ECLI:NL:RBAMS:2022:8032

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
13/085070-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en verdedigingsrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de Roemeense autoriteiten. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, met bijzondere aandacht voor de detentieomstandigheden in Roemenië en de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de behandeling van zijn zaak in Roemenië, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en zijn rechten. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat, ondanks eerdere zorgen over onmenselijke behandeling, de garanties die door de Roemeense autoriteiten zijn verstrekt voldoende zijn om de overlevering toe te staan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen sprake is van schending van de verdedigingsrechten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/085070-22
RK nummer: 22/1984
Datum uitspraak: 22 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 december 2021 door
the Ludus District Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1969
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable criminal judgment no. 170 of 11.11.2021 of the Ludus District Court, final by lack of appeal on 04.12.2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman refereert zich met betrekking tot artikel 12 OLW aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de officier van justitie
De opgeëiste persoon is geïnstrueerd dat hij verplicht was tijdig een adreswijziging door te geven en in plaats daarvan is hij naar het buitenland vertrokken zonder een adreswijziging door te geven. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Dat op 9 juni 2022 het verzoek van de opgeëiste persoon tot heropening van de zaak door de Roemeense rechtbank wordt behandeld speelt geen rol bij de beoordeling of voldaan is aan de vereisten van artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. De rechtbank acht daarvoor het volgende van betekenis.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak maar dat de opgeëiste persoon wel wist dat er een procedure tegen hem liep omdat hij bij de Roemeense politie is gehoord en de feiten heeft toegegeven.
Bij brief van 6 juni 2022 hebben de Roemeense autoriteiten aangegeven dat de opgeëiste persoon door de politie is gehoord en dat hij is gewezen op zijn rechten en plichten. Hij is erop gewezen dat als hij niet binnen drie dagen na een verhuizing een adreswijziging doorgeeft aan justitie, de oproeping op bij de Roemeense wet voorgeschreven wijze is betekend.
Alle oproepingen van justitie zijn naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verzonden en hij heeft geen adreswijziging doorgegeven.
Gelet op voornoemde informatie kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat er een strafrechtelijke procedure tegen hem liep. Bovendien is de opgeëiste persoon gewezen op de plicht dat hij tijdig een adreswijziging aan justitie moet doorgeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom in de onderhavige situatie worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert omdat hij door geen adres aan justitie door te geven nadat hij naar het buitenland is vertrokken, zo hij al niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten, dan toch kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van officiële stukken over zijn strafrechtelijke procedure.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.

6.Detentieomstandigheden

Het standpunt van de raadsman
De raadsman acht de verstrekte garanties voldoende en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De door de Roemeense autoriteiten verstrekte garanties voldoen aan de daartoe gestelde vereisten. De overlevering kan door de rechtbank worden toegestaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest.
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture
and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 14 april 2022, brengt geen verandering in het eerder aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling.
In voornoemd rapport van de CPT worden vier penitentiaire inrichtingen besproken, te weten de
Giurgiu and Mărgineni Prisons,
Craiova Prisonen
Galaţi Prison.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 3 juni 2022 het volgende ten behoeve van de opgeëiste persoon meegedeeld:
“If the imprisoned person is handed over to the Romanian authorities at Henri Coandä Airport in Bucharest, he or she will initially be placed in the Bucharest Rahova Penitentiary
for a period of 21 days' quarantine in a room with a minimum space of 3 sqm.
(...)
In view of the amount of the sentence, he/she will most probably serve his imprisonment sentence initially in a semi-open regime. At the same time, given his/her place of residence, he/she will most probably serve his/her sentence in Targu Mure Penitentiary to begin with.
(…)
The National Administration of Penitentiaries warrants to provide a minimum individual space of 3 square metres for the whole period of the sentence, including the bed and the furniture, but also the space for the sanitary facilities.”
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garantie, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. De detentieomstandigheden staan aldus niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 107, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Ludus District Court(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en S.E. Bauduin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.