ECLI:NL:RBAMS:2022:8339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
13-118054-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een medewerker in de zorg door middel van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van een zorgmedewerker op 9 mei 2022 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 24 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, de vordering heeft ingediend. De verdachte heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een alarmpistool, tegen het hoofd van het slachtoffer gehouden en de trekker overgehaald. De rechtbank oordeelde dat, ongeacht het feit dat het slachtoffer zich niet bedreigd voelde, er bij de verdachte opzet was om een bedreiging te creëren, wat voldoende was om tot een bewezenverklaring van de bedreiging te komen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en heeft een gevangenisstraf van één maand opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank ambtshalve een zorgmachtiging afgegeven, omdat de verdachte openstond voor behandeling en er zorgen waren over zijn psychische toestand. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen wapen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-118054-22 (Promis)
Datum uitspraak: 7 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
Inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadslieden mr. E.J. van Gils en mr. J. Kuijper (Wvggz) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van bedreiging van [slachtoffer] op 9 mei 2022 in Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft een op echt gelijkend wapen tegen het hoofd van [slachtoffer] geplaatst. Het feit dat [slachtoffer] hierdoor zelf niet bang werd, is niet van belang voor de vraag of het handelen van verdachte als bedreiging kan worden gekwalificeerd. Vereist is dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij zich niet bedreigd voelde. Er kon bovendien bij hem geen redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ten uitvoer zou worden gelegd, omdat hij dacht dat het wapen nep was. Daardoor is er geen sprake van een strafbare bedreiging.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat – gelet op de wettige bewijsmiddelen – verdachte op 9 mei 2022 een alarmpistool tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gezet en de trekker heeft overgehaald. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert. Het feit dat [slachtoffer] zich in deze situatie niet bedreigd heeft gevoeld doet daar niet aan af. Het betreft een geobjectiveerde toets – had in redelijkheid de vrees kunnen ontstaan en was de opzet daarop gericht -, die bij de beoordeling of sprake is geweest van een bedreiging van zwaarder gewicht is dan hoe het slachtoffer zelf (subjectief) de bedreiging heeft ervaren. De rechtbank overweegt dat het plaatsen van een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer] en het daarna overhalen van de trekker naar zijn aard geschikt is om de redelijke vrees te doen laten ontstaan dat een misdrijf tegen het leven gericht daadwerkelijk gepleegd kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank levert deze handeling daarom een bedreiging op.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 9 mei 2022 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die
[slachtoffer] te richten en vervolgens de trekker van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp over te halen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De straf
7.1.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Verder heeft de officier gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een zorgmachtiging niet in de rede ligt. Verdachte is medicatietrouw en staat open voor behandeling. Er zijn veel pogingen gedaan om de verdachte te plaatsen op een plek waar hij de zorg krijgt die hij nodig heeft. Tot aan de dag van de zitting is dit niet gelukt. De rechtbank kan door middel van een zorgmachtiging de plaatsing in een kliniek niet afdwingen indien er geen plek is. De officier van justitie is daarom van mening dat het opleggen van een straf met bijzondere voorwaarden meer soelaas biedt en er geen zorgmachtiging afgegeven dient te worden. Om die reden heeft de officier van justitie geen verzoekschrift ingediend.
7.1.2.
Standpunt van de verdediging
Mr. Van Gils heeft aangevoerd dat de straf zoals geëist door de officier van justitie te hoog is. Er is geen ruimte om een straf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis zit. Als de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat verzoekt de raadsman de rechtbank om een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden moeten worden geformuleerd met in achtneming van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022. [1] Dit arrest houdt in dat de beslissing of de noodzaak bestaat om verdachte op te nemen in een zorginstelling voorbehouden is aan de rechter.
Gezien de problematiek bij verdachte heeft mr. Kuijper de rechtbank verzocht om ambtshalve een zorgmachtiging af te geven. Verdachte staat er zelf achter om in het kader van verplichte zorg behandeld te worden. Het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is onwenselijk omdat verdachte bij het niet voldoen aan de voorwaarden in detentie terecht komt. Dit wringt omdat er veel moeite is gedaan om verdachte vanuit detentie in een passende instelling te laten opnemen. Verder is de raadsvrouw van oordeel dat de situatie van verdachte zonder een zorgmachtiging niet zal veranderen. Er is aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging voldaan. Het is niet gelukt om een geschikte plek voor verdachte te vinden in een vrijwillig kader. Er dreigt ernstig nadeel als verdachte niet behandeld wordt. Een crisissituatie ligt dan in de lijn der verwachting. De raadsvrouw acht de volgende onderdelen van verplichte zorg op zijn plaats:
  • allereerst is het van belang dat verdachte medicatie inneemt;
  • verder is uit de deskundigenrapporten gebleken dat verdachte goed gedijt in een hechte structuur met een beperkte mate van bewegingsvrijheid;
  • daarnaast ligt het in de rede om ter afwending van ernstig nadeel geregeld de verblijfsruimte van verdachte te laten onderzoeken op gevaarlijke voorwerpen en verdovende middelen.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] , die op dat moment bezig was met zijn werkzaamheden in de zorginstelling als hulpverlener. [slachtoffer] had het beste met verdachte voor. Door de bedreiging is [slachtoffer] gehinderd in zijn werkzaamheden.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor een bedreiging met een (nep)vuurwapen is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
Persoon van de verdachte
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 juli 2022 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport waaruit blijkt dat sprake lijkt te zijn van een patroon waarbij verdachte gewelddadig en grensoverschrijdend gedrag vertoont tegenover medebewoners en personeel van de instellingen waar hij tot nu toe verblijft. Tot op de dag van de zitting is het ondanks de inspanningen van de reclassering niet gelukt om een instelling te vinden die ingesteld is op de zorgbehoefte van verdachte. Het risico op recidive en letselschade wordt volgende de reclassering hoog ingeschat.
Het dossier bevat een medische verklaring opgemaakt door psychiater N. Ruhl van 19 juli 2022. De psychiater is tot de diagnose gekomen dat er sprake is van psychosegevoeligheid bij beneden gemiddelde intelligentie. Mogelijk is er ook sprake van een autistiforme stoornis. Het ernstig nadeel bestaat volgens de psychiater uit (dreigende) agressie naar anderen. Verdachte functioneert relatief goed in een hechte structuur. Verblijf in een zoveel mogelijk gestructureerde woonomgeving is belangrijk om risico op agressie te beperken.
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van één maand passend en geboden.
7.2.
Overwegingen ten aanzien van de zorgmachtiging
7.2.1.
Feitelijke gang van zaken
Tijdens de raadkamerzitting van 23 mei 2022 heeft de officier van justitie laten weten dat het Openbaar Ministerie voornemens was om een zorgmachtigingstraject op te starten. Tijdens de raadkamerzitting van 20 juni 2022 heeft de officier van justitie laten weten dat de stukken ter voorbereiding van de zorgmachtiging nog niet waren ontvangen. Vervolgens heeft de officier van justitie tijdens de raadkamer van 25 juli 2022 laten weten dat de stukken voor de zorgmachtiging naar verwachting eind juli gereed zouden zijn. Op 15 augustus 2022 heeft het Openbaar Ministerie de rechtbank per brief geïnformeerd dat de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging was beëindigd omdat verdachte vrijwillig meewerkt aan therapie en medicatie inname, waardoor niet wordt voldaan aan de criteria om verplichte zorg toe te passen. Daarnaast is volgens het Openbaar Ministerie het causale verband tussen de psychische stoornis en het delict niet duidelijk. Verdachte is niet meer gebaat bij een verblijf in een gestructureerde woonomgeving als het gaat om het beperken van het risico op recidive. Verplichte zorg is niet doelmatig om het recidiverisico te beperken.
7.2.2.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 2.3 van de Wfz komt de rechter de bevoegdheid toe ambtshalve een zorgmachtiging af te geven. Dat kan in bijzondere situaties zelfs in weerwil van het standpunt van de officier van justitie. Indien de strafrechter ambtshalve toepassing van artikel 2.3, eerste lid, Wfz overweegt, verzoekt hij de officier van justitie toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 5:19 eerste lid, Wvggz. Dat wil zeggen dat de officier van justitie een verzoekschrift voor een zorgmachtiging zal voorbereiden. Hij moet dus onder andere een geneesheer-directeur aanwijzen, die een zorgverantwoordelijke en een onafhankelijk psychiater zal zoeken. Of de officier van justitie een verzoekschrift indient is niet van belang, gezien artikel 2.3, eerste lid, Wfz. Daarin staat namelijk dat de strafrechter ambtshalve of na een verzoekschrift van de officier van justitie een zorgmachtiging afgeeft.
Het zorg-/behandelplan
In deze zaak ontbreekt een zorg-/behandelplan en een zorgkaart. De rechtbank destilleert uit de eerder genoemde medische verklaring en wat er besproken is op de zitting, het benodigde zorg-/behandelplan voor het kunnen afgeven van een zorgmachtiging. In de medische verklaring heeft de psychiater namelijk wel aangegeven dat het gebruik van medicatie kan worden ingezet als maatregel om ernstig nadeel te voorkomen. Daarnaast is het verblijf in een zoveel mogelijk gestructureerde woonomgeving belangrijk om het risico op agressie te beperken.
Beveiligingsniveau voldoende bij het afgeven van een zorgmachtiging?
De Wvggz heeft als doel passende zorg te realiseren. Naast opname in een reguliere GGZ-instelling kan iemand daarom met een zorgmachtiging ook opgenomen worden in een zorgsetting met een hoger beveiligingsniveau. Onderdeel daarvan kan ook beveiliging zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 23 augustus 2022, opgemaakt door [naam] , reclasseringswerker. Hieruit blijkt dat er diverse pogingen zijn gedaan om verdachte in het kader van een Indicatiestelling Forensische Zorg (hierna: IFZ) in een passende kliniek te plaatsen. Dit is tot het moment van de zitting niet gelukt. De reclassering adviseert dat er in eerste instantie behandeling dient plaatst te vinden in een zoveel mogelijk gestructureerde woonomgeving. De inschatting is dat het risico op zowel letsel als recidive zullen afnemen wanneer betrokkene zich in een setting bevindt die tegemoet komt aan zijn zorgbehoefte en waarbij er eveneens sprake is van een aangepast veiligheidsniveau. De rechtbank acht een zorginstelling met een hoger beveiligingsniveau, zoals Inforsa [adres 2] of Inforsa [adres 3] passend in de situatie van verdachte.
Conclusie: ambtshalve verlenen zorgmachtiging
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht.
Op de openbare zitting is de wenselijkheid van het verlenen van een zorgmachtiging uitgebreid aan de orde gekomen. De raadsvrouw mr. Kuijper, die ook is toegelaten tot de lijst van gespecialiseerde Wvggz advocaten, heeft bepleit een zorgmachtiging te verlenen en hoe die zorg zou moeten worden vormgegeven. Verdachte heeft zich daarbij aangesloten. De officier van justitie heeft zich in haar requisitoir daarover uitgelaten.
Deze beslissing is neergelegd in een aparte beschikking tot verlening van een zorgmachtiging, van dezelfde datum als dit vonnis.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Pistool (G6184537)
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wapen dient te worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Het inbeslaggenomen voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het bewezengeachte feit is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
één maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1 STK Pistool (G6184537)
De rechtbank
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mr. S.F. van Merwijk en mr. K. Duker rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek en mr. J.S.J.H. Spronk, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2022.
[...]

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 juli 2022,:NL:HR:2022:1027