ECLI:NL:RBAMS:2022:878

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/3923
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift in Ziektewetzaak met hersteltermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Ziektewet. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Amrani, had een uitkering op grond van de Ziektewet aangevraagd, maar zijn verzoek werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 15 februari 2022, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende concrete gronden had aangevoerd in zijn bezwaarschrift. Hoewel eiser stelde dat de gronden summier waren, was er volgens de rechtbank geen sprake van voldoende onderbouwing. Eiser had een hersteltermijn van één week gekregen om zijn bezwaren te concretiseren, maar had hier geen gebruik van gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de gegeven hersteltermijn niet onredelijk was, gezien de aard van de Ziektewetzaken en het feit dat eiser professionele bijstand had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3923
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M. Amrani),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] )

Procesverloop

Met een besluit van 17 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een uitkering op grond van de Ziektewet afgewezen.
Met een besluit van 24 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 15 februari 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft zich op 24 maart 2021 ziekgemeld vanuit zijn WW-uitkering. Met het primaire besluit wijst verweerder de ziekmelding, en daarmee de toekenning van een Ziektewetuitkering, af. Eiser heeft op 27 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Met een brief van 9 juni 2021 geeft verweerder eiser tot en met 16 juni 2021 om de gronden van het bezwaar aan te leveren. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet aan de wettelijke vereisten voldoet, nu niet wordt aangegeven waarom eiser het niet eens is met de beslissing.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser één week, te weten 9 juni 2021 tot en met 16 juni 2021, de mogelijkheid heeft gekregen om het verzuim in het bezwaarschrift te herstellen.
4. Eiser voert aan dat hoewel de gronden bij het bezwaarschrift summier waren, niet kan worden gesteld dat er helemaal geen gronden waren. Gezien het omvangrijke dossier dat verweerder van eiser heeft, had verweerder bovendien kunnen weten waarom eiser het niet eens was met de beslissing. Daarnaast voert eiser aan dat hij de gegeven hersteltermijn van één week onredelijk vindt.
5. De rechtbank dient eerst te beoordelen of de gronden bij het bezwaarschrift voldoende concreet zijn. In het bezwaarschrift heeft eiser aangevoerd: ‘
Eiser is in ieder geval van mening dat het besluit strijdig is met zowel de wet als de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Dit besluit kan dan ook rechtens niet in stand blijven’. Volgens de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is een onvoldoende grond voor bezwaar de enkele, niet toegelichte stelling, dat de beslissing in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur komt en dan met name het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Het bezwaarschrift dient, hoe summier ook verwoord, een concrete bezwaargrond te bevatten. [1] De rechtbank ziet geen ruimte of aanleiding van deze lijn in de rechtspraak af te wijken. Dit betekent dat de gronden die eiser aanvoert onvoldoende concreet zijn en verweerder dus terecht een hersteltermijn heeft geboden om gronden in te dienen.
6. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de gegeven hersteltermijn van één week onredelijk is. Een hersteltermijn van één week voor Ziektewetzaken die uitsluitend over het bestaan en voortbestaan van de ongeschiktheid gaan, is volgens vaste rechtspraak niet onredelijk. [2] De bezwaartermijn voor dit soort beslissingen is immers ook kort, namelijk twee weken. [3] De rechtbank overweegt dat een hersteltermijn van één week, zelfs bij dit soort beslissingen, vrij kort is. De rechtbank vindt deze termijn dan ook niet per definitie redelijk. Zo zijn er uitspraken bekend waar geoordeeld is dat de hersteltermijn van één week onredelijk is, omdat onder andere sprake is van tijdsverlies bij verzending per post van de herstelbrief, waardoor voor eiser nog maar drie dagen resteerde om de gronden in te dienen. [4] Anders dan in die zaak heeft eiser in deze zaak echter helemaal geen gronden ingediend en ook geen uitstel verzocht. De rechtbank ziet hierdoor in deze zaak geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de hersteltermijn van één week. De rechtbank weegt daarbij mee dat eiser professionele bijstand heeft. Het is de taak van een advocaat om ervoor te zorgen dat een bezwaarschrift aan de wettelijke eisen voldoet, althans ervoor zorg draagt dat een verzuim tijdig – desnoods na een daartoe aangevraagd en verleend uitstel – wordt hersteld. Verweerder heeft het bezwaar dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van I.G.A. Karregat, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 31 oktober 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB7463.
2.Zie de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5989.
3.Artikel 75k Ziektewet.
4.Zie de uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juni 2005, ECLI:NL:RBSGR:2005:3128.