In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2022 een ambtshalve zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofrenie en een autismespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene, geboren in 1982, een aanzienlijk risico op levensgevaar of ernstig lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht, wat leidde tot de noodzaak van verplichte zorg. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de betrokkene medicatietrouw was en openstond voor behandeling, maar dat er geen mogelijkheden waren voor passende zorg op vrijwillige basis. De officier van justitie had aanvankelijk geen zorgmachtiging willen aanvragen, maar de rechtbank besloot anders, gezien de ernst van de situatie en het gebrek aan alternatieven.
De rechtbank baseerde haar beslissing op een medische verklaring van psychiater N. Ruhl, die de diagnose van psychosegevoeligheid en een verstandelijke beperking had gesteld. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene in een gestructureerde omgeving moest worden geplaatst om het risico op agressie te beperken. De zorgmachtiging is geldig voor een periode van zes maanden en omvat verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank benadrukte dat de zorgmachtiging bij voorraad uitvoerbaar is en binnen twee weken ten uitvoer moet worden gelegd. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.