ECLI:NL:RBAMS:2022:8543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/13/717993 / HA RK 22-149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht inzake reflectieonderzoek zonnepanelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2022 een beschikking gegeven in een civiele procedure waarin verzoekers, eigenaren van een appartement, een voorlopig deskundigenbericht hebben verzocht. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van hinder die zij ondervinden van de reflectie van zonnepanelen die zijn geplaatst op de daken van de woningen van verweerders. De verzoekers stellen dat deze reflectie onrechtmatige hinder veroorzaakt in de zin van artikel 5:37 en artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de mate, ernst en duur van de reflectie van de zonnepanelen te bepalen. De rechtbank heeft de deskundige Dick Willem Bruil van Rom3D B.V. benoemd om dit onderzoek uit te voeren. De deskundige moet de aard, ernst en duur van de reflectie in de periode van februari tot en met mei en van augustus tot en met half november onderzoeken, evenals de mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden om de hinder te verminderen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verzoekers het voorschot op de kosten van de deskundige moeten betalen en dat zij hun procesdossier aan de deskundige moeten overhandigen. De beschikking benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/717993 / HA RK 22-149
Beschikking van 10 november 2022
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. P. Feenstra te Zoetermeer,
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. M.W.P. Buers Bakker te Alkmaar,
2.
[verweerder 2],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
advocaat mr. M.W.P. Buers Bakker te Alkmaar,
3.
[verweerder 3],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
verschenen in persoon.
Verzoekers zullen hierna gezamenlijk [verzoekers] worden genoemd. Verweerders 1 en 2 zullen hierna gezamenlijk [verweerder 1 en 2] worden genoemd en verweerder 3 [verweerder 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties, ingekomen ter griffie op 27 mei 2022,
  • de tussenbeschikking 7 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het verweerschrift van [verweerder 1 en 2] , ingekomen ter griffie op 29 juli 2022,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 16 augustus 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekers] is eigenaar van het appartement aan de [adres 1] .
2.2.
[verweerder 1 en 2] is eigenaar van de woning aan de [adres 2] en [verweerder 3] is eigenaar van de woning aan de [adres 3] .
2.3.
In 2020 heeft [verweerder 1 en 2] negen zonnepanelen en [verweerder 3] 12 zonnepanelen laten plaatsen op het dak aan de achterkant van hun woning aan de noordoostzijde. Aan de voorkant van de woning lagen bij zowel [verweerder 1 en 2] als [verweerder 3] al langer zonnepanelen.
2.4.
[verzoekers] heeft vanuit zijn hoger gelegen appartement zicht op de daken van de woningen van [verweerder 1 en 2] en [verweerder 3] zoals in deze afbeelding is gevisualiseerd:
(afbeelding afkomstig uit het Bezonningsonderzoek van iTX BouwConsult, productie 5 bij het verzoekschrift)
2.5.
Op 18 januari 2022 heeft de heer dr.ir. L. Aanen van onderzoeksbureau Peutz in opdracht van [verzoekers] een reflectieonderzoek verricht. De conclusie van dit onderzoek van 18 januari 2022 is – kort samengevat – dat gedurende ongeveer vijf maanden meer dan 1,5 uur per dag de intensiteit van de optredende reflectie boven de 20.000 cd/m2 kan liggen.
2.6.
In opdracht van [verweerder 1 en 2] heeft de heer ir. R.A. Albers van iTX BouwConsult, een bezonningsonderzoek laten verrichten naar mogelijke reflecties van de zonnepanelen op het dak van de woning van [verweerder 1 en 2] . De conclusie van het rapport van 9 mei 2022 luidt – kort samengevat – dat er twee perioden zijn waarbinnen de reflectie van de zonnepanelen waarneembaar is, in het voorjaar van 10 tot en met 25 maart en in het najaar van 17 september tot 1 oktober, dat de reflecties mogelijk zijn, maar dat de duur van deze reflecties in tijd gemeten beperkt is, en de reflecties met name boven zithoogte zichtbaar zijn.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen, waarbij een deskundige de mate, ernst en duur van reflectie van zonnepanelen zal bepalen.
3.2.
[verzoekers] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij hinder ondervindt van de reflectie van de zonnepanelen op de achterzijde op de daken van de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] . [verzoekers] stelt dat sprake is van onrechtmatig hinder in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 6:162 BW. Het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht is noodzakelijk omdat [verweerder 1 en 2] en [verweerder 3] betogen dat er geen sprake is van onrechtmatig hinder en de rapporten van de partijdeskundigen elkaar op dit punt tegenspreken. [verzoekers] acht het noodzakelijk om het voorlopig deskundigenbericht te gelasten om zijn bewijspositie en de rechtspositie tussen partijen nader te kunnen vaststellen.
3.3.
[verweerder 1 en 2] en [verweerder 3] verzetten zich niet tot het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, maar [verweerder 1 en 2] heeft wel enkele bezwaren tegen de voorgestelde vragen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) strekt (onder meer) tot het vergaren van bewijs ten behoeve van een partij die een procedure overweegt.
De doelstelling van een voorlopig deskundigenonderzoek is een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en zo beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen. De rechter moet het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel toewijzen, als dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd is met de goede procesorde, van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt of het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (zie HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610 rov. 3.4 en HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:482, rov. 3.3.2.).
4.2.
Zowel [verweerder 1 en 2] als [verweerder 3] hebben geen verweer gevoerd tot het gelasten van voorlopig deskundigenbericht. Het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en van (een van) in 4.1 genoemde uitzonderingen is niet gebleken. Dit betekent dat het verzoek zal worden toegewezen.
De deskundige
4.3.
Op de mondelinge behandeling van 16 augustus 2022 is besproken (zoals opgenomen in het proces-verbaal) dat de rechtbank de deskundigen Kraak & Tack zou benaderen of zij een reflectieonderzoek kunnen uitvoeren en of zij ten opzichte van partijen vrijstaan. De rechtbank heeft contact gehad met Kraak & Tack. Helaas deelden zij mee onvoldoende expertise te hebben om de door partijen voorgestelde vraag over de te treffen maatregelen om de reflectie van zonlicht op te heffen of te verminderen, te beantwoorden.
De rechtbank heeft vervolgens op 24 augustus 2022 partijen verzocht om met een gezamenlijk voorstel voor een deskundige te komen. Partijen zijn er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over een gezamenlijke deskundige maar hebben op 7 september 2022 ieder hun een eigen voorstel gedaan. [verweerder 1 en 2] heeft ROM3D voorgesteld, waarbij [verweerder 3] zich heeft aangesloten. [verzoekers] heeft Tüv Rheinland voorgesteld en bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een deskundige van ROM3D.
4.4.
De rechtbank heeft vervolgens Tüv Rheinland benaderd. Uit contact met mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] van Tüv Rheinland bleek dat mevrouw [naam 1] het deskundigenrapport alleen in het Engels kan opstellen. De rechtbank achtte dit voorshands niet wenselijk, omdat dit zou betekenen dat de processtukken, eventuele correspondentie tussen de deskundige en partijen en het (concept en definitief) deskundigenrapport zouden moeten worden vertaald en dat aan het opstellen van het deskundigenonderzoek extra kosten zouden zijn verbonden. Bij bericht van 30 september 2022 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. Ook heeft de rechtbank bericht dat zij contact zou opnemen met het door [verweerder 1 en 2] voorgestelde Rom3D om te vragen of zij in staat en bereid is het deskundigenonderzoek te verrichten.
4.5.
Zowel [verweerder 3] als [verweerder 1 en 2] hebben vervolgens laten weten (op respectievelijk 30 september en 3 oktober 2022) dat zij akkoord waren met benoeming van Rom3D als deskundige. [verzoekers] heeft op 5 oktober 2022 laten weten dat hij primair de voorkeur blijft geven aan benoeming van mevrouw [naam 1] tot deskundige, maar dat als de rechtbank echter een en ander toch onwenselijk zou achten, hij dan ook akkoord kon gaan met benoeming van Rom3D.
4.6.
De rechtbank acht het niet wenselijk dat het deskundigenrapport zal worden opgesteld in het Engels om de hiervoor in 4.4. genoemde redenen. Een deskundige die het rapport in het Nederlands kan opstellen heeft daarom de voorkeur. Aangezien uit het in 4.5 genoemde bericht van 5 oktober 2022 van [verzoekers] volgt dat hij uiteindelijk ook kan instemmen met de benoeming van Rom3D, heeft de griffier telefonisch en schriftelijk contact opgenomen met Rom3D. De heer Bruil van Rom3D heeft aan de griffier meegedeeld het deskundigenonderzoek te kunnen verrichten en vrij te staan ten opzichte van partijen. De heer Bruil zal zoals in de beslissing is vermeld, daarom worden benoemd als deskundige.
De vragen
4.7.
Vervolgens moet worden bepaald welke vragen aan de deskundige worden gesteld. Partijen hebben vragen geformuleerd en over en weer bezwaar gemaakt tegen een deel van de door de andere partij voorgestelde vragen.
4.8.
[verzoekers] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat er sprake is van onrechtmatig hinder. In artikel 5:37 BW, op welk artikel [verzoekers] zijn vordering heeft gebaseerd, is bepaald dat hinder onrechtmatig is, indien wordt voldaan aan de eisen die daaraan in artikel 6:162 BW worden gesteld. Uit vaste rechtspraak volgt dat het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatig hinder afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen (Hoge Raad 21 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823).
4.9.
Het voorgaande houdt in dat als de zonlichtreflecties hinder veroorzaken, dit nog niet automatisch betekent dat er sprake is van onrechtmatige hinder. Dat hangt af van onder meer de aard, de ernst en duur van de reflecties. Het is aan de rechter om in een eventuele op het deskundigenonderzoek volgende procedure een juridisch oordeel te geven of de hinder onrechtmatig is. Het deskundigenbericht dient dan om de rechter voor te lichten. De deskundige mag geen juridisch oordeel geven over de (on)rechtmatigheid van de hinder die door de zonlichtreflecties wordt veroorzaakt. Daarom zal de door [verzoekers] voorgestelde vraag 1 of er sprake is van ernstige reflectiehinder als gevolg van de aanwezigheid van zonnepanelen worden aangepast op de in de beslissing vermelde wijze. Verder is de periode waarin en de ruimten waar de reflecties zichtbaar zijn in het appartement van [verzoekers] gespecificeerd.
4.10.
Verder is voor de in 4.8 omschreven belangenafweging relevant wat de kosten zijn van eventueel door [verzoekers] als [verweerder 1 en 2] en [verweerder 3] te nemen maatregelen van ter voorkoming van schade. Daarom ziet de rechtbank aanleiding de door [verzoekers] voorgestelde vraag 3 over welke maatregelen [verweerder 1 en 2] en [verweerder 3] kunnen nemen om de hinder op te heffen, aan te passen op de in de beslissing vermelde wijze.
4.11.
Ook heeft de rechtbank, op verzoek van [verweerder 1 en 2] , de in de beslissing vermelde vraag 2 toegevoegd over de mate waarin de reflectie wordt veroorzaakt door de zonnepanelen van [verweerder 1 en 2] en door de zonnepanelen van [verweerder 3] .
4.12.
Voor zover de deskundige aanvullend onderzoek noodzakelijk acht voor de beantwoording van de aan hem voorgelegde vragen moet hij hiervoor vooraf schriftelijk toestemming vragen aan beide partijen.
4.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [verzoekers] moeten worden betaald.
4.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.15.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wat is de aard, ernst en duur van de reflectie van het zonlicht in de periode februari tot en met mei en augustus tot en met half november door de negen zonnepanelen op het dak van de woning aan de [adres 2] en de 12 zonnepanelen op het dak van de woning aan de [adres 3] voor het appartement Praterlaan 76 met name in de woonkamer, keuken, studeerkamer en balkon?
In hoeverre wordt de reflectie veroorzaakt door de zonnepanelen op het dak van de woning aan de [adres 2] en in hoeverre door de zonnepanelen op het dak van de woning aan de [adres 3] ? Of bestaat daarin geen verschil?
Kunt u aangeven welke maatregelen door de eigenaren van de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] en de eigenaren van het appartement [adres 1] getroffen kunnen worden om de reflectie van het zonlicht op te heffen of te verminderen? Wat zijn de te verwachten effecten van eventuele maatregelen? Wat zijn de kosten van eventuele maatregelen? Kunt u bij beantwoording van deze vraag tevens aangeven of er alternatieven bestaan (bijvoorbeeld panelen met ontspiegelend glas)?
Zijn er voor het overige nog zaken die u voor de beoordeling door de rechter van belang acht?
5.2.
benoemt tot deskundige:
De heer Dick Willem Bruil,
Rom3D B.V.
adres: [adres 4]
telefoon: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres]
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.4.
bepaalt dat [verzoekers] het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat [verzoekers] hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.