Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Bydgoszcz, III Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the Local Court in Radzyń Podlaski(Polen) van 27 april 2011 (referentienummer: II K 159/10).
4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
6.Artikel 11 OLW: verweer inzake family life
family lifezoals bedoeld in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de zaak aan te houden, om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële vraag te stellen, die luidt: “kan de opgeëiste persoon een duurzaam verblijfsrecht afleiden van zijn echtgenote?”
family life. Dit is vaste jurisprudentie, dus er is geen reden om de zaak aan te houden om hierover opheldering te vragen.
family lifelevert daarom geen beletsel op voor overlevering. De rechtbank ziet geen reden om een prejudiciële vraag te stellen over het vermeende afgeleid duurzaam verblijfsrecht van de opgeëiste persoon, nu de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat geen sprake is van een afgeleid duurzaam verblijfsrecht en het stellen van een prejudiciële vraag dus niet noodzakelijk is voor de afdoening van deze zaak.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[naam opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz, III Penal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.