ECLI:NL:RBAMS:2022:7591
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- K. Duker
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen afname DNA-materiaal van minderjarige veroordeelde in het kader van Wet DNA
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een bezwaar tegen de afname van DNA-materiaal van een minderjarige veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 2007, had een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren opgelegd gekregen voor diefstal. Het bezwaar richtte zich tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, waarbij de raadsman aanvoerde dat de afname in strijd zou zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat er een voornemen van de Minister van Justitie en Veiligheid bestond om geen DNA-materiaal van minderjarigen met een taakstraf onder de 40 uren af te nemen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld in een besloten raadkamer, waar de veroordeelde, zijn moeder, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het bezwaar tijdig was ingediend, maar dat er geen uitzonderingen van toepassing waren volgens de Wet DNA. De rechtbank oordeelde dat het voornemen van de Minister niet in een wetsvoorstel was vastgelegd en dat de afname van DNA-materiaal gerechtvaardigd was, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden van de veroordeelde.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die de afname van het DNA-profiel konden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de veroordeelde opnieuw in contact was gekomen met de politie en dat er twee gedagvaarde zaken op zijn strafblad stonden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.