Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 250.000,- alleen ziet op de vergoedingen voor langdurige zorg. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
Uitzondering van de verzekeringsplicht ingevolge de AWBZ ten behoeve van de voormalige werknemers van volkenrechtelijke organisaties is alleen dan gerechtvaardigd indien die regeling de vergelijking met de AWBZ grosso modo kan doorstaan.
Grosso modo, omdat de regelingen van internationale organisaties betrekking kunnen hebben op stelsels van gezondheidszorg in meerdere staten. In het besluit wordt een minimale omvang van het recht op zorg, dan wel op vergoeding voor de kosten daarvan, uit hoofde van de regeling van de organisatie verlangd om uitgezonderd te zijn van de AWBZ-verzekering. Hierdoor wordt zoveel mogelijk voorkomen dat betrokkenen, indien zij komen te staan voor niet-gedekte kosten van zorg, in financiële problemen geraken’. Hieruit volgt dat de wetgever expliciet de vergelijking met de AWBZ maakte, die als voorloper van de Wlz, de verstrekking en financiering van de langdurige zorg regelde.
Dit is gedaan om te voorkomen dat de verzekeringsdekking van betrokkene te gering is om kosten van bijvoorbeeld langdurige verpleging en verzorging te kunnen betalen.’ Ook hierin leest de rechtbank dat het in artikel 21, derde lid, van het Besluit (dat ziet op het door de Minister vastgestelde minimumbedrag) gaat over vergoedingen voor langdurige zorg.
€ 250.000.-. De rechtbank is van oordeel dat eiser deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank licht dit hierna toe.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na ontvangst van de stukken van eiser een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiser dient te betalen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.