ECLI:NL:RBAMS:2022:8160

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/058457-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak met betrekking tot diefstal met geweld

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 10 maart 2022. Het EAB was uitgevaardigd door de District Court in Słupsk, Polen, op 22 april 2021, en betreft een vrijheidsstraf van één jaar voor de opgeëiste persoon, die de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat de oproep voor de zitting rechtsgeldig was betekend, ondanks dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was.

De rechtbank heeft geconstateerd dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kon beslissen over de verlenging van de beslistermijn. Dit leidde tot de conclusie dat er geen grondslag meer was voor de overleveringsdetentie. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht kwalificeert als diefstal, voorafgegaan door geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, conform de bepalingen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/058457-22
RK nummer: 22/1320
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 april 2021 door
the District Court in Słupsk, II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
verblijfadres: [adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 december 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is niet aanwezig ter zitting. De oproep is aan haar laatst bekende adres betekend, maar de opgeëiste persoon blijkt daar niet meer te verblijven. De oproep is vervolgens aan het openbaar ministerie betekend. Als niet-gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon is aanwezig mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem. Nu de oproep rechtsgeldig is betekend, heeft de rechtbank de vordering behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the Regional Court in Słupsk(Polen) van 16 maart 2017 (referentienummer: XIV K 739/16).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 363 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Słupsk, II Criminal Department(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.