In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 164, lid 8, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De klager, geboren in 1992, had zijn rijbewijs laten invorderen na een snelheidsovertreding op 4 november 2022, waarbij hij de maximumsnelheid met 68 kilometer per uur overschreed op de A9 in Amsterdam. De klager verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, dat door de officier van justitie onder zich werd gehouden. De rechtbank heeft de klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De officier van justitie verklaarde zich niet te verzetten tegen de teruggave van het rijbewijs met ingang van 19 december 2022.
De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de overtreding en het strafblad van de klager, die eerder al een strafbeschikking had ontvangen voor een snelheidsovertreding. De rechtbank hield rekening met de mogelijkheid dat de officier van justitie in de toekomst een kortere inhouding van het rijbewijs zou kunnen compenseren met een hogere geldboete. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beklag gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurde na 5 december 2022. De rechtbank gelastte de teruggave van het rijbewijs aan de klager met ingang van deze datum.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing.