ECLI:NL:RBAMS:2022:8191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
13-043601-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak tegen verdachte in verband met straatroven van exclusieve horloges

In deze ontbindingszaak, die voortvloeit uit een eerder veroordelend vonnis, heeft de rechtbank Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan over de ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen de veroordeelde. De zaak betreft een reeks straatroven waarbij exclusieve horloges zijn gestolen. De veroordeelde, geboren in 1999 en gedetineerd, is eerder veroordeeld voor zijn rol in deze straatroven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die stelde dat de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 6.735,00 had behaald uit de verkoop van de gestolen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in alle gevallen kon worden aangetoond dat hij had geprofiteerd van de verkoop van de gestolen horloges. Na beoordeling van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokken partijen, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 5.979,99, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 119 dagen, mocht de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/043601-19 en 13/178144-19 (ontneming) (Promis)
Datum uitspraak: 6 december 2022
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummers 13/04360119 en 13/178144-19 tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres veroordeelde] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, en van wat veroordeelde en zijn raadsman, mr. N.D. de Fluiter, naar voren hebben gebracht.
De zaak is tegelijk op de zitting behandeld met de ontnemingszaken tegen medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] (13/049852-19 en 13/178154-19) en [medeveroordeelde 2] (13/051296-19 en 13/178203-19). De rechtbank doet vandaag in de zaken van de drie veroordeelden uitspraak.

2.De vordering en de grondslag daarvan

De officier van justitie heeft op 29 september 2022 een ontnemingsvordering (hierna: vordering) ingediend bij deze rechtbank, die ter terechtzitting van 2 oktober 2020 werd aangekondigd. De officier van justitie heeft deze vordering op de zitting van 25 oktober 2022 toegelicht.
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 14 december 2020 onder meer veroordeeld voor:
(zaak 1: [benadeelde partij 1] )
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
(zaak 2: [benadeelde partij 2] ) en (zaak 5: [benadeelde partij 3] )
telkens: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen; en
(zaak 3: [benadeelde partij 4] ) en (zaak 4: [benadeelde partij 5] )
telkens: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Dit vonnis is sinds 29 december 2020 onherroepelijk. Veroordeelde heeft volgens de officier van justitie door middel van deze strafbare feiten € 6.735,00 (het wederrechtelijk verkregen voordeel) verdiend. Dat bedrag zou veroordeelde aan de Staat moeten betalen.
De vordering is gebaseerd op artikel 36e Sr en beoogt het wederrechtelijk voordeel te ontnemen dat is verkregen uit de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is vastgesteld dat veroordeelde in zaak 1 heeft meegedeeld in de opbrengst van de verkoop van het horloge van [benadeelde partij 1] . Daarom moet € 755,00 in mindering worden gebracht op het bedrag van € 6.735,00, zoals berekend in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van 20 januari 2022.
De officier van justitie heeft verzocht om € 5.980,00 (€ 6.735,00 - € 755,00) toe te wijzen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in zaken 1 en 3 bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de weggenomen horloges van respectievelijk [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] zijn verkocht, zodat niet kan worden vastgesteld dat veroordeelde heeft meegedeeld in een eventuele opbrengst van de verkoop van deze horloges.
De raadsman heeft ten aanzien van zaken 2, 4 en 5 geen verweren gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De vordering is gegrond op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport). Het in het rapport berekende wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de onderliggende zaaksdossiers van het onderzoek ‘13Pellaea’ en het veroordelend vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2020 (hierna: het veroordelend vonnis). In het veroordelend vonnis is vastgesteld dat de veroordeelde zich in de periode van 27 januari 2019 tot en met 20 februari 2019, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan straatroven, waarbij goederen – waaronder (exclusieve) horloges – zijn weggenomen van
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 3] . De opsteller van het rapport heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de winst die de veroordeelde met de verkoop van deze weggenomen goederen zou hebben verdiend.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu het rapport is gegrond op de aan de strafzaak ten grondslag liggende wettige bewijsmiddelen, gaat de rechtbank – voor zover de rechtbank hierna niet tot een ander oordeel komt – uit van de juistheid van de berekening. De rechtbank zal per zaak beoordelen wat de opbrengst van de verkoop van de horloges is geweest, van welke opbrengsten veroordeelde profijt heeft gehad en welke delen van de opbrengsten dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt.
Zaak 1: [benadeelde partij 1]
Veroordeelde werd kort na de beroving van het horloge van [benadeelde partij 1] aangehouden, waarna hij in het kader van het voorarrest in de strafzaak gedetineerd raakte.
De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat veroordeelde heeft meegedeeld in de opbrengst van de verkoop van het horloge van [benadeelde partij 1] , zodat de opbrengst van de verkoop van het horloge van [benadeelde partij 1] niet zal worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde.
Zaak 2: [benadeelde partij 2]
Uit het veroordelend vonnis komt naar voren dat veroordeelde heeft verklaard dat het bij [benadeelde partij 2] weggenomen horloge voor € 7.200,00 is verkocht in België, waarna hij en zijn drie mededaders de opbrengst onderling hebben verdeeld waarbij een ieder
€ 1.800,00 heeft gekregen. Uit het rapport volgt dat € 7.200,00 een aannemelijke opbrengst is voor de verkoop van het bij [benadeelde partij 2] weggenomen horloge. [1] Nu de opbrengst door vier daders is verdeeld wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel ten behoeve van veroordeelde vastgesteld op één vierde deel van € 7.200,00, te weten op € 1.800,00.
Zaak 3: [benadeelde partij 4]
In het veroordelend vonnis is vastgesteld dat veroordeelde samen met twee mededaders [benadeelde partij 4] ‘s nachts heeft beroofd van zijn horloge, waarna veroordeelde het horloge in de ochtend heeft verkocht in België. [2] Uit het rapport komt naar voren dat € 3.940,00 een aannemelijke opbrengst vormt voor de verkoop van het bij [benadeelde partij 4] weggenomen horloge. [3] De rechtbank concludeert dat de verkoop van het horloge verband houdt met het doel dat veroordeelde en zijn mededaders voor ogen hadden met het stelen van het horloge, namelijk op een snelle wijze geld verkrijgen. Daarmee is aannemelijk dat veroordeelde en zijn mededaders de opbrengst van de verkoop van het horloge gelijkwaardig hebben verdeeld, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel ten behoeve van veroordeelde wordt vastgesteld op één derde deel van € 3.940,00, namelijk € 1.313,33.
Zaak 4: [benadeelde partij 5]
Uit het veroordelend vonnis komt naar voren dat minimaal drie daders, waaronder veroordeelde, betrokken zijn geweest bij de beroving van [benadeelde partij 5] , waarbij zijn MacBook en een horloge zijn weggenomen. [4] Op basis van een op 19 februari 2019 opgenomen OVC-gesprek tussen veroordeelde, [medeveroordeelde 2] en medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 3] stelt de rechtbank vast dat de gestolen MacBook is verkocht voor € 600,00 en het gestolen horloge voor € 4.000,00. Uit het rapport komt naar voren dat dit aannemelijke verkoopprijzen zijn voor deze gestolen goederen, zodat het aannemelijk is dat de opbrengst van de verkoop van deze goederen neerkomt op € 4.600,00. [5] Zoals is overwogen in zaak 3 concludeert de rechtbank dat de verkoop van de gestolen goederen verband houdt met het doel dat veroordeelde en zijn mededaders voor ogen hadden met het stelen daarvan. Daarmee is aannemelijk dat veroordeelde en zijn mededaders de opbrengsten van de verkoop van de MacBook en het horloge gelijkwaardig hebben verdeeld, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel ten behoeve van veroordeelde wordt vastgesteld op één derde deel van € 4.600,00, namelijk € 1.533,33.
Zaak 5: [benadeelde partij 3]
In het veroordelend vonnis is vastgesteld dat veroordeelde samen met twee mededaders [benadeelde partij 3] heeft beroofd van zijn horloge. [6] Uit een op 18 februari 2019 opgenomen OVC-gesprek tussen veroordeelde en zijn medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 3] komt naar voren dat het horloge is verkocht voor € 4.000,00. Uit het rapport komt naar voren dat € 4.000,00 een aannemelijke opbrengst vormt voor de verkoop van het gestolen horloge van [benadeelde partij 3] . [7] Op basis van dezelfde redenering als in zaken 3 en 4, acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde en zijn mededaders de opbrengst van de verkoop van het horloge gelijkwaardig hebben verdeeld. Het wederrechtelijk verkregen voordeel ten behoeve van veroordeelde wordt daarom vastgesteld op één derde deel van € 4.000,00, te weten € 1.333,33.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde wederrechtelijk voordeel verkregen uit de opbrengsten van de verkoop van de weggenomen goederen van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 3] . De rechtbank schat de opbrengsten van de verkoop van de goederen op:
Zaak Opbrengst
2 € 7.200,00
3 € 3.940,00
4 € 4.600,00
5 € 4.000,00
------------- +
€ 19.740,00
Nu aannemelijk is dat veroordeelde de opbrengsten met zijn mededaders heeft gedeeld, waarbij ieder een gelijk deel heeft ontvangen, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel ten behoeve van de veroordeelde op:
Zaak Opbrengst Aantal verdachten Opbrengst per persoon
2 € 7.200,00 4 € 1.800,00
3 € 3.940,00 3 € 1.313,33
4 € 4.600,00 3 € 1.533,33
5 € 4.000,00 3 € 1.333,33
------------- +
Wederrechtelijk verkregen voordeel:€ 5.979,99

4.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 5.979,99.
De raadsman heeft – onder verwijzing naar het ontnemingsvonnis van 11 oktober 2022 in de zaak van medeveroordeelde [medeveroordeelde 3] – verzocht om het te ontnemen bedrag te matigen. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat veroordeelde op basis van het veroordelend vonnis nog lange tijd aan verschillende betalingsverplichtingen moet voldoen wegens toegewezen vorderingen tot schade-vergoeding van benadeelde partijen, opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en daaraan verbonden wettelijke rentes.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet in mindering kunnen strekken op de vordering, omdat deze nog niet door veroordeelde zijn voldaan. Conform artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering kan betaling van de vordering(en) van de benadeelde partij(en) in een later stadium leiden tot aanpassing van het ontnemingsbedrag of tot uitbetaling van een deel van het ontnomen bedrag aan de benadeelde partij. De rechtbank ziet geen aanleiding daarop vooruit te lopen.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 5.979,99.
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 5.979,99. (vijfduizendnegenhonderdnegenenzeventig euro en negenennegentig eurocent) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 119 (honderdnegentien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. Ch. A. van Dijk en B.K.M. Thuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
6 december 2022.

Voetnoten

1.Een geschrift, inhoudende een rapport berekening wedererechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e 2e lid Sr d.d. 20 januari 2022 met proces-verbaalnummer 2019020539 (onderzoek: ‘13Pellaea’), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , rechercheur bij de Eenheid Amsterdam Team Financiële Opsporing (hierna: het rapport), p. 7-8.
2.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2020 (hierna: het vonnis), paragraaf 5.3.9.3, p. 27-29.
3.Het rapport, p. 8.
4.Het vonnis, paragraaf 5.3.10, p. 29-32.
5.Het rapport, p. 8-9.
6.Het vonnis, p. 5.3.11, p. 32-36.
7.Het rapport, p. 8.