ECLI:NL:RBAMS:2022:7695

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
<9621885 \ CV EXPL 22-303>
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en verrekening van schade door tekortkomingen in de uitvoering van een beveiligingsopdracht

In deze zaak vordert VdGroep, een beveiligingsbedrijf, betaling van een openstaande factuur van € 6.268,49 van [gedaagde 4] VOF en [gedaagde 1] VOF, die betrokken waren bij de organisatie van een evenement. VdGroep heeft de beveiliging verzorgd voor een driedaags evenement, maar de gedaagden hebben geweigerd te betalen, met als argument dat VdGroep tekortgeschoten zou zijn in de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, maar dat [gedaagde 1] geen contractspartij is. De rechter oordeelt dat [gedaagde 4] wel als contractspartij kan worden aangemerkt en dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de factuur. De gedaagden hebben verweer gevoerd, stellende dat VdGroep tekortgeschoten is, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims van schade door tekortkomingen. De vordering van VdGroep wordt toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie heeft [gedaagde 4] een vordering ingesteld tegen VdGroep, maar deze is afgewezen omdat de gestelde tekortkomingen niet zijn komen vast te staan. De proceskosten worden toegewezen aan VdGroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, kamer voor kantonzaken
zaaknummer / rolnummer: 9621885 / CV EXPL 22-303
Uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
FIONULLA VAN DER GROEP h.o.d.n. VDGROEP BEVEILIGING,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
gemachtigde mr. E. van Meulen,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
4. de vennootschap onder firma
[gedaagde 4] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 3] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. J. de Wrede.
Eiseres wordt hierna VdGroep genoemd. Gedaagden 1 tot en met 3 worden hierna gezamenlijk [gedaagde 1] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd. Gedaagden 2 en 3 worden [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd. Gedaagden 4 tot en met 6 worden gezamenlijk [gedaagde 4] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd. Gedaagden 5 en 6 worden [gedaagde 5] en [gedaagde 6] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 december 2021 met producties,
  • de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid, tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens eis in reconventie, met producties,
  • het vonnis in incident van 11 juli 2022 (en de daarin genoemde stukken), waarbij de incidentele vordering is afgewezen, en waarbij in de hoofdzaak een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties.
1.2.
Op 14 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De zittingsaantekeningen van de griffier bevinden zich in het dossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VdGroep exploiteert een beveiligingsbedrijf. [gedaagde 4] organiseert festivals en evenementen. [gedaagde 1] wordt daarbij door [gedaagde 4] ingeschakeld om toeleveranciers voor bijvoorbeeld horeca, podiumbouwers en beveiliging van die festivals te regelen. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn vennoten van [gedaagde 1] . [gedaagde 5] en [gedaagde 6] zijn vennoten van [gedaagde 4] .
2.2.
Bij e-mail van 22 september 2021 heeft [gedaagde 3] namens [gedaagde 1] onder meer het volgende aan VdGroep geschreven:
“Facturen mogen naar mijn mail, maar de facturen mogen op naam van [gedaagde 4] . Ik stuur tzt hiervan het adres.”
2.3.
Op 6 oktober 2021 heeft VdGroep aan [gedaagde 1] een offerte uitgebracht voor het uitvoeren van een beveiligingsplan voor de evenementenbeveiliging op een driedaags evenement in Amsterdam genaamd ‘ [naam evenement] ’ voor een bedrag van € 27.987,30.
2.4.
Bij e-mail van 9 oktober 2021 heeft [gedaagde 3] namens [gedaagde 1] onder meer het volgende aan VdGroep geschreven:

(…) Uiteraard is de opdracht akkoord. Echter volgen er twee wijzigingen.
  • Zaterdag starttijd 14:00 (deze is al doorgegeven aan jou)
  • Factuuradres wijzigen (zie hieronder)
[gedaagde 4] VOF
[adres]
2.5.
Op 17 oktober 2021 heeft VdGroep een factuur op naam van [gedaagde 4] voor een bedrag van € 30.615,00 inclusief btw (hierna: de factuur) verstuurd aan [gedaagde 1] .
2.6.
Bij e-mail van 3 november 2021 heeft VdGroep [gedaagde 1] gesommeerd om over te gaan tot betaling van de factuur.
2.7.
Bij e-mail van 3 november 2021 heeft [gedaagde 1] aan VdGroep een bericht doorgestuurd van [gedaagde 5] namens [gedaagde 4] (onder de dan nieuwe naam R&M Events BV). In het bericht stelt [gedaagde 5] dat VdGroep de opdracht niet correct heeft uitgevoerd, dat R&M Events BV daardoor schade heeft geleden en dat zij deze schade zal verrekenen met de openstaande factuur.
2.8.
Op 9 november 2021 heeft [gedaagde 4] een bedrag van € 24.346,51 betaald aan VdGroep.
2.9.
Bij brief van 11 november 2021 heeft een gemachtigde van VdGroep [gedaagde 1] en [gedaagde 4] gesommeerd een bedrag van € 7.349,64 - het resterende bedrag van € 6.268,49 vermeerderd met € 1.081,15 incassokosten - te betalen binnen vijf werkdagen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
VdGroep vordert, samengevat, [gedaagde 1] en [gedaagde 4] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
I. € 6.268,49 ter zake de factuur, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de factuur,
II. € 1.081,15 aan incassokosten,
III. de proces- en nakosten.
3.2.
VdGroep legt aan haar vordering – kort gezegd – het volgende ten grondslag. VdGroep heeft gecontracteerd met [gedaagde 1] en [gedaagde 4] . Nu VdGroep de overeengekomen werkzaamheden op het driedaags evenement heeft verricht, zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 4] uit hoofde van die overeenkomst verplicht de gefactureerde werkzaamheden te betalen. Ondanks herhaalde aanmaningen zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 4] niet tot betaling overgegaan.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 4] voeren verweer tegen de vordering. Allereerst voeren zij aan dat [gedaagde 1] geen contractspartij is bij de overeenkomst, [gedaagde 4] is dat wel. Om die reden moet VdGroep niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tegen [gedaagde 1] . [gedaagde 4] voert aan dat VdGroep toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. In de eerste plaats waren de beveiligers van VdGroep op twee dagen te laat aanwezig op het terrein, waardoor het evenement 40 minuten later van start ging. Hierdoor heeft [gedaagde 4] drankomzet misgelopen. In de tweede plaats hebben de beveiligers de bezoekers onheus bejegend. Naar aanleiding hiervan zijn er van 43 bezoekers klachten binnengekomen bij [gedaagde 4] . Ter voorkoming van reputatieschade heeft [gedaagde 4] aan deze bezoekers ter compensatie vrijkaarten voor een ander festival verstrekt. [gedaagde 4] heeft de door haar geleden schade die bestaat uit omzetderving (drank) en de waarde van de vrijkaarten, veroorzaakt door de toerekenbare tekortkomingen, verrekend met hetgeen zij aan VdGroep was verschuldigd. Na verrekening van de door haar geleden schade met het factuurbedrag en haar betaling aan VdGroep van hetgeen dan op het factuurbedrag resteert (€ 24.346,51) is [gedaagde 4] niets meer aan VdGroep verschuldigd, aldus [gedaagde 4] .
in reconventie
3.4.
[gedaagde 4] vordert - na vermindering van eis ter zitting, enigszins samengevat - VdGroep bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen tot betaling van:
I. € 5.180,57 exclusief btw,
II. de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[gedaagde 4] legt aan haar vordering – kort gezegd – dezelfde toerekenbare tekortkoming van VdGroep ten grondslag als die zij in conventie in het kader van haar beroep op verrekening naar voren heeft gebracht. VdGroep dient de geleden schade te vergoeden, voor zover daarvan geen verrekening mogelijk is.
3.6.
VdGroep voert verweer. VdGroep betwist dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. VdGroep betwist dat het aan haar valt toe te rekenen dat de starttijd van het evenement is opgeschoven. VdGroep stelt dat er weliswaar vier beveiligers op beide dagen te laat op het evenement aanwezig waren, maar dat het evenement desondanks op tijd van start had kunnen gaan. Eventuele schade wegens het te laat starten van het evenement kan VdGroep om die reden niet worden toegerekend, aldus VdGroep. Daarnaast betwist VdGroep dat [gedaagde 4] schade heeft geleden wegens het te laat starten van het evenement. Bovendien doet de berekening van [gedaagde 4] voor het berekenen van eventuele omzetderving geen recht aan de situatie. VdGroep betwist verder dat de beveiligers de bezoekers onheus hebben bejegend dan wel dat [gedaagde 4] door de handelswijze van beveiligers schade heeft geleden.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
Contractspartij
4.2.
Niet in geschil is dat een overeenkomst tot stand is gekomen, dat wil zeggen de opdracht tot het verzorgen van de beveiliging door VdGroep op het evenement voor een prijs van € 30.615,00. Wel in geschil is of [gedaagde 1] en [gedaagde 4] (beide) als contractspartij bij de overeenkomst kunnen worden aangemerkt.
4.3.
Het antwoord op de vraag wie contractspartij bij de overeenkomst is, is afhankelijk van hetgeen de feitelijk handelende betrokkenen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mogen afleiden. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn.
4.4.
Bij het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde 1] VdGroep tweemaal verzocht om de factuur op naam van [gedaagde 4] te stellen, aan welk verzoek VdGroep heeft voldaan. Daarnaast is het ook [gedaagde 4] geweest die een deel van de factuur heeft betaald. Ook kwam de naam van het evenement overeen met de naam van [gedaagde 4] . Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat voor VdGroep voldoende duidelijk was dat [gedaagde 4] de opdrachtgevende partij was en dat overeenkomst uitsluitend door tussenkomst van [gedaagde 1] tot stand kwam. Het enkele feit dat VdGroep met [gedaagde 1] contact had over de offerte en de factuur is onvoldoende om [gedaagde 1] in plaats van [gedaagde 4] als contractspartij bij de overeenkomst aan te merken.
4.5.
Omdat [gedaagde 1] geen partij bij de overeenkomst is, moet de vordering voor zover deze tegen [gedaagde 1] of haar vennoten is ingesteld worden afgewezen. [gedaagde 4] is als contractspartij bij de overeenkomst in beginsel wel gehouden de factuur te betalen. Hetzelfde geldt voor haar vennoten op grond van artikel 14 van het Wetboek van Koophandel. Dat artikel bepaalt immers dat iedere vennoot in een vennootschap onder firma wegens de verbintenissen van de vennootschap hoofdelijk is verbonden.
Verrekening
4.6.
[gedaagde 4] stelt echter het openstaande factuurbedrag te hebben verrekend met een vordering tot schadevergoeding van haar op VdGroep. Het gaat dan om de schade als gevolg van twee toerekenbare tekortkomingen van VdGroep in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde 4] alleen mag verrekenen indien en voor zover haar gestelde (tegen)vordering komt vast te staan. Nu VdGroep deze heeft betwist, zal de kantonrechter daarom hierna nagaan of inderdaad van de gestelde toerekenbare tekortkomingen sprake is, en of [gedaagde 4] als gevolg daarvan schade heeft geleden.
Beveiligers te laat aanwezig
4.7.
Als eerste toerekenbare tekortkoming stelt [gedaagde 4] dat de beveiligers van VdGroep op twee dagen te laat aanwezig waren op het terrein, waardoor het evenement 40 minuten later van start ging. De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel VdGroep de stelling van [gedaagde 4] in algemene zin betwist, heeft zij wel erkend dat er vier beveiligers op twee dagen te laat aanwezig waren. Ook kan worden vastgesteld dat het evenement later van start is gegaan dan gepland. Niet volgt evenwel uit de stellingen van [gedaagde 4] dat zij ten gevolge van de verlate opening van het evenement een bedrag van € 3.227,94 aan schade heeft geleden. [gedaagde 4] heeft de door haar gestelde omzetderving via extrapolatie geschat omdat er geen concrete meetgegevens met betrekking tot de drankafname voorhanden zijn. Zij heeft echter onvoldoende onderbouwd dat ieder uur – ook gedurende het eerste uur na opening van het evenement, evenveel drankomzet wordt gerealiseerd, en dus dat extrapolatie van de totale drankomzet naar de drankomzet over het eerste uur na opening, een betrouwbare vorm van schadeberekening is. Bovendien heeft [gedaagde 4] haar schade berekend aan de hand van de gederfde omzet, terwijl zij hoogstens uit had mogen gaan van de gederfde winst van de hoeveelheid drank die zij had kunnen omzetten.
Bejegening van bezoekers
4.8.
Als tweede toerekenbare tekortkoming heeft [gedaagde 4] gesteld dat de beveiligers van VdGroep bezoekers van het evenement onheus hebben bejegend. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde 4] onvoldoende heeft onderbouwd dat de bejegening van de bezoekers, gelet op de ernst daarvan, te kwalificeren valt als een tekortkoming. [gedaagde 4] spreekt weliswaar over 43 klachten, maar daarvan heeft zij er slechts acht concreet toegelicht en onderbouwd. Bovendien is ook hier de schade niet op een afdoende manier voor het voetlicht gebracht. Zo is niet gebleken dat [gedaagde 4] daadwerkelijk 43 vrijkaarten heeft verstrekt en wat daarvan de daadwerkelijke kosten waren. Daarnaast geldt dat [gedaagde 4] zelf ter behoud van haar goede naam heeft besloten om als het ware “uit coulance” vrijkaarten te verstrekken. Daargelaten dat dit vragen oproept over het vereiste causaal verband met de gestelde tekortkoming, kan [gedaagde 4] dit niet als schadepost verhalen op VdGroep.
Conclusie
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat niet blijkt van een toerekenbare tekortkoming van VdGroep, dan wel van schade bij [gedaagde 4] . De gestelde tegenvordering van [gedaagde 4] komt dus niet vast te staan. Dat betekent dat haar beroep op verrekening in conventie faalt, en tegelijkertijd dat haar vordering in reconventie jegens VdGroep moet worden afgewezen. Omdat overige verweren in conventie ontbreken, kan de vordering jegens [gedaagde 4] tot betaling van € 6.268,49 (het restant van de factuur) worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
4.10.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de factuur, te weten 25 oktober 2021, kan als onbetwist en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
VdGroep maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat VdGroep voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief.
Proceskosten
Conventie
4.12.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde 4] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie aan de zijde van VdGroep. Deze worden als volgt begroot:
€ 98,52 aan explootkosten
€ 244,00 aan griffierecht
€ 622,00aan salaris gemachtigde (2 punten x € 311,00)
€ 964,52
4.13.
Nu de vordering van VdGroep tegen [gedaagde 1] wordt afgewezen, zal VdGroep in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde 1] worden echter begroot op nihil, omdat zij gezamenlijk verweer heeft gevoerd met [gedaagde 4] en niet is gebleken dat voor het voeren van specifiek op [gedaagde 1] betrekking hebbende verweren noemenswaardige kosten zijn gemaakt.
Reconventie
4.14.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde 4] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Wegens de verwevenheid met de conventie zullen de proceskosten worden gehalveerd. De kantonrechter begroot de proceskosten van VdGroep op € 311,00 (1/2 x 2 x 311) aan salaris gemachtigde.
4.15.
[gedaagde 4] wordt ook veroordeeld in de kosten die VdGroep nog maakt na dit vonnis. De kantonrechter begroot deze kosten op de manier zoals in de beslissing staat.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan VdGroep van:
  • € 6.268,49 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 25 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling,
  • € 688,42 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van VdGroep tot op heden begroot op € 964,52,
5.3.
wijst de vordering jegens [gedaagde 1] af,
5.4.
veroordeelt VdGroep in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] , begroot op nihil,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van VdGroep tot op heden begroot op € 311,00,
5.7.
veroordeelt [gedaagde 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis voor VdGroep ontstane kosten, begroot op
€ 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.1, 5.2 en 5.6 en 5.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door mr. L.M.F. van Dijck, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022.
De griffier De kantonrechter