er sprake is van klasse I-II/IV duidt niet op een verslechtering van de cardiale situatie. De klasse achter de slash duidt enkel op de hoogste klasse die mogelijk is. Deze motivering kan de rechtbank volgen.
5.3.
Eiser heeft in beroep stukken van een fysiotherapeut ingebracht waaruit volgens eiser blijkt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de rug- en nekklachten van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met zijn rapport van 24 mei 2022 afdoende gemotiveerd dat de behandeling is gestart op 2 december 2021, wat geruime tijd na de datum in geding is. Hij heeft eiser gezien en onderzocht en eiser heeft enkel eerder melding gemaakt van rechterarm- en schouderklachten, waarvoor ook beperkingen zijn aangenomen. De rug- en nekklachten zijn niet eerder door eiser genoemd en de rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook volgen dat deze klachten niet speelden op de datum in geding.
5.4.
Eiser heeft verder nog aangevoerd dat de verzekeringsarts onterecht geen beperking heeft aangenomen voor de blootstelling aan rook en kleine deeltjes. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn motivering in zijn rapport van 14 juni 2021 dat dergelijke blootstelling niet direct tot klachten leidt. Eiser heeft tevens aangevoerd dat er een beperking zou moeten gelden voor grove trillingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tevens afdoende gemotiveerd in zijn rapport van 24 augustus 2021 dat er geen medische aandoeningen zijn waarom grove trillingen op het lichaam gecontra-indiceerd zijn.
5.5.
Eiser heeft verder aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten die volgens hem blijken uit de ingediende stukken van zijn psycholoog. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn rapport van 26 januari 2022, waarin hij motiveert dat de diagnose niet bepalend is voor de te stellen beperkingen. Bij het eigen onderzoek blijkt geen ernstig depressief beeld. Ook de behandeling die eiser krijgt en het niet krijgen van antidepressivum wijst niet op ernstige problematiek. Eiser heeft verder gesteld dat er onterecht geen beperking aangenomen is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het hanteren van problemen van anderen, terwijl de primaire verzekeringsarts dit wel aan de orde vond. Dit geldt volgens eiser ook voor het aangewezen zijn op routinematige taken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 26 januari 2022 naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende gemotiveerd dat uit het verslag van de primaire verzekeringsarts niet blijkt dat eiser niet empathisch genoeg zou zijn en problemen van anderen zich niet zou aantrekken. Verder past het routinematig moeten werken meer bij iemand met een ernstige depressie of verstandelijke beperking. Dat is bij eiser niet het geval. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook volgen in zijn motivering.
Arbeidskundige beoordeling
6.1.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 8 augustus 2021, is de rechtbank niet gebleken dat eiser de werkzaamheden die horen bij de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 18 februari 2022 geduide functies niet zou kunnen verrichten. Daarbij is ook van belang dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep per geduide functie bij eventuele signaleringen en mogelijke overschrijdingen heeft toegelicht waarom de medische belastbaarheid van eiser in die functie niet wordt overschreden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich bij zijn besluit op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mocht baseren. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
6.2.
Bij de functie productiemedewerker industrie (SCB-code 111180) stelt eiser dat deze functie ongeschikt is vanwege de veelvuldige deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 februari 2022 toegelicht dat in de FML staat dat eiser tot 2 keer per week een deadline of productiepiek aankan. Bij deze functie worden geen signaleringen vanwege deadlines gegeven, omdat dit belastingpunt niet als kenmerkend wordt aangegeven. De belasting levert geen bezwaar op voor eiser.
6.3.
Eiser voert tegen de functie textielproductenmaker (SBC-code 111160) aan dat ook bij deze functie deadlines en productiepieken gelden. Verder voert eiser aan dat beheersing van de Nederlandse taal op eenvoudig niveau noodzakelijk is terwijl hij in het geheel geen Nederlands spreekt. Verder is er sprake van een stoffige werkomgeving en is er sprake van reiken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 februari 2022 voor deadlines en productiepieken hetzelfde overwogen bij deze functie als hiervoor besproken bij overweging 6.2. De rechtbank kan dat ook volgen voor wat betreft deze functie. Ten aanzien van de Nederlandse taal heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende toegelicht dat eiser sinds 1997 in Nederland werkt en dat eiser voldoende beschikt over de Nederlandse taal om op eenvoudig niveau werkinstructies te begrijpen of om deze vaardigheid binnen zes maanden te kunnen verwerven. [2] Ten aanzien van de stofdeeltjes geldt geen beperking in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van het reiken, maar de overschrijding van de frequentie is geen knelpunt voor eiser. Het meest belastend voor eiser is de mate van reiken en niet de frequentie en dat levert voor deze functie geen probleem op. De rechtbank kan dit volgen.
6.4.
Eiser heeft tegen de functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) aangevoerd dat hij niet twee dagen een interne opleiding kan volgen. Verder is de functie niet geschikt omdat er sprake is van deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 februari 2022 afdoende toegelicht dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiser niet in staat zou zijn om de (praktische) interne opleiding van twee dagen te volgen. Aan het leervermogen van de medewerker worden geen hoge eisen gesteld en eiser voldoet aan de gestelde opleidingseisen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 februari 2022 voor deadlines en productiepieken hetzelfde overwogen bij deze functie als bij overweging 6.2. en de rechtbank volgt die redenering ook voor deze functie.
Conclusie
7. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser 22,70% arbeidsongeschikt is met ingang van 14 juni 2021 en daarom geen uitkering meer krijgt op grond van de Ziektewet per deze datum.
8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een uitkering op grond van de Ziektewet.
2.Artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.