ECLI:NL:RBAMS:2022:8059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22 / 1912
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering van eiser met ingang van 14 juni 2021 te beëindigen. Eiser, die zich op 17 mei 2017 ziekmeldde, ontving na afloop van de wachttijd een WIA-uitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 39,95% werd vastgesteld. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid op 19 december 2020, voerde het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek uit. Het UWV concludeerde dat eiser op 12 april 2021 voor 15,45% arbeidsongeschikt was en beëindigde zijn uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische beperkingen onjuist waren vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser op 14 juni 2021 15,45% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat alle klachten van eiser adequaat zijn meegenomen in de beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft overtuigend gemotiveerd waarom er geen aanvullende beperkingen nodig waren. Eiser heeft geen andere medische stukken overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft aangetoond dat eiser in staat is om de functies te vervullen die aan hem zijn toegewezen, en dat de arbeidsdeskundige de juiste FML heeft gebruikt.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan op 8 december 2022 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. V.N.P.A.D. Imamkhan).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 14 juni 2021 te beëindigen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift met daarbij rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als [functie] voor gemiddeld 39,54 uur per week. Op 17 mei 2017 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het dienstverband is op 5 november 2017 verbroken. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Het UWV heeft eiser na afloop van de wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 39,95%.
2. Op 19 december 2020 heeft eiser een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 13 april 2021 genomen, dat met het besluit van 24 februari 2022 (het bestreden besluit) in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 12 april 2021 voor 15,45% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 14 juni 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 4 februari 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 maart 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
11 februari 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Zijn klachten zijn sinds de laatste beoordeling alleen maar toegenomen. Eiser vindt dat hij nog steeds beperkt zou moeten worden voor verhoogd persoonlijk risico. De verzekeringsarts B&B heeft niet gemotiveerd waarom deze beperking is vervallen. Ook stelt eiser dat hij vanwege zijn onverminderd aanwezige rugklachten nog steeds beperkt moet worden voor zitten. Verder zijn zonder motivering de beperkingen op het hanteren van lichte voorwerpen tijdens het werk, zware lasten hanteren tijdens het werk en het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk vervallen, terwijl de verzekeringsarts aangeeft dat de FML ongewijzigd wordt aangehouden. De verzekeringsarts B&B is hier in bezwaar ten onrechte niet op ingegaan. Ook vindt eiser dat hij vanwege de CTS-problematiek
(carpaal tunnel syndroom)meer beperkt zou moeten worden, nu de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde kracht en verminderde gevoeligheid van de handen en vingers.
7. Tegen de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit voert eiser aan dat de functies zijn geselecteerd op basis van de onjuiste FML. Ook op basis van de huidige FML vindt eiser de functies niet passend. Er is geen rekening gehouden met de combinatie van klachten en de geduide functies zijn overwegend fysiek belastend. Hij stelt verder dat hij niet voldoet aan de diploma-eis bij de functie met SBC-code 267060, omdat hij geen opleidingsniveau mbo-2 heeft. De functies met SBC-code 267053 en 111180 vindt eiser niet geschikt omdat de belastbaarheid overschreden wordt op zitten (waarbij niet duidelijk is of en hoe lang er vertreden kan worden) en knijp- en grijpkracht.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 15,45% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 14 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 14 juni 2021 15,45% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten klachten aan rug, schouder, nek en CTS rechts, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten informatie van de neuroloog, orthopeed/orthopedisch chirurg en huisarts. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 14 juni 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Bovendien heeft de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd dat eiser niet langer beperkt dient te worden voor verhoogd persoonlijk risico, omdat eiser niet langer de medicatie gebruikt die de reden was voor de beperking. Verder wijst de verzekeringsarts B&B erop dat de verzekeringsarts wel degelijk heeft aangegeven dat de FML zou worden bijgesteld op basis van de verkregen informatie van de behandelende sector. Ook is een deel van de aanpassingen het gevolg van een andere versie van het CBBS [1] . Ten aanzien van de CTS stelt de verzekeringsarts B&B vast dat een deel van de informatie hierover ziet op de periode na 14 juni 2021. Uit de informatie die ziet op de periode tot 14 juni 2021 blijkt dat er inderdaad sprake is van iets verminderde kracht en een wat verminderde gevoeligheid van de middelvinger en de helft van de ringvinger. Met deze beperkingen is volgens de verzekeringsarts B&B al rekening gehouden in de FML door eiser te beperken voor langdurig aaneengesloten of hoogfrequent krachtig grijpen/wringen en het met grote kracht uitoefenen van wring-/schroefbewegingen. De verminderde gevoeligheid leidt niet tot een beperking voor en van de handgrepen, conform de definities in het CBBS 5 handboek, of voor het hanteren van kleine componenten, priegelwerk of het werken met een toetsenbord. Gelet hierop, en gelet op wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 14 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 maart 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 23 maart 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als [functie] , omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. In bezwaar heeft de arbeidsdeskundige B&B drie van de vijf geselecteerde functies laten vervallen. Binnen de CBS-code 111180 heeft de arbeidsdeskundige B&B een geschikt alternatief geselecteerd zodat er uiteindelijk drie geschikte functies resteren.
Het gaat om:
- ( sbc-code 267060) Controleur, tester elektrotechnische apparatuur;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
14. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Verder heeft de arbeidsdeskundige B&B in zijn rapport van 15 juni 2022 uitgelegd dat de juiste FML is gebruikt nu de verzekeringsarts B&B geen aanleiding heeft gezien om de FML van 23 maart 2021 aan te passen. Voor de functie met SBC-code 267060 wordt, in tegenstelling tot wat eiser aanvoert, geen diploma-eis maar een niveau-eis gesteld waaraan eiser voldoet. Ook wordt de belastbaarheid van eiser op zitten niet overschreden, uitgaande van de FML van 23 maart 2021. Eiser kan 8 uur per dag zitten, mits er mogelijkheden zijn om te vertreden, en eiser kan 2 uur aangesloten zitten. Na overleg met de verzekeringsarts B&B bevestigt ook zij dat voor de functies met SBC-code 267053 en 111180 de belastbaarheid op zitten niet overschreden wordt. Voor de toelichting dat deze functies de belastbaarheid op grijp- en knijpkracht niet overschrijden, verwijst de arbeidsdeskundige B&B naar de resultaat functiebeoordeling van 11 februari 2022. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 14 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 84,55% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij 15,45% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiser per 14 juni 2021 te beëindigen, omdat hij per 12 april 2021 15,45% arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 december 2022 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CBBS is het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem, een computersysteem van het UWV dat door verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het UWV wordt gebruikt bij claimbeoordelingen in het kader van de in Nederland geldende arbeidsongeschiktheidswetten (ZW, WAO, WIA en Wajong).