ECLI:NL:RBAMS:2022:8091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2039
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening bijstandsuitkering en terugvordering op basis van kostendelersnorm

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bijstandsontvanger, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres ontving een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande, maar haar uitkering werd herzien omdat haar dochter, die eerder studeerde, niet langer recht had op studiefinanciering. De herziening ging terug tot 1 januari 2021, waarbij de kostendelersnorm werd toegepast, wat resulteerde in een verlaging van de uitkering met 50%. Eiseres betwistte deze herziening en de terugvordering van een bedrag van € 1.536,35, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had gehandeld. De rechtbank overwoog dat de dochter van eiseres, ouder dan 21 jaar, niet meer als studerend kon worden aangemerkt en dat de kostendelersnorm van toepassing was. Eiseres voerde aan dat de terugvordering onredelijke financiële gevolgen had, maar de rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de besluiten van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2039

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 10 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres herzien over de periode van 1 januari 2021 tot en met
31 mei 2021 en een bedrag van € 1.536,35 teruggevorderd op grond van de Pw [1] .
Met een besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 september 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter, [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Eiseres woont samen met haar dochter. De dochter van eiseres is afgestudeerd op
31 december 2020. Uit een rapport van 11 februari 2021 volgt dat in Suwinet geregistreerd staat dat de dochter nog steeds aan het studeren is. Verweerder heeft daarom de uitkering ongewijzigd voortgezet. Op 3 juni 2021 is doorgegeven dat de dochter is afgestudeerd. Met een besluit van 8 juni 2021 is daarom de bijstandsuitkering van eiseres gewijzigd en is de kostendelersnorm vanaf 1 januari 2021 toegepast. Dit betekent dat de bijstandsuitkering van eiseres met 50% is verlaagd.
2. Met het bestreden besluit is de herziening van de bijstandsuitkering van eiseres over de periode vanaf 1 januari 2021 en alsook de terugvordering van een bedrag van € 1.536,35 gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de dochter van eiseres wordt aangemerkt als kostendeler nu zij ouder is dan 21 jaar en vanaf 31 december 2020 geen studie meer volgt. Eiseres kan daarom de kosten van levensonderhoud delen met haar dochter.
Standpunt eiseres
3. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte de uitkering over de gehele periode van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2021 heeft herzien. Verweerder heeft al eens onderzoek gedaan naar de bijstandsuitkering van eiseres en toen geconcludeerd dat de kostendelersnorm niet van toepassing is. Verweerder kan daar volgens eiseres niet nu nog op terugkomen. Eiseres heeft nader aangevoerd dat de dochter van eiseres de deadline voor de inschrijving voor een masteropleiding had gemist en moeilijk een baan kon vinden waardoor alsnog toepassing van de kostendelersnorm grote financiële gevolgen heeft voor eiseres. Dit is extra zuur en onevenredig omdat per 1 januari 2023 de leeftijdsgrens bij toepassing van de kostendelersnorm wordt verhoogd naar 27 jaar. De gemeente Rotterdam past dit al toe vanaf 1 juli 2022 en dit zou verweerder ook moeten doen. Verder betoogt eiseres dat de terugvordering onevenredige financiële gevolgen heeft voor haar.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage.
Het oordeel van de rechtbank
5. Zoals ook in vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] wordt overwogen, heeft de wetgever met het invoeren van de kostendelersnorm beoogd dat bij de vaststelling van de toepasselijke bijstandsnorm direct rekening wordt gehouden met de voordelen van het
delen van de kosten met één of meer personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Niet relevant is of de medebewoners de kosten feitelijk delen en of elk van hen daadwerkelijk bijdraagt in die kosten. De aard van het inkomen van elk van de kostendelende bewoners speelt geen rol.
Herziening van de bijstandsuitkering
6. De rechtbank stelt vast dat de dochter van eiseres ten tijde van belang ouder is dan 21 jaar en geen recht heeft op studiefinanciering per 1 januari 2021, omdat zij vanaf die datum niet langer studeerde. De rechtbank begrijpt dat de dochter van eiseres zich niet meer kon inschrijven voor haar studie omdat de deadline was verlopen. De rechtbank gaat er van uit dat dat een (jammerlijke) vergissing is geweest, maar feit is dat de dochter van eiseres daardoor niet een persoon is die onderwijs volgt als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onder d, sub 1 van de Pw. Op grond hiervan heeft verweerder de dochter terecht aangemerkt als een kostendelende medebewoner. De rechtbank ziet in het geheel van omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, zijnde de wetswijziging per 1 januari 2023, de onduidelijkheid over de inschrijving voor de masterstudie en het volgens eiseres gebrekkige onderzoek van verweerder van 11 februari 2021, geen reden op grond waarvan verweerder van herziening had af behoren te zien. Voor zover het betoog van eiseres zou moeten worden opgevat als een beroep op een gerechtvaardigd vertrouwen dat verweerder na het onderzoek in februari 2021 de kostendelersnorm zou moeten blijven toepassen, is de rechtbank het met dat betoog niet eens. Verweerder heeft mogen afgaan op de (bron)gegevens in Suwinet nu er verder geen reden was om te twijfelen aan deze gegevens. Volgens die gegevens stond de dochter nog als studerend ingeschreven. Dat de leeftijdsgrens voor de kostendelersnorm in de Participatiewet per 1 januari 2023 zal worden verhoogd naar 27 jaar brengt niet mee dat verweerder rechtens gehouden zou zijn om daar in het geval van eiseres op te anticiperen. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de gemeente Rotterdam wel op de wetswijziging anticipeert.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid de bijstandsuitkering herzien over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2021 naar een uitkering waarop de kostendelersnorm van toepassing is. [3]
Terugvordering van de bijstandsuitkering
8. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres aldus dat zij een beroep doet op dringende redenen als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de PW op grond waarvan verweerder van de terugvordering had behoren af te zien. Dringende redenen als hier bedoeld doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.
9. Verweerder heeft op grond van artikel 58, tweede lid, van de Pw de uitkering teruggevorderd. Verweerder heeft hierover beleid [4] opgesteld waarin is opgenomen dat in beginsel altijd wordt overgegaan tot terugvordering, dus ook in de gevallen genoemd in artikel 58, tweede lid, van de Pw.
10. De rechtbank ziet in het geheel van omstandigheden die door eiseres zijn aangevoerd geen dringende redenen op grond waarvan verweerder van terugvordering had behoren af te zien. Ten aanzien van de gestelde precaire financiële situatie van eiseres vindt de rechtbank dat zij dit onvoldoende met stukken heeft onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de te veel betaalde bijstandsuitkering wordt verrekend met de bijstandsuitkering van eiseres waarbij rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.
11. Gelet op het bovenstaande kon verweerder in redelijkheid overgaan tot de terugvordering van de te veel betaalde uitkering.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Artikel 16, eerste lid, van de Pw
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Artikel 19a eerste lid, onder d, sub 1 van de Pw
Onder de kostendelende medebewoner wordt verstaan de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en niet een persoon is die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan.
Artikel 22a van de Pw
Schrijft de norm voor een bijstandsuitkering voor indien de belanghebbende van 21 jaar of ouder een of meer kostendelende medebewoners heeft.
Artikel 54, derde lid, van de Pw
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, tweede lid, van de Pw
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
b. in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;
c. voortvloeit uit gestelde borgtocht;
d. ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;
e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of
f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:
1. de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken;
2. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
Artikel 58, achtste lid, van de Pw
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Voluit: Participatiewet.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2797.
3.Artikel 54, derde lid, van de Pw.
4.Artikel 2, onder b, van de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022.