ECLI:NL:RBAMS:2022:8463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/13/680888 / FA RK 20-1223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2022 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de wijziging van het gezag en de omgangsregeling tussen een man en een vrouw met betrekking tot hun minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y.M. Schrevelius, verzocht om gezamenlijk gezag over het kind, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J. van Ommeren, zich verzette tegen dit verzoek. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in deze procedure en heeft advies gegeven over de situatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder een omgangsregeling was vastgesteld, maar dat de communicatie tussen de ouders tekortschiet. De man heeft aangegeven dat hij een goede band heeft opgebouwd met het kind en dat hij meer betrokkenheid wenst. De vrouw daarentegen heeft twijfels over de emotionele band van de man met het kind en heeft het verzoek tot wijziging van het gezag afgewezen. De Raad heeft geadviseerd dat het in het belang van het kind is dat de man en het kind elkaar eerst goed leren kennen voordat gezamenlijk gezag kan worden overwogen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de man om gezamenlijk gezag afgewezen, maar heeft wel de omgangsregeling uitgebreid. De man zal het kind voortaan om de veertien dagen van vrijdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur bij zich hebben, en in de weken zonder weekendregeling op vrijdag van 10:00 uur tot 19:00 uur. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/680888 / FA RK 20-1223 (HH/LS)
Beschikking van 16 maart 2022 betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Y.M. Schrevelius te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.G.J. van Ommeren te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 november 2020, welke beschikking als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, is vervangende toestemming verleend aan de man om de minderjarige te erkennen, een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige bepaald en is de behandeling omtrent het gezag en de kinderbijdrage aangehouden tot 24 mei 2021. De zaak is nadien voor vier maanden aangehouden om de vreemdelingenzaak van de man af te wachten, totdat er meer duidelijk zou zijn over de verblijfsstatus van de man en zijn terugkeer op de arbeidsmarkt.
1.2.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • Een F9-formulier van de man, ingekomen op 19 mei 2021;
  • Een brief van de vrouw, d.d. 18 juni 2021;
  • Een brief van de vrouw, d.d. 1juli 2021.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022.
Verschenen zijn:
  • De man met zijn advocaat;
  • De vrouw met haar advocaat;
  • mw. [naam] namens de Raad.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen toegezegd te zullen bekijken of mediation een geschikt middel is om hun geschil omtrent de wijziging van het gezag en de omgangsregeling op te lossen.
1.5.
Na de mondelinge behandeling zijn, zoals afgesproken, nog de volgende stukken ontvangen:
  • Een F9-formulier d.d. 28 februari 2022 van de zijde van de vrouw;
  • Een F9-formulier d.d. 1 maart 2022 van de zijde van de man.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Uit de berichten van partijen die na de mondelinge behandeling zijn binnen gekomen volgt dat partijen de mediation niet wensen voort te zetten, en zij verzoeken de rechtbank om een beslissing te nemen.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw het verzoek tot het vaststellen van een kinderbijdrage ingetrokken. Gebleken is dat de man geen inkomen heeft en zodoende niet in staat is tot het betalen van een kinderbijdrage.
2.3.
Thans dient de rechtbank nog te beslissen omtrent de omgangsregeling en het gezag.
2.4.
De man meent, ondanks dat er nog verbetering mogelijk is in de communicatie – dat de man een zodanige band heeft opgebouwd met [minderjarige] en de vrouw dat er geen redenen zijn om hem het gezag te ontzeggen. De man verzoekt dan ook om hem mede te belasten met het gezag. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man naar voren gebracht dat de omgangsregeling inmiddels al een tijdje loopt. De man ziet [minderjarige] een weekend in de twee weken, en dat is steeds goed gegaan. Daarnaast delen partijen de vakanties. Af en toe is de omgang niet door gegaan en de man zou dan gecompenseerd willen worden. Daarnaast zou de man [minderjarige] vaker willen zien. De man stelt voor om de omgang als volgt uit te breiden:
  • in de week dat hij geen omgangsweekend heeft verzoekt de man [minderjarige] op vrijdag bij zich te hebben van ‘s ochtends 10:00 uur tot ’s avonds 19:00 uur, waarbij de man haalt en brengt;
  • daarnaast zou de man het omgangsweekend ook willen uitbreiden, dus van vrijdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur.
De man is in een procedure over zijn verblijfsvergunning, in dat kader is het ook van belang dat er een echte omgang loopt, zodat de IND er ook geen reden ziet om hem geen verblijf te geven. Dit is echter niet de reden waarom de man het gezamenlijk gezag en uitbreiding van de omgang wenst.
2.5.
De vrouw stelt dat er naast de paar omgangsmomenten in de weekenden helemaal geen contact is tussen de man en [minderjarige] . De man heeft niets laten weten toen [minderjarige] ziek was en toen hij jarig was, en krijg na de omgangsmomenten geen enkele terugkoppeling. De omgangsregeling verloopt aldus zeer stroef, maar het is niet juist dat de vrouw hier de oorzaak van is. De vrouw blijft bij haar standpunt dat de man geen emotionele band heeft met [minderjarige] en dit slechts gebruikt voor zijn verblijfsvergunning. De vrouw handhaaft haar verzoek om het verzoek van de man om wijziging van het gezag naar het gezamenlijk gezag af te wijzen. Zij verzoekt de rechtbank om de Raad onderzoek te laten doen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat zij van de man wenst dat hij meer betrokken is bij [minderjarige] en meer initiatief toont. De vrouw heeft verder aangegeven geen bezwaar te hebben tegen uitbreiding van de omgang.
2.6.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Het is een compliment waard dat er al omgang loopt. De Raad begrijpt dat de man meer contact wil, de frequentie is van de omgang is van belang. De Raad begrijpt ook dat de vrouw meer betrokkenheid wenst van de man. De Raad ziet twee ouders die het beste willen voor hun kind en hoopt dat ze er met behulp van bijvoorbeeld mediation uit kunnen komen. De Raad meent dat er op dit moment nog geen sprake kan zijn van gezamenlijk gezag. Alles is nog heel erg pril en het is nog niet zeker dat man in Nederland kan blijven. Bij gezamenlijk gezag op afstand voorziet de Raad eigenlijk alleen maar problemen. De Raad acht het wenselijk dat de man en [minderjarige] elkaar eerst goed leren kennen, voordat er gezamenlijk gezag komt.
Gezag
2.7.
Op grond van artikel 1:253c, eerste en tweede lid Burgerlijk Wetboek (BW), kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
a. a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.8.
De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen. Uit de stukken en uit de verklaringen van partijen blijkt dat, hoewel de omgang loopt, er nauwelijks tot geen communicatie is tussen partijen. Daarnaast is de verblijfsstatus van de man nog onbekend, en de rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige] dat partijen het gezag zullen delen indien zij niet in hetzelfde land verblijven. De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de Raad dat het wenselijk is dat de man en [minderjarige] elkaar eerst leren kennen en dat er zekerheid komt omtrent zijn verblijfsstatus.
Omgangsregeling
2.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu de vrouw geen bezwaar heeft tegen het verzoek tot uitbreiding van de omgang, zal de rechtbank het voorstel van de man toewijzen.
2.10.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt in het kader van een omgangsregeling dat de man [minderjarige] bij zich zal hebben:
  • Een keer per veertien dagen van vrijdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur;
  • In de week dat er geen weekendregeling is op vrijdag van 10:00 uur tot 19:00 uur;
waarbij de man [minderjarige] haalt en brengt;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H.P.E. Has, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. Sol, griffier, op 16 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).