In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die zich op 20 juni 2019 ziekmeldde, heeft op 29 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, welke door het UWV op 31 mei 2021 werd afgewezen op basis van de conclusie dat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde zijn besluit. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 3 januari 2022.
De rechtbank heeft de zaak op 1 december 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV in twijfel getrokken, maar concludeert uiteindelijk dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 17 juni 2021 voor 0,00% arbeidsongeschikt was. De rechtbank stelt vast dat de medische informatie die door eiseres is ingebracht niet voldoende is om aan te tonen dat zij meer beperkingen heeft dan door het UWV is vastgesteld.
De rechtbank oordeelt dat de artsen van het UWV voldoende gemotiveerd hebben waarom zij geen aanvullende beperkingen nodig achten. Eiseres heeft weliswaar klachten, maar de rechtbank benadrukt dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen op basis van de subjectieve klachten van eiseres kan worden gedaan. De rechtbank bevestigt dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per 17 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen proceskosten vergoed krijgt.