In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 15 uren opgelegd gekregen door de politierechter op 2 juni 2021, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 7 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie besloot op 18 november 2021 om deze vervangende hechtenis toe te passen, wat op 10 december 2021 aan de veroordeelde werd betekend.
Het bezwaar werd op 18 augustus 2022 ingediend en op 1 december 2022 behandeld. De gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. L.C. Fleskens, voerde aan dat de veroordeelde door persoonlijke omstandigheden, verergerd door de Corona-periode, niet in staat was de taakstraf te verrichten. De advocaat verzocht de rechtbank om de beslissing van het Openbaar Ministerie te herzien en de veroordeelde de kans te geven de taakstraf alsnog uit te voeren.
De officier van justitie steunde het bezwaar en de rechtbank heeft de stukken en de behandeling ter zitting in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat het niet volledig aan de veroordeelde te wijten was dat de taakstraf niet was verricht. Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond, heffende de beslissing tot vervangende hechtenis op en verlengde de termijn voor het verrichten van de taakstraf met 3 maanden. De rechtbank bepaalde dat de taakstraf binnen deze termijn van 3 maanden voltooid moest worden.