Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2022, vorderen eisers, bestaande uit de heer [eiser 1] en mevrouw [eiser 2], betaling van een restantbedrag van € 14.800,- op basis van een eerder gesloten overeenkomst met gedaagde. Deze overeenkomst, die op 13 maart 2021 werd gesloten, hield in dat gedaagde erkende een schuld van € 16.000,- te hebben aan de familie van eisers, met een betalingsregeling voor maandelijkse aflossingen. Gedaagde heeft echter de betalingen gestaakt en betwist de verplichting tot betaling van het resterende bedrag, stellende dat hij de overeenkomst onder druk heeft ondertekend en dat er sprake is van misbruik van omstandigheden.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde geen bewijsaanbod gedaan voor zijn stelling van misbruik van omstandigheden, waardoor het beroep op vernietiging van de overeenkomst niet slaagt. Daarnaast heeft gedaagde aangevoerd dat eisers misbruik maken van recht en dat de nakomingsvordering onaanvaardbaar is, maar ook dit verweer wordt door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de vordering van eisers onaanvaardbaar maken, en dat gedaagde gehouden is aan de betalingsverplichting uit de overeenkomst.
De kantonrechter heeft de vordering van eisers toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 14.800,-, vermeerderd met wettelijke rente. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat de aanmaningsbrief niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Gedaagde is tevens veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 1.568,74. De termijn voor het instellen van hoger beroep begint te lopen vanaf de datum van de uitspraak.