ECLI:NL:RBAMS:2022:8433

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
71.253065-21 PV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • A.C.J. Klaver
  • M.E.M. James - Pater
  • P.K. Oosterling - van der Maarel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdoeningsvoorstel en procesafspraken in strafzaak met betrekking tot verdachte

Op 24 oktober 2022 vond de terechtzitting plaats in de Rechtbank Amsterdam, waar de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken zich boog over de zaak van de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en thans gedetineerd. De rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. A.C.J. Klaver, behandelde het afdoeningsvoorstel dat was opgesteld door het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. R. Hagemeier en mr. G. Rip. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.J.B.G. van Kleef, werd gevraagd naar zijn identiteit en zijn standpunt over het afdoeningsvoorstel. De verdachte gaf aan dat hij na veel overleg tot een punt was gekomen waar hij vrede mee had, en dat hij de gevolgen van het voorstel begreep.

De rechtbank stelde vast dat het onderzoek, zoals voorgeschreven door de Hoge Raad in een eerder arrest, opnieuw moest worden aangevangen. De voorzitter vermaande de verdachte om oplettend te zijn en deelde mee dat hij niet tot antwoorden verplicht was. De officier van justitie presenteerde het afdoeningsvoorstel, dat nog niet ondertekend was, maar waarover wel overeenstemming was bereikt. De raadsman van de verdachte gaf aan dat hij geen contact had gehad met de medeverdachten en dat zijn schakelpartner zijn raadsman was. De rechtbank benadrukte dat zij niet gebonden was aan het afdoeningsvoorstel en dat zij haar eigen verantwoordelijkheid had in de beoordeling van de zaak.

De zitting werd gekenmerkt door een zorgvuldige afweging van de procesafspraken en de rechten van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie had ingestemd met het afdoeningsvoorstel, en dat dit voorstel niet in strijd was met de eisen van een eerlijk proces. De rechtbank hield rekening met de mogelijkheid dat de uitkomst van de zaak anders zou kunnen zijn dan het afdoeningsvoorstel, en dat de verdachte recht had op rechtsbijstand en aanwezigheid bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/253065-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken op 24 oktober 2022.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
en mrs. M.E.M. James - Pater en P.K. Oosterling - van der Maarel, rechters
en mr. V.R. Hofstee, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. R. Hagemeier en mr. G. Rip, officieren van justitie (hierna: officier van justitie).
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van de verdachte, te zijn:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieadres].
Als raadsman van verdachte is aanwezig mr. L.J.B.G. van Kleef.
De zaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken met parketnummers 71/252257-21 en 71/253297-21 tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Dit proces-verbaal geeft slechts weer het verhandelde ter terechtzitting voor zover dit betrekking heeft op of relevant is voor de zaak tegen verdachte.
De rechtbank beveelt dat het ter terechtzitting van 29 augustus 2022 geschorste onderzoek opnieuw wordt aangevangen, omdat zij thans in een andere samenstelling zitting houdt.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Voor zover op deze zitting verklaringen zijn afgelegd, zijn deze steeds zakelijk weergegeven.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De voorzitter maakt melding van de e-mail die de rechtbank op 21 oktober 2022 van de officier van justitie heeft ontvangen, inhoudende een concept afdoeningsvoorstel tussen het Openbaar Ministerie en verdachte.
De officier van justitie voert het woord:
Het klopt dat het concept afdoeningsvoorstel niet ondertekend is. Met verdachte is wel overeenstemming bereikt over de inhoud, maar ten aanzien van de schikking over de ontneming loopt nog een procedure met betrekking tot de goedkeuring binnen het Openbaar Ministerie. We hopen dat dit in de komende weken afgerond zal worden. Er is wel een verband tussen voornoemde procesafspraken en de schikking over de ontneming. Het is dus mogelijk dat als het één niet lukt, de andere overeenkomst op losse schroeven komt te staan. We verwachten geen problemen met de goedkeuring.
De raadsman voert het woord:
Ik kan daar niets over zeggen. Ik kan alleen zeggen dat het mij zou verbazen als het ineenstort. Als de rechtbank het nodig acht, kunnen de formele punten op de volgende pro-formazitting op 15 november 2022 afgestreept worden.
De voorzitter maakt ook melding van de e-mail met bijlagen die de raadsman op 23 oktober 2022 naar de rechtbank heeft gestuurd. De raadsman heeft in die e-mail te kennen gegeven dat hij vandaag zal refereren aan de rapporten, opgenomen in de bijlagen.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank op de regiezitting van vandaag het onderzoek zoals door de Hoge Raad opgenomen in rechtsoverweging 5.4.3. van het arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252), zal verrichten.
De voorzitter stelt verdachte de volgende vraag:
- Kunt u zeggen hoe het afdoeningsvoorstel tot stand is gekomen en wat de gevolgen van het afdoeningsvoorstel zijn voor uw zaak?
De verdachte antwoordt als volgt:
Na heel veel heen en weer getrek, zijn we eindelijk tot een punt gekomen waar ik vrede mee heb. We moesten wachten op de uitspraak van de Hoge Raad. Die is nu duidelijk, dus konden we verder. Ik heb een uitdraai van mijn raadsman gekregen van de procesafspraken en de stand van zaken ten aanzien van het arrest van de Hoge Raad. Het is mij duidelijk. Om die reden heb ik gezegd dat ik hiermee kan leven. Het gevolg van dit afdoeningsvoorstel is dat het onherroepelijk wordt en dat ik die straf zal uitzitten. Met onherroepelijk bedoel ik dat als dat de uitspraak wordt, die ten uitvoer gelegd zal worden.
De voorzitter stelt verdachte de volgende vraag:
- Heeft u met uw raadsman overlegd over de straffen die in soortgelijke zaken normaal gesproken worden opgelegd?
De verdachte antwoordt als volgt:
Ja, we hebben het ook gehad over de strafeis die zonder afdoeningsvoorstel zou worden gedaan. Ik vind het een forse straf.
De voorzitter stelt verdachte de volgende vragen:
  • Heeft u met anderen gesproken over de procesafspraken?
  • Voelt u zich op enigerlei wijze onder druk gezet om met de procesafspraken akkoord te gaan?
De verdachte antwoordt als volgt:
Ik heb niet met andere personen gesproken over de procesafspraken. Ik heb geen contact met de medeverdachten. Mijn schakelpartner is mijn raadsman. Ik heb er natuurlijk wel met mijn gezin over gesproken. Ik heb mij absoluut niet onder druk gezet gevoeld. De officieren van justitie zijn heel redelijk geweest en hebben geen spelletjes gespeeld.
De voorzitter stelt verdachte de volgende vragen:
  • Realiseert u zich dat door het afzien van de onderzoekswensen in deze zaak geen onderzoek plaatsvindt naar - kort gezegd - de gang van zaken rondom de inbeslagneming van de SKY-data?
  • Begrijpt u dat als (andere) rechters in andere zaken zouden vaststellen dat er dingen mis zijn gegaan bij de inbeslagneming van SKY-data, dit u niet meer kan helpen, in ieder geval bij de rechtbank in eerste aanleg?
  • Begrijpt u dat er is afgesproken in de procesafspraken om geen bewijsverweren meer te voeren?
De verdachte antwoordt op vragen van de voorzitter als volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben mij ervan bewust dat als ten aanzien van de inbeslagneming van SKY-data in andere zaken onrechtmatigheden worden vastgesteld, dat mij in eerste aanleg niet meer kan helpen. Alles is duidelijk.
De voorzitter stelt verdachte de volgende vraag:
- Begrijpt u dat uw procespositie (zwijgen, bekennen, ontkennen) géén onderdeel vormt van de procesafspraken en dat het dus niet gaat om enige vorm van
plea bargaining; het afdoen van een strafzaak door een schuldbekentenis in ruil voor een lagere straf?
De verdachte antwoordt als volgt:
Ja.
De verdachte antwoordt op vragen van de jongste rechter als volgt:
De reden dat ik met het voorstel heb ingestemd is dat ik wil dat dit voorbij is. Ik wil doorgaan met mijn leven. De straf die de officieren van justitie willen eisen, is met de procesafspraken aanzienlijk korter.
De jongste rechter merkt op dat de Hoge Raad zich heeft uitgelaten over de situatie waarin de rechtbank een uitspraak doet die anders is dan hetgeen is neergelegd in het afdoeningsvoorstel. Dit zou kunnen betekenen dat de rechtbank tot een hogere straf komt. In dat geval moeten procespartijen volgens de Hoge Raad in de gelegenheid gesteld worden om zich hierover uit te laten. Indien de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan in het afdoeningsvoorstel is opgenomen, is het voorstelbaar dat de verdediging van die gelegenheid geen gebruik zal willen maken. De jongste rechter vraagt de officier van justitie hoe het Openbaar Ministerie hier tegenaan kijkt.
De officier van justitie voert het woord:
Ik stel mij voor dat het Openbaar Ministerie in dat geval een termijn krijgt van veertien dagen om zich daarover uit te laten. Als de uitspraak van de rechtbank ‘wezenlijk anders’ is, kan ik mij voorstellen dat het Openbaar Ministerie zich zal beraden hoger beroep in te stellen. Wat moet worden verstaan onder ‘wezenlijk anders’, kan ik niet op voorhand zeggen.
De raadsman voert het woord:
Een ‘wezenlijk andere’ uitspraak, zal neerkomen op een hogere straf.
De jongste rechter vraagt de procespartijen hoe zij ertegenaan kijken als de rechtbank ambtshalve vindt dat er nader onderzoek verricht moet worden in verband met de SKY-problematiek of als de Hoge Raad – naar aanleiding van prejudiciële vragen – daarover een oordeel geeft.
De officier van justitie voert het woord:
Het is aan de rechtbank om te gelasten dat er onderzoekshandelingen verricht moeten worden.
De raadsman voert het woord:
Mijn indruk is dat de rechtbank een dergelijk verzoek niet snel honoreert, laat staan ambtshalve bepaalt. Uw rechtbank zal te zijner tijd moeten bekijken wat een eventuele uitspraak in andere SKY-ECC zaken zal betekenen voor de te nemen beslissing in de zaak van mijn cliënt.
De raadsman overhandigt zijn pleitnotities aan de rechtbank. Deze pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en de inhoud ervan geldt als hier ingevoegd.
(…)
De officier van justitie verzet zich tegen inwilliging van dit verzoek.
(…)
Nadat de rechtbank in raadkamer heeft beraadslaagd, deelt de voorzitter als beslissing van de rechtbank het volgende mee.
(…)
het onderzoek zoals door de Hoge Raad voorgeschreven in rechtsoverweging 5.4.3. van het arrest van 27 september 2022 is verricht en de rechtbank is op dit moment voorshands van oordeel dat de verdachte in de concrete omstandigheden van dit geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Dat geldt voor verdachte indien het afdoeningsvoorstel definitief wordt.
De rechtbank sluit zich aan bij de uitgangspunten die de Hoge Raad in zijn arrest van 27 september 2022 uiteen heeft gezet. Dat betekent dat:
  • de rechtbank geen partij is bij het afdoeningsvoorstel en daar ook niet aan gebonden is;
  • de rechtbank een eigen verantwoordelijkheid behoudt dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvindt overeenkomstig de wet, in het bijzonder de artikelen 348 en 350 Sv en de eisen van een eerlijk proces. Dit betekent dat de rechtbank tot een uitspraak kan komen die in overeenstemming is met de procesafspraken, maar ook dat de rechtbank daarvan kan afwijken. De rechtbank hoeft bijvoorbeeld niet te komen tot een bewezenverklaring overeenkomstig het afdoeningsvoorstel. Ook kan de rechtbank, als zij van oordeel is dat de afdoening van de zaak in lijn met de procesafspraken zou leiden tot een uitkomst die niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, een beslissing nemen die afwijkt van het afdoeningsvoorstel;
  • verdachte dient voorzien te blijven van rechtsbijstand;
  • verdachte aanwezig is bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak;
  • de rechtbank het voorstel, dat een processtuk is, moet betrekken bij de beantwoording van de vragen uit de artikelen 348 en 350 Sv.
Desgevraagd geeft de officier van justitie te kennen voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak een bewijsmiddelenoverzicht toe te sturen. Daarnaar zal worden verwezen in het requisitoir, dat relatief kort is. De officier van justitie verwacht voor het requisitoir ongeveer een half uur tot driekwartier de tijd nodig te hebben.
De raadsman geeft te kennen dat de verdediging ongeveer een half uur tot veertig minuten de tijd nodig heeft voor het pleidooi.
(…)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.