ECLI:NL:RBAMS:2022:8657

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
9866452 CV EXPL 22-6208
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsregeling en verweer tegen misbruik van omstandigheden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2022, vorderen eisers, bestaande uit de heer [eiser 1] en mevrouw [eiser 2], betaling van een restantbedrag van € 14.800,- op basis van een eerder gesloten overeenkomst met gedaagde. Deze overeenkomst, die op 13 maart 2021 werd gesloten, hield in dat gedaagde erkende een schuld van € 16.000,- te hebben aan de familie van eisers, met een betalingsregeling voor maandelijkse aflossingen. Gedaagde heeft echter de betalingen gestaakt en betwist de verplichting tot betaling van het resterende bedrag, stellende dat hij de overeenkomst onder druk heeft ondertekend en dat er sprake is van misbruik van omstandigheden.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde geen bewijsaanbod gedaan voor zijn stelling van misbruik van omstandigheden, waardoor het beroep op vernietiging van de overeenkomst niet slaagt. Daarnaast heeft gedaagde aangevoerd dat eisers misbruik maken van recht en dat de nakomingsvordering onaanvaardbaar is, maar ook dit verweer wordt door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de vordering van eisers onaanvaardbaar maken, en dat gedaagde gehouden is aan de betalingsverplichting uit de overeenkomst.

De kantonrechter heeft de vordering van eisers toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 14.800,-, vermeerderd met wettelijke rente. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat de aanmaningsbrief niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Gedaagde is tevens veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 1.568,74. De termijn voor het instellen van hoger beroep begint te lopen vanaf de datum van de uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 9866452 CV EXPL 22-6208
Proces-verbaal van mondeling vonnis, gehouden op 16 september 2022
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie,
gemachtigde [gemachtigde 1] ,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
gemachtigde [gemachtigde 2] .
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van de kantonrechter van 2 augustus 2022.
Aanwezig zijn mr. N.C.H. Blankevoort, kantonrechter, en mr. T. Kok, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- de heer [eiser 1] voornoemd;
- mevrouw [eiser 2] voornoemd;
- [gemachtigde 1] voornoemd;
- [gedaagde] voornoemd;
- [gemachtigde 2] voornoemd.
In deze zaak heeft vandaag een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden. De kantonrechter heeft bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan. De kantonrechter doet de volgende uitspraak.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Op 13 maart 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten waarin staat dat [gedaagde] erkent € 16.000,- verschuldigd te zijn aan de familie [eisers] (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst is een betalingsregeling afgesproken die inhoudt dat [gedaagde] het voornoemde bedrag in maandelijkse termijnen afbetaalt, bij gebreke waarvan het restant bedrag direct opeisbaar wordt. De achtergrond van deze overeenkomst is kort gezegd een lening die de moeder van [eisers] in het verleden aan [gedaagde] heeft verstrekt, maar dat is voor de beoordeling van de vorderingen niet relevant meer, omdat de rechtsverhouding van partijen door de hiervoor genoemde overeenkomst vernieuwd is.
1.2.
Omdat [gedaagde] is gestopt met het betalen van de maandelijkse termijnen, vorderen [eisers] betaling van de resterende hoofdsom van € 14.800,-. [gedaagde] vindt dat hij daartoe niet verplicht is. Hij voert de volgende verweren.
1.3.
[gedaagde] stelt dat hij de overeenkomst onder druk heeft ondertekend. Hij zou zijn spullen die nog in het huis van de moeder van [eisers] stonden alleen terug krijgen van de heer [eiser 1] als hij de overeenkomst zou ondertekenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [gedaagde] daarom een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden (dat staat omschreven in artikel 3:44 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek). [eisers] hebben betwist dat [gedaagde] de overeenkomst onder druk heeft ondertekend. De spullen stonden volgens hen niet meer bij hun moeder toen de overeenkomst werd ondertekend. Gelet op deze betwisting is het op grond van de wet aan [gedaagde] om zijn stelling te bewijzen. Maar [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling geen bewijsaanbod gedaan van zijn stelling dat sprake was van misbruik van omstandigheden. Dat betekent dat het beroep van [gedaagde] op misbruik van omstandigheden en vernietiging van de overeenkomst niet slaagt.
1.4.
[gedaagde] heeft ook het verweer gevoerd dat [eisers] misbruik maakt van recht, dan wel dat de nakomingsvordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gelet op de hele voorgeschiedenis van de overeenkomst en de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] . Ook dit verweer slaagt niet. Partijen hebben een overeenkomst gesloten waaruit volgt dat [gedaagde] een betalingsverplichting heeft aan [eisers] Alleen onder bijzondere omstandigheden kan de bevoegdheid van [eisers] om nakoming te vorderen van die afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De kantonrechter kan een vordering tot nakoming alleen in uitzonderlijke omstandigheden onaanvaardbaar verklaren. Van zulke bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken; de omstandigheid dat [gedaagde] van een AOW-uitkering moet rondkomen vormt niet een zodanige omstandigheid.
1.5.
Het voorgaande betekent dat de overeenkomst tussen partijen geldt en dat het restant van € 14.800,- opeisbaar is. De hoofdvordering van [eisers] wordt daarom toegewezen. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 14.800,-. Over dit bedrag zal de gevorderde wettelijke rente als onbetwist worden toegewezen. Dat betekent dat er € 567,67 aan wettelijke rente tot aan 3 mei 2022 (de datum van de dagvaarding) wordt toegewezen, plus de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag waarop [gedaagde] de € 14.800,- helemaal heeft betaald.
1.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.116,83 worden afgewezen, omdat de aanmaningsbrief van 11 februari 2022 niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
1.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [eisers] worden tot nu toe begroot op:
- dagvaarding € 129,74
- griffierecht € 693,00
- salaris advocaat € 746,00 (2,0 punten x tarief € 373,00)
Totaal € 1.568,74
1.8.
De termijn voor het instellen van hoger beroep begint te lopen vanaf 16 september 2022. De kantonrechter geeft partijen in overweging dat zij nog steeds een betalingsregeling met elkaar kunnen afspreken.

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 14.800,00 (zegge: veertienduizendachthonderd euro), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 567,67 aan wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW,
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot vandaag de dag begroot op € 1.568,74 inclusief verschuldigde btw,
2.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
2.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan proces-verbaal,