7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft begin 2018 de 31-jarige [slachtoffer] doodgeschoten. Naast de bewezenverklaring van deze doodslag speelt de bewezenverklaring van het verboden vuurwapenbezit geen rol van betekenis voor de te kiezen strafmaat.
Het slachtoffer en verdachte bevonden zich tijdens het schietincident in de drukbezochte [uitgaansgelegenheid] in Paramaribo, waar een afterparty gaande was. Zowel het slachtoffer en zijn vrienden als verdachte waren uit. Nadat het slachtoffer enige tijd de lounge had verlaten en daar weer naar binnen wilde, heeft verdachte de toegangsdeur afgesloten. Het slachtoffer heeft trappen tegen die deur gegeven en is vervolgens via de nooduitgang de lounge ingegaan. Daar heeft wat duw- en trekwerk tussen het slachtoffer en verdachte plaatsgevonden, waarna verdachte het vuurwapen heeft getrokken en op het slachtoffer heeft gericht. Het slachtoffer is daarop naar buiten gegaan, maar terwijl verdachte hem onder schot hield is het slachtoffer weer binnen gekomen. Direct daarop heeft verdachte van korte afstand tenminste vier schoten op het slachtoffer afgevuurd. Het laatste schot was gericht op het hoofd van het slachtoffer, die zich toen al in hulpeloze toestand op de vloer bevond. Het handelen van verdachte heeft daardoor volgens de rechtbank sterk het karakter van een afrekening.
Met deze meedogenloze daad heeft verdachte het slachtoffer het meest waardevolle bezit, zijn leven, ontnomen. Het slachtoffer was in de bloei van zijn leven, had een gezin en verwachtte met zijn partner hun derde kind. Door toedoen van verdachte is de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Zijn gezin mist een partner en vader. Zij moeten dit verlies voor altijd met zich meedragen. Uit de slachtofferverklaring van de vader van het slachtoffer is wel gebleken hoezeer de dood van zijn zoon in zijn leven heeft ingegrepen. Feestgangers zijn ook getuige geweest van deze schietpartij.
Doodslag is een van de meest ernstige misdrijven. Dit feit heeft grote gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht in een land waar al veel vuurwapengeweld plaatsvindt.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Verdachte is namelijk direct na zijn daad gevlucht uit Suriname en heeft daarna gebruik gemaakt van valse namen van familieleden om uit handen te blijven van de Surinaamse en Nederlandse justitie. Hierdoor heeft de Nederlandse justitie hem pas anderhalf jaar later kunnen traceren, toen bleek dat verdachte in Frankrijk een langdurige gevangenisstraf voor drugsdelicten uitzat. Door dit handelen van verdachte kon de berechting pas veel later plaatsvinden en hebben de nabestaanden deze nare gebeurtenis enkele jaren lang niet kunnen afsluiten. Dat rekent de rechtbank verdachte ook aan.
Daarbij vindt de rechtbank verwerpelijk dat verdachte het slachtoffer ervan beticht hem voorafgaand aan het schietincident te hebben bedreigd, terwijl het slachtoffer op dat moment in het bezit was van een vuurwapen. Van een bedreiging met een vuurwapen door het slachtoffer is niet gebleken. Ook is geen vuurwapen bij het slachtoffer gezien of aangetroffen. Het was juist verdachte die die nacht een vuurwapen bij zich had, geagiteerd was en er kennelijk op gespitst was dat [slachtoffer] niet meer terug kwam in de shishalounge. Volgens verdachte was sprake van zelfverdediging en stond hij zelfs volledig in zijn recht toen hij schoot op het slachtoffer. De shishalounge was namelijk zijn eigendom, “zijn heiligdom”. Nog los van het antwoord op de vraag of verdachte wel de rechtmatige eigenaar was van die lounge, heeft te gelden dat hij dat nooit kenbaar heeft gemaakt aan het slachtoffer en dat die de acties van verdachte heeft moeten bekopen met de dood.
Persoonlijke omstandigheden
Over de persoon van verdachte is het volgende van belang.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, maar deze veroordeling is oud en de overige veroordelingen zien met name op alcohol en verdovende middelen. Verdachte heeft net een gevangenisstraf van vijf jaren in Frankrijk uitgezeten voor cocaïnesmokkel gepleegd na de onderhavige feiten. Met deze buitenlandse veroordeling zal de rechtbank echter geen rekening houden in het nadeel van verdachte.
Verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie en op zitting zijn spijt betuigd. Die spijt was voor de rechtbank weinig invoelbaar. Verdachte heeft vooral zichzelf gepresenteerd als slachtoffer van het gebeuren, omdat hij hierdoor niet meer het comfortabele leven had dat hij op dat moment leidde. Verdachte was toentertijd horecaexploitant, huurbaas en eigenaar van een platenlabel, waarmee hij goed de kost verdiende en is nu alles waarvoor hij heeft gewerkt kwijt. Verdachte bevond zich op dat moment ook in een bepaald milieu, waarin hij naar eigen zeggen zelf een aantal keer slachtoffer is geweest van vuurwapengeweld. Dat laatste heeft hem er echter niet van weerhouden om zelf met een vuurwapen een ander te doden.
Strafmaat
Op grond van de aard, ernst en de omstandigheden van de bewezen doodslag op het slachtoffer en de persoon van verdachte moet het ervoor worden gehouden dat het gevaar voor herhaling aanwezig is.
Daarnaast kent de rechtbank aan het strafdoel vergelding groot gewicht toe en weegt ook het belang van beveiliging van de samenleving zwaar. Eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om een levensdelict te plegen. Daarom moet de maatschappij langere tijd beschermd worden tegen verdachte.
Met de bestraffing van verdachte beoogt de rechtbank eraan bij te dragen dat ook anderen ervan worden weerhouden om met een vuurwapen uit te gaan en dat vuurwapen te gebruiken.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen andere straf in aanmerking komt dan een langdurige vrijheidsbenemende straf. De wettelijke maximumstraf voor doodslag is 15 jaar gevangenisstraf. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden zal de rechtbank dan ook overeenkomstig de eis van de officier van justitie verdachte een gevangenisstraf opleggen van 13 (dertien) jaar.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.