ECLI:NL:RBAMS:2022:7592

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
23-000224-20 en 13-684042-19 TUL
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K. Duker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de strafzaak tegen een veroordeelde, die eerder op 18 september 2020 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan de uitvoering was opgeschort onder bepaalde voorwaarden. De veroordeelde diende zich te houden aan een proeftijd van 2 jaar en aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een begeleid wonen traject. Echter, de veroordeelde heeft zich niet gehouden aan deze voorwaarden en heeft sinds 28 april 2022 geen contact gehad met de reclassering. De officier van justitie heeft daarom gevorderd dat de nog niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf alsnog wordt uitgevoerd.

Tijdens de zitting op 1 december 2022 heeft de rechtbank de officier van justitie, de veroordeelde, diens raadsman mr. M.A.M. Karsten en een reclasseringswerker gehoord. De reclasseringswerker bevestigde dat de veroordeelde onbereikbaar is en niet voldoet aan de meldplichten. De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering afgewezen moet worden omdat de proeftijd is verlopen, maar de rechtbank heeft dit standpunt verworpen. De rechtbank oordeelde dat de proeftijd met 1 jaar was verlengd en dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de nog niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van 3 maanden alsnog moet worden uitgevoerd, omdat er onvoldoende vertrouwen is dat een omzetting naar een taakstraf succesvol zou zijn. Deze beslissing is genomen door rechter mr. K. Duker en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 23-000224-20, 13-684042-19
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de advocaat-generaal in het arrondissement Amsterdam van
17 augustus 2022, betreffende een onherroepelijk geworden arrest van 18 september 2020, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de basisadministratie personen op het (brief)adres
[adres] .
Bij voormeld arrest is [veroordeelde] voornoemd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met bevel dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat arrest gestelde bijzondere voorwaarde, dat veroordeelde:
- zal meewerken aan een traject voor begeleid wonen, zoals bij de instelling Ipse de Bruggen, Medin of de Binnenvest, ook als dat betekent dat de veroordeelde voor zijn verblijf aldaar dagbesteding moet uitvoeren.
Bij beslissing van deze rechtbank van 8 september 2021 is gelast dat 2 maanden van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van 6 maanden, alsnog worden ten uitvoer gelegd.
Bij beslissing van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 juni 2022 is gelast dat
1. maand van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van 4 maanden alsnog wordt tenuitvoergelegd. Daarnaast is de proeftijd met 1 jaar verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat het restant van de nog niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld arrest;
  • een geschrift van 14 oktober 2020 waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden;
  • een brief van 24 juni 2022, inhoudende een officiële waarschuwing van de Reclassering Nederland, omdat veroordeelde zich niet houdt aan de voorwaarden;
  • een advies ‘voortijdige negatieve beëindiging toezicht’ van de Reclassering Nederland, Toezichtunit 7 Zuid-West Den Haag, van 22 juli 2022, waaruit volgt dat de veroordeelde zich – kort gezegd – niet heeft gehouden aan de voorwaarden van het toezicht.
De rechtbank heeft op 1 december 2022 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. M.A.M. Karsten, alsmede deskundige
[reclasseringswerker] , als reclasseringswerker belast met het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De deskundige heeft het advies van 22 juli 2022 op de zitting bevestigd. Er is sinds 28 april 2022 geen contact met betrokkene. Hij is onbereikbaar en verschijnt niet op meldplichten. Het is een mogelijkheid om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, maar de reclassering heeft geen contact met betrokkene en er is geen sprake van een stabiele woonsituatie.

De standpunten

De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat de veroordeelde bewust de keuze heeft gemaakt dat hij geen contact wil met de reclassering. Aangezien hij wel bereid is om een taakstraf te verrichten, vordert zij de omzetting van de gevangenisstraf naar een taakstraf.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de proeftijd is verlopen. Subsidiair heeft hij bepleit om de veroordeelde nog een allerlaatste kans te geven en de gevangenisstraf om te zetten in taakstraf van 40 uren.

De beoordeling

De rechtbank passeert het primaire standpunt van de raadsman, nu de proeftijd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag op 20 juni 2022 met 1 jaar is verlengd.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd genoemde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Gelet op artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de resterende gevangenisstraf van 3 maanden om te zetten in een taakstraf, nu uit het advies van de reclassering en het verhandelde ter zitting duidelijk is geworden dat de veroordeelde geen contact wil onderhouden met de reclassering. De rechtbank heeft er daarom onvoldoende vertrouwen in dat een taakstraf tot een goed einde zal worden gebracht.

Beslissing

De rechtbank gelast dat de nog niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 3 maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door
mr. K. Duker, rechter,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2022.