ECLI:NL:RBAMS:2022:8083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
9901744 / CV EXPL 22-7018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor verrichte werkzaamheden met betrekking tot metaalbewerkingsbedrijf en herstelkosten

In deze zaak vordert BLT Techniek B.V. betaling van openstaande facturen van [gedaagde] B.V. voor verrichte werkzaamheden aan een verdiepingsvloer en het aanleggen van een lijngoot. BLT Techniek heeft in 2021 een opdracht gekregen van [gedaagde] voor deze werkzaamheden, maar na de uitvoering ontstonden er geschillen over de kwaliteit van het werk en de betaling van de facturen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de meerwerkfactuur en de lijngootfactuur nog moet betalen, omdat er geen toerekenbare tekortkomingen zijn vastgesteld in de uitvoering van de werkzaamheden door BLT Techniek. De rechter heeft geoordeeld dat de schade aan de lijngoot niet aan BLT Techniek kan worden toegerekend, aangezien [gedaagde] zelf verantwoordelijk was voor het gieten van een epoxyvloer die de situatie verergerde. Daarnaast heeft de rechter de vorderingen van [gedaagde] in reconventie afgewezen, waarin herstelkosten voor de verdiepingsvloer en overheaddeur werden geëist. De kantonrechter heeft BLT Techniek in het gelijk gesteld en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 12.997,72, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9901744 / CV EXPL 22-7018
Uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLT Techniek B.V.,
gevestigd te Urk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde [gemachtigde] ,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eisers in reconventie,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna BLT Techniek en [gedaagde] worden genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 mei 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 12 juli 2022 waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen,
  • de bijeenkomst van partijen op 2 november 2022 (waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden).
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
BLT Techniek is een metaalbewerkingsbedrijf dat metalen en overige constructiewerkzaamheden vervaardigt. [gedaagde] is de moedervennootschap van Food Designer B.V., een bedrijf dat gespecialiseerd is in het produceren en verpakken van (koel)verse producten.
1.2.
In 2021 heeft [gedaagde] opdracht gegeven aan BLT Techniek tot het uitbreiden van een bestaande verdiepingsvloer in een gebouw van Food Designer B.V. BLT Techniek heeft op 23 juni 2021 een opdrachtbevestiging opgesteld waarin de betreffende werkzaamheden staan opgesomd voor een prijs van € 103.863,38. Daarnaast heeft [gedaagde] BLT Techniek opdracht gegeven om een lijngoot aan te leggen voor een bedrag van € 4.993,57. In september 2021 is BLT Techniek begonnen met de werkzaamheden. [gedaagde] heeft het bedrag van € 103.863,38 aan BLT Techniek betaald.
1.3.
Bij het aanleggen van lijngoot zijn er betonresten in de lijngoot terecht gekomen.
1.4.
Op 10 november 2021 heeft BLT Techniek € 4.993,57 aan [gedaagde] gefactureerd voor het aanleggen van de lijngoot (hierna: de lijngootfactuur).
1.5.
Op 16 november 2021 heeft BLT Techniek € 8.004,15 gefactureerd aan [gedaagde] voor meerwerk en extra materialen (hierna: de meerwerkfactuur).
1.6.
Op 9 december 2021 hebben de heer [naam 1] , bestuurder van BLT Techniek, en de heer [naam 2] , bestuurder van [gedaagde] , via WhatsApp de volgende berichten uitgewisseld:
[gedaagde] : “Hoe zit het met de overheaddeur…. Je zou iemand sturen die het kon maken? Ook die deel van de wand die gesloopt moest worden hoe zit het? Hoe zit het met het afvoer goot, vandaag gaan ze beginnen met het epoxy vloer!! Je zou iemand nog sturen voor het verwijderen van beton resten???”
(…)
[naam 1] : “Goedemorgen vriend wij zijn al 2x langsgeweest”
1.7.
Op enig moment heeft [gedaagde] door een ander bedrijf een epoxyvloer over de betonnen vloer laten gieten. Daarbij zijn er epoxyresten in de lijngoot terecht gekomen.
1.8.
Bij e-mail van 3 februari 202 heeft de heer [naam 2] aan de heer [naam 1] geschreven:
“Ik wil even doorgeven dat ik niet tevreden bent met de manier hoe je met ons omgaat, (…)
a) overhead deur: totaal gesloopt onderdelen hebben jullie weg gegooit, deur panelen zijn totaal beschadigd je had beloofd om iemand te sturen om na te kijken maar tot vandaag niemand is gekomen . (…)
c) afvoer goot: je zou het nog fixen en opleveren !! waar zijn de filters afdek plaat die in die put horen te zijn ?? (…)
we hadden ook namens jouw een hogenwerker gehuurd bij boels de kosten daar van is voor [naam bedrijf] ”
1.9.
Bij e-mail van 14 februari 2022 heeft de heer [naam 2] aan de heer [naam 1] geschreven:
“We hadden diverse afspraken gemaakt en je zou 2 weken geleden langs komen ik had je zelf nog gebeld toen je niet kwam opdagen en daarna werd een nieuwe afspraak gemaakt maar je bent ook weer niet komen opdagen en ok niet afgebeld. (…) Ik kan echt niet langer wachten aangezien we:
a. Niet kunnen schoonmaken ivm een niet of een halve opgeleverde afvoerput
(…)
c. Overhead deur die gesloopt is dus we kunnen alarm niet inschakelen.”
1.10.
De heer [naam 1] heeft daarop dezelfde dag per e-mail gereageerd met: “
Ha [naam 2] , das niet waar ik heb gezegd dat ik deze week zou komen. Vorige week kon niet”.
1.11.
Op 18 februari 2022 hebben de heer [naam 2] en de heer [naam 1] met elkaar gesproken over de onderwerpen in de e-mail van de heer [naam 2] van 14 februari 2022.
1.12.
Op 4 maart 2022 heeft BLT Techniek de betonresten en epoxyresten in de lijngoot weggeschuurd met een slijptol. Daarbij zijn deuken ontstaan in de lijngoot.
1.13.
Op 29 maart 2022 en 30 maart 2022 hebben de heer [naam 1] en de heer [naam 2] via WhatsApp de volgende berichten uitgewisseld:
[naam 1] : “Wil jij wel aub rekeningen betalen, ik zit krap en moet andere mensen nog betalen”
[naam 2] : “Hoi vriend, Stuur me aub per email de facturen die nog betaalt moeten worden dan ga ik het regelen”
1.14.
Op 31 maart 2022 heeft de heer [naam 1] de meerwerkfactuur en de lijngootfactuur opnieuw naar de heer [naam 2] gemaild.
1.15.
Op 19 april 2022 hebben de heer [naam 2] en de heer [naam 1] via WhatsApp de volgende berichten uitgewisseld:
[naam 2] : “Hoi vriend, Ik was in spanje en had aangegeven aan [naam 3] om betaling te regelen… Ik ga morgen erachteraan… Mijn excuses voor de vertraging” (…)
[naam 1] : “nog contact gehad met [naam 4] van die deuren
?”
[naam 2] : “Ja… Maar hij kan las in w 19 of 20 leveren.
We kunnen niet zo lang wachten want de verbouwing staat stil door die deur dus we gaan het definitief sluiten en niet meer gebruiken en er komt een panelen want ervoor”
1.16.
Bij brief van 5 mei 2022 heeft een incassobureau namens BLT Techniek [gedaagde] aangemaand om in totaal € 14.871,27 te betalen, bestaande uit de meerwerkfactuur, de lijngootfactuur, rente en kosten. Op 9 mei 2022 heeft het incassobureau [gedaagde] weer verzocht te betalen, met de aankondiging dat [gedaagde] zal worden gedagvaard als betaling voor 12 mei 2022 uitblijft.
1.17.
Bij e-mail van 10 mei 2022 heeft de heer [naam 2] aan de heer [naam 1] geschreven:
“Ik heb een brief van je deurwaarder goed ontvangen de reden van het laat betalen is diverse vertragingen in de bouw en we moesten ook uitzoeken facturen / kosten die we namens BLT hebben betaald !! (…) ik heb de onderaan email van hem ontvangen betreft de facturen die openstaan van jouw kant en de boels facturen die wij namens BLT hebben betaald zoals afgesproken , ik wil deze dossier zsm afronden dus onderaan heb je een exacte specificatie en als bijlage stuur ik je Kopies van alle facturen zo dat je exact kan zien wat we boel hebben betaald . Kan je aub even checken en erop terug komen als er iets niet duidelijk is ?? dan kan ik de verschil naar je overmaken ..”
1.18.
Bij e-mail van 11 mei 2022 heeft het incassobureau namens BLT Techniek onder meer aan de heer [naam 2] geschreven dat er nooit afspraken zijn gemaakt tussen partijen over de kosten voor de hoogwerker en de rijplaten. Daarop heeft de heer [naam 2] dezelfde dag per e-mail gereageerd dat als er een rechtszaak komt, er nog schadevergoeding zal worden geëist voor het hoogteverschil in de verdiepingsvloer en de beschadigde overheaddeur, en dat er geen opdracht is gegeven voor het meerwerk.
1.19.
[gedaagde] heeft Totaalproject van Steenbergen opdracht gegeven om de kosten voor het herstel van het hoogteverschil tussen de oude verdiepingsvloer en de nieuwe verdiepingsvloer en de kosten voor herstel van de lijngoot te begroten. Totaalproject van Steenbergen heeft op 17 mei 2022 een inspectie uitgevoerd en in haar onderzoeksrapport van 28 mei 2022 de kosten voor herstel van de vloer en de lijngoot geschat op € 11.250,- exclusief btw.

2.Vordering en verweer

in conventie
2.1.
BLT Techniek vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 14.917,56, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar over het bedrag van € 12.997,72 vanaf 19 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten slotte vordert BLT Techniek dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
BLT Techniek stelt dat [gedaagde] de meerwerkfactuur (€ 8.004,15) en de lijngootfactuur (€ 4.993,57) nog moet betalen. Het meerwerk is in overleg met de heer [naam 2] verricht. De heer [naam 1] is op 18 februari 2022 bij de heer [naam 2] langs geweest om de openstaande issues te bespreken, waaronder de lijngoot. Die zijn daarna opgelost. Op 30 maart 2022 en 19 april 2022 heeft de heer [naam 2] toegezegd de facturen te betalen. Op grond van de Metaalunievoorwaarden moet [gedaagde] 12% rente betalen over de hoofdsom van (€ 4.993,57 + € 8.004,15 =) € 12.997,72 vanaf 14 dagen na verzending van de betreffende factuur. Op grond van de Metaalunievoorwaarden en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is [gedaagde] ook € 1.309,82 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
2.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BLT Techniek in haar vorderingen, althans tot ontzegging van de vorderingen aan BLT Techniek.
in reconventie
2.4.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat BLT Techniek bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 14.861,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 30 mei 2022.
2.5.
[gedaagde] stelt dat BLT Techniek tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De lijngoot is beschadigd en er zit een niveauverschil in de oude en nieuwe verdiepingsvloer. De herstelkosten daarvoor zijn door Totaalproject van Steenbergen geschat op € 11.250,-. Daarnaast heeft BLT Techniek bij het naar binnen dragen van de betonplaten de overheaddeur beschadigd. De geschatte herstelkosten zijn € 2.825,-. BLT Techniek moet ook de kosten betalen voor het huren van de hoogwerker en de rijplaten (€ 3.290,39,-), aangezien dit is afgesproken tussen partijen. Ten slotte vordert [gedaagde] de kosten voor het deskundigenrapport (€ 786,50). Mocht(en) (een deel van) de vorderingen in conventie worden toegewezen, dan beroept [gedaagde] zich op verrekening.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3.Beoordeling

in conventie en reconventie
3.1.
De vorderingen in conventie en reconventie zijn zodanig met elkaar verweven dat deze gezamenlijk worden beoordeeld. De verschillende onderwerpen van de vorderingen worden hierna één voor één beoordeeld: het meerwerk, de lijngoot, de overheaddeur, de vloer, de rijplaten en de hoogwerker.
de meerwerkfactuur
3.2.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord betwist opdracht te hebben gegeven voor meerwerk. [gedaagde] heeft gesteld dat zij op 12 november 2021 uit coulance heeft toegezegd de factuur te betalen, omdat BLT Techniek had aangegeven dat de overeengekomen aanneemsom niet rendabel was.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam 2] echter erkend dat BLT Techniek in overleg met hem meerwerk heeft verricht. De heer [naam 2] en de heer [naam 1] hebben uitgelegd dat het meerwerk bestond uit voorbereidende werkzaamheden die [gedaagde] eigenlijk zou verrichten. Dat betekent dat voor die voorbereidende werkzaamheden in beginsel moet worden betaald.
3.4.
In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat sprake is van dubbele en onduidelijke posten op de meerwerkfactuur en dat een aantal posten onder de al betaalde werkzaamheden vallen. Dat verweer is onvoldoende toegelicht en slaagt daarom niet, te meer nu de heer [naam 2] eerder al aan BLT Techniek heeft toegezegd de factuur voor de voorbereidende werkzaamheden te zullen betalen. Dat blijkt uit zijn WhatsApp berichten van 29 maart 2022 en 19 april 2022 en zijn e-mail van 10 mei 2022, en heeft de heer [naam 2] tijdens de mondelinge behandeling ook erkend. Dat die betalingstoezeggingen zouden zijn gedaan onder de voorwaarde dat BLT Techniek de lijngoot zou herstellen, zoals [gedaagde] in de conclusie van antwoord heeft gesteld, blijkt niet uit de hiervoor genoemde correspondentie en heeft de heer [naam 2] overigens ook niet herhaald tijdens de mondelinge behandeling.
3.5.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] de meerwerkfactuur van € 8.004,15 nog verschuldigd is.
de lijngoot
3.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat er na de aanleg van de lijngoot betonresten in de lijngoot zaten. Ook staat vast dat er op 4 maart 2022 deuken in de lijngoot zijn ontstaan toen BLT Techniek die betonresten heeft weggeschuurd. [gedaagde] wil de kosten voor het herstel van de lijngoot van BLT Techniek betaald krijgen, omdat – volgens [gedaagde] – BLT Techniek toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van haar verplichting om de lijngoot goed aan te leggen (artikel 6:74 BW). De kantonrechter overweegt als volgt.
3.7.
Voordat BLT Techniek op 4 maart 2022 de betonresten uit de lijngoot heeft verwijderd, heeft [gedaagde] de epoxyvloer over de betonvloer laten gieten. De heer [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat dit het schoonmaken van de lijngoot (het wegschuren van de betonresten en de epoxyresten) heeft bemoeilijkt, waardoor er deuken in de lijngoot zijn gekomen. De heer [naam 1] heeft aangegeven dat de lijngoot ondanks de deuken wel functioneert. De heer [naam 2] heeft dit niet betwist. Uit het onderzoeksrapport van Totaalproject van Steenbergen blijkt ook dat de epoxyvloer gedeeltelijk over de lijngoot is gegoten. Het feit dat de epoxyvloer was gegoten komt voor rekening van [gedaagde] . Daarom kunnen de deuken in de lijngoot niet aan BLT Techniek worden toegerekend. Dit geldt te meer omdat BLT Techniek al eerder vergeefs bij [gedaagde] was langs geweest om de betonresten te verwijderen; volgens de heer [naam 1] is BLT Techniek daarvoor na de aanleg van de lijngoot drie keer bij [gedaagde] langs geweest, maar was dat telkens niet mogelijk omdat er een productielijn stond te draaien. De heer [naam 2] heeft dit betwist en heeft gesteld dat BLT Techniek niet op is komen dagen, maar hij heeft dit niet onderbouwd, terwijl de toelichting van de heer [naam 1] wordt bevestigd door de WhatsApp correspondentie van 9 december 2021 (
[gedaagde] : ‘Je zou iemand nog sturen voor het verwijderen van beton resten???’ (…) [naam 1] : ‘Goedemorgen vriend wij zijn al 2x langsgeweest’). De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat BLT Techniek inderdaad bij [gedaagde] langs is geweest voordat de epoxyvloer is gegoten, maar de lijngoot toen niet heeft kunnen schoonmaken.
3.8.
Het voorgaande betekent dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming door BLT Techniek. BTL Techniek hoeft daarom de schade aan de lijngoot niet aan [gedaagde] te vergoeden. Het beroep op opschorting in conventie slaagt daarom ook niet. BLT Techniek heeft een functionerende lijngoot aangelegd en [gedaagde] moet daarvoor betalen. Dat betekent dat [gedaagde] de lijngootfactuur aan BLT Techniek verschuldigd is.
het hoogteverschil in de vloer
3.9.
[gedaagde] heeft ook schadevergoeding gevorderd voor het herstellen van het niveauverschil tussen de bestaande betonnen verdiepingsvloer en de nieuwe betonnen verdiepingsvloer. BLT Techniek heeft erkend dat dit niveauverschil er zit, maar heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat dat verschil is ontstaan door een sandwichpaneel dat daar stond dat [gedaagde] zou weghalen voordat de betonvloer zou worden gestort. Dat sandwichpaneel was niet weggehaald en de heer [naam 2] heeft gezegd dat het beton ertegenaan kon worden gestort. Pas na het storten van de epoxylaag is het paneel weggehaald. De heer [naam 2] heeft dit niet betwist. Aangezien [gedaagde] heeft gezegd dat het beton tegen het paneel kan worden aangestort, kan het niveauverschil in de betonvloer niet aan BLT Techniek worden toegerekend. Dat betekent dat BLT Techniek de gevorderde kosten voor het herstellen van het niveauverschil in de betonvloer niet aan [gedaagde] hoeft te betalen.
de overheaddeur
3.10.
Op 19 april 2022 heeft de heer [naam 2] tegen de heer [naam 1] in een WhatsApp bericht geschreven dat hij de deur definitief gaat sluiten en niet meer gaat gebruiken en dat er een panelen wand komt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam 2] dat bevestigd. De heer [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij de kosten in deze procedure toch heeft gevorderd, omdat BLT Techniek de facturen van Boels niet wil betalen. Dat beeld wordt bevestigd door de correspondentie van de heer [naam 2] van 10 mei 2022 en 11 mei 2022 aan BLT Techniek (zie 1.17 en 1.18). Tegen het einde van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] gezegd dat hij de kosten voor de overheaddeur voor zijn rekening neemt. Daaruit maakt de kantonrechter op dat [gedaagde] het bedrag van € 2.825,- niet langer vordert en haar eis met dat bedrag vermindert. BLT Techniek zal daarom niet worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
de hoogwerker en de rijplaten
3.11.
[gedaagde] heeft in reconventie € 3.290,39 gevorderd voor de huur van rijplaten en een hoogwerker bij Boels. [gedaagde] heeft gesteld dat toen BLT Techniek met haar werkzaamheden wilde beginnen op 13 oktober 2021, zij geen rijplaten en geen hoogwerker
bij zich had en deze daarom ter plaatse telefonisch heeft gehuurd bij Boels via het account van [gedaagde] . Partijen hebben volgens [gedaagde] afgesproken dat BLT Techniek deze kosten draagt. [gedaagde] wijst ook op de opdrachtbevestiging, waaruit blijkt dat de huur van de kraan, heftruck en hoogwerkers onderdeel zijn van de overeengekomen prijs.
3.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam 1] het volgende gezegd. Hij heeft de rijplaten en de hoogwerker in opdracht van [gedaagde] gehuurd. BLT Techniek had de hoogwerker namelijk nodig voor de voorbereidende werkzaamheden, die niet waren inbegrepen bij de opdrachtbevestiging. De heer [naam 2] wilde dat BLT Techniek bij die voorbereidende werkzaamheden ook rijplaten zou gebruiken om problemen met de gemeente te voorkomen. Voor de werkzaamheden die op de opdrachtbevestiging staan heeft BLT Techniek daarna haar eigen hoogwerker gebruikt. De gehuurde hoogwerker is in die periode blijven staan ondanks dat BLT Techniek [gedaagde] erop heeft gewezen dat deze terug kon naar Boels. Er is nooit afgesproken dat de huurkosten voor BLT Techniek kwamen.
3.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. De heer [naam 2] heeft in zijn e-mail van 3 februari 2022 aan de heer [naam 1] wel geschreven dat de kosten voor de hoogwerker voor rekening van BLT Techniek komen, maar BLT Techniek heeft dat niet bevestigd. [gedaagde] heeft verder niet onderbouwd waaruit blijkt dat dit tussen partijen is afgesproken, zodat die stelling faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. De heer [naam 2] heeft niet betwist dat de gehuurde hoogwerker is gebruikt voor de voorbereidende werkzaamheden. Dat betekent dat, anders dan [gedaagde] stelt, de huurkosten voor de hoogwerker niet onder de overeengekomen prijs in de opdrachtbevestiging vallen. In de opdrachtbevestiging waren immers de voorbereidende werkzaamheden niet opgenomen; dat betrof meerwerk (zie 3.3).
3.14.
Voor de rijplaten geldt ook dat de heer [naam 1] onbetwist heeft gesteld dat deze zijn gebruikt voor de voorbereidende werkzaamheden. Ook hiervoor geldt dat nergens uit blijkt dat partijen hebben afgesproken dat deze kosten voor BLT Techniek zouden komen. Bovendien ligt het voor de hand dat het de heer [naam 2] was die graag wilde dat BLT Techniek rijplaten zou gebruiken voor de voorbereidende werkzaamheden om problemen met de gemeente te voorkomen, en niet BLT Techniek. BLT Techniek heeft namelijk in haar opdrachtbevestiging ook geen kosten opgenomen voor het huren van rijplaten.
3.15.
Gelet op al het voorgaande heeft [gedaagde] haar vordering tot betaling van de huurkosten van Boels onvoldoende onderbouwd, zodat die vordering wordt afgewezen.
conclusie
3.16.
De conclusie van al het voorgaande is dat de vorderingen in conventie tot betaling van de meerwerkfactuur en de lijngootfactuur worden toegewezen en de vorderingen in reconventie worden afgewezen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van € 12.997,72 aan BLT Techniek.
rente
3.17.
BLT Techniek heeft over dat bedrag een rente van 12% gevorderd op grond van de Metaalunievoorwaarden. [gedaagde] heeft betwist dat de voorwaarden conform de wet aan haar ter hand zijn gesteld, zodat de voorwaarden niet van toepassing zijn en de Metaalunievoorwaarden moeten worden vernietigd.
3.18.
BLT Techniek heeft wel gesteld dat de Metaalunievoorwaarden naar [gedaagde] zijn gestuurd, maar dat is niet gebleken en BLT Techniek heeft dat ook niet onderbouwd. Dat had wel op haar weg gelegen. De enkele stelling dat partijen al jarenlang zaken doen met elkaar en BLT Techniek de Metaalunievoorwaarden altijd hanteert, is, zonder nadere onderbouwing, ook onvoldoende. Het beroep op vernietiging kan daarom worden gehonoreerd. Dat betekent dat de contractuele rente van 12% niet wordt toegewezen. De kantonrechter zal wel het mindere toewijzen, te weten de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW, vanaf 19 mei 2022.
buitengerechtelijke incassokosten
3.19.
BLT Techniek vordert € 1.309,82 aan buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft dat gebaseerd op de Metaalunievoorwaarden, maar ook voor die vordering geldt dat [gedaagde] een beroep heeft gedaan op vernietiging van die voorwaarden. Gelet op het voorgaande kan dat beroep worden toegewezen.
3.20.
Wel is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing, omdat [gedaagde] na de ingebrekestelling van 5 mei 2022 in ieder geval vanaf die datum in verzuim is met haar betalingsverplichtingen. BLT Techniek heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en de kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief van € 924,17.
(proces)kosten
3.21.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in zowel conventie als reconventie. De kosten aan de zijde van BLT Techniek in conventie worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 108,19
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde € 746,00 (2,0 punten x tarief € 373,-)
Totaal € 2.238,19
3.22.
De kosten van BLT Techniek voor wat betreft salaris gemachtigde in reconventie worden begroot op nihil, aangezien er geen aparte conclusie van antwoord in reconventie is ingediend en gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd op de vorderingen in reconventie. Het verweer tegen de vorderingen in reconventie valt feitelijk samen met de ingenomen standpunten in conventie.
3.23.
Hierna in de paragraaf ‘BESLISSING’ staat welk bedrag [gedaagde] moet betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval BLT Techniek), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt [gedaagde] om aan BLT Techniek te betalen:
- een bedrag van € 12.997,72, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 19 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
- een bedrag van € 924,17 aan buitengerechtelijke incassokosten,
II. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van BLT Techniek tot op heden begroot op € 2.238,19,
III. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
IV. wijst de vorderingen af,
V. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van BLT Techniek tot op heden begroot op nihil,
in conventie en in reconventie
VI. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van BLT Techniek ontstane nakosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde,
VII. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. T. Kok, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2022.
De griffier De kantonrechter